ECLI:NL:TGDKG:2014:85 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW897.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:85
Datum uitspraak: 13-05-2014
Datum publicatie: 11-06-2014
Zaaknummer(s): GDW897.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Beslagvrije voet. De (collega-)gerechtsdeurwaarder die het eerste executoriale beslag heeft gelegd zorgt voor verdeling en bepaalt de hoogte van de beslagvrije voet. Voor wat betreft het beslag op de uitkering kon de gerechtsdeurwaarder klager dus inderdaad verwijzen naar zijn collega. Maar de gerechtsdeurwaarder moet als eerste executoriale beslaglegger onder de Belastingdienst wel degelijk rekening houden met de voor klager geldende beslagvrije voet en daarover zo nodig afstemming zoeken met de collega die op het andere inkomen (uitkering) beslag heeft gelegd. Dit om te voorkomen dat voor klager een inkomen onder de beslagvrije voet overblijft. Klacht gegrond verklaard, maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 13 mei 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 897.2013 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 6 november 2013, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 17 december 2013, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 maart 2014. Beide partijen zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 13 mei 2014.

1. De feiten

Ten laste van klager zijn twee beslagen gelegd op diens uitkering. Een collega van de gerechtsdeurwaarder is eerste beslaglegger en de gerechtsdeurwaarder heeft zijn vordering bij die collega ingediend ter verdeling. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd op de voorlopige teruggaaf onder de Belastingdienst.  

2.  De klacht

Volgens klager past de gerechtsdeurwaarder ten onrechte geen beslagvrije voet toe bij het beslag op de heffingskorting. Klager is alleenverdiener. Zijn beslagvrije voet is per maand bepaald op € 1.369,68 en zijn uitkering bedraagt per maand € 1.252,11. De heffingskorting van zijn vrouw bedraagt per maand € 166,00. Daaruit volgt dat slechts € 48,43 mag worden ingehouden.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat hij klager al meermalen heeft meegedeeld dat zijn collega de eerste beslaglegger is en daarmee de verdeler van de beslagen. Klager dient zich dus tot die gerechtsdeurwaarder te wenden indien hij aanpassing wenst van de beslagvrije voet. Overigens, aldus de gerechtsdeurwaarder, ligt er sinds enige tijd een preferent beslag van de Belastingdienst en worden er geen gelden uit het beslag ontvangen.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2  Daarvan is hier sprake. De (collega-)gerechtsdeurwaarder die het eerste executoriale beslag heeft gelegd zorgt voor verdeling en bepaalt de hoogte van de beslagvrije voet. Voor wat betreft het beslag op de uitkering kon de gerechtsdeurwaarder klager dus inderdaad verwijzen naar zijn collega. Maar de gerechtsdeurwaarder moet als eerste executoriale beslaglegger onder de Belastingdienst wel degelijk rekening houden met de voor klager geldende beslagvrije voet en daarover zo nodig afstemming zoeken met de collega die op het andere inkomen (uitkering) beslag heeft gelegd. Dit om te voorkomen dat voor klager een inkomen onder de beslagvrije voet overblijft. Het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder in deze zaak heeft ingenomen is dus tuchtrechtelijk laakbaar. Dat inmiddels geen gelden meer worden afgedragen ten gevolge van een preferente vordering van de Belastingdienst doet hieraan niet af.

4.3 Vanwege de ernst van deze gedraging acht de Kamer oplegging van na te melden maatregel op zijn plaats.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 mei 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.