ECLI:NL:TGDKG:2014:24 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW290.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:24
Datum uitspraak: 14-01-2014
Datum publicatie: 07-03-2014
Zaaknummer(s): GDW290.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Executie titel. Beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder hoeft geen diepgaand onderzoek te doen naar de rechtsgeldigheid van een aan hem ter hand gestelde titel. Gemachtigde niet op de hoogte gesteld van de bevindingen van d egerechtsdeurwaarder. Te laat reageren op brief met het verzoek om aanpassing beslagvrije voet. Klacht deels gegrond. Maatregel van berisping opgelegd vanwege het maatschappelijk belang van een juiste toepassing van de beslagvrije voet en een snelle en correcte aanpassing daarvan indien daartoe aanleiding bestaat.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 januari 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 290.2013 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 9 april 2013 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 11 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 19 november 2013 alwaar klager en zijn gemachtigde zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 14 januari 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Bij exploot van 16 januari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster  betekend een uit 2011 daterend bevel tot betaling van € 10.000,00, zijnde de op grond van  eerdere rechterlijke uitspraken  door klaagster verbeurde dwangsommen, zulks met herhaald bevel tot betaling over te gaan. In bedoelde uitspraken was klaagster bevolen voor 1 januari 2011 te verhuizen.

b)      Bij brief van 22 januari 2013 heeft de gemachtigde van klaagster (hierna de gemachtigde) bezwaar gemaakt tegen de tenuitvoerlegging van het arrest.

c)      Op 22 januari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster (opnieuw) beslag onder de Belastingdienst gelegd. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is op 25 maart 2013 aan klaagster betekend.

d)     Bij brief van 25 januari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de gemachtigde meegedeeld dat hij de belastingdienst zal laten weten dat het beslag nog even moest worden opgeschort om het één en ander goed uit te zoeken en dat hij hem hierover nader zou berichten.

e)      Bij brief van 13 februari 2013 heeft de gemachtigde de financiële gegevens van klaagster aan de gerechtsdeurwaarder doen toekomen met het verzoek op de kortst mogelijke termijn te reageren op de door de gemachtigde gemaakte berekening van de beslagvrije voet.

f)       Bij brief van 28 maart 2013 heeft de gemachtigde aan de gerechtsdeurwaarder onder andere medegedeeld dat hij nog geen inhoudelijk reactie op zijn brief van 22 januari 2013 had ontvangen en bezwaar gemaakt tegen de (hoogte van de) vastgestelde beslagvrije voet.

g)      Bij brief van 2 april 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de gemachtigde medegedeeld dat de beslagvrije voet correct was vastgesteld en dat er geen restitutie van beslagen gelden zou plaatsvinden.

2. De klacht

2.1 Klaagster is van mening dat de betreffende rechterlijke uitspraken ten tijde van het onder 1a genoemde exploot niet langer vatbaar waren voor executie. Op dat moment kon zij niet meer voldoen aan het bevel om te verhuizen voor 1 januari 2011. Volgens klaagster impliceert het exploot van 16 januari 2013 misbruik  van executierecht. Om die reden kunnen de opgelegde dwangsommen niet worden verbeurd. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder hiervan bij brief van 22 januari 2013 op de hoogte gesteld. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij niet heeft gereageerd op deze brief.

2.2 Bij brief van 25 januari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld een en ander uit te zoeken en in afwachting daarvan het beslag op te schorten. Haar gemachtigde zou op de hoogte worden gesteld van de bevindingen van de gerechtsdeurwaarder. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dit niet te hebben gedaan. Evenmin heeft de gerechtsdeurwaarder het beslag opgeschort.

2.3 Bij brief van 13 februari 2013 heeft klaagster haar financiële stukken aan de gerechtsdeurwaarder toegezonden met het verzoek de beslagvrije voet aan te passen.  Bij brief van 28 maart heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder nogmaals om aanpassing van de beslagvrije voet verzocht.  De gerechtsdeurwaarder heeft daarop bericht dat de beslagvrije voet nihil is. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij zonder nadere onderbouwing de beslagvrije voet op nihil heeft gesteld terwijl  uit de financiële gegevens van klaagster  valt af te leiden dat zulks niet juist was. Zij is van mening dat de gerechtsdeurwaarder de normen van het tuchtrecht heeft overschreden door onvoldoende rekening te houden met haar belangen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Het beslag is gelegd door gerechtsdeurwaarder [     ] en namens hem is ook in deze zaak gecorrespondeerd met de gemachtigde van klaagster. Hij wordt door de Kamer daarom aangemerkt als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking al rekening gehouden.

4.2 Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Van een gerechtsdeurwaarder kan geen diepgaand onderzoek naar de rechtsgeldigheid van een aan hem ter hand gestelde titel worden verlangd. In deze zaak was een vonnis en een arrest gewezen en de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder was van mening dat beide titels tijdig waren betekend. De gerechtsdeurwaarder heeft dit standpunt van zijn opdrachtgever op 25 januari 2013 aan de gemachtigde van klager kenbaar gemaakt. In die zin is er inhoudelijk gereageerd op de brief van de gemachtigde van klager Of een titel al dan niet voor executie vatbaar is, is behoudens bijzondere gevallen waarvan hier geen sprake is, niet aan het oordeel van de gerechtsdeurwaarder onderworpen. Wanneer een deurwaarder opdracht krijgt een vonnis te executeren, is hij eenvoudigweg tot uitvoering daarvan verplicht. Dit klachtonderdeel dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

4.4 Dat de gerechtsdeurwaarder de Belastingdienst heeft laten weten dat het beslag werd opgeschort, zoals vermeld in zijn brief van 25 januari 2013, is niet gebleken. Klaagster heeft ter zitting stukken van de Belastingdienst overgelegd waaruit blijkt dat ook na de brief van 22 januari 2013 nog bedragen aan de gerechtsdeurwaarder zijn overgemaakt. Dat de gemachtigde op de hoogte is gesteld van de bevindingen van de gerechtsdeurwaarder is evenmin gebleken. De gerechtsdeurwaarder stelt wel dat dit is gedaan, maar hij heeft dit niet nader met stukken onderbouwd. Dit klachtonderdeel dient daarom gegrond te worden verklaard.

4.5 Ten aanzien van de beslagvrije voet geldt het volgende. De gerechtsdeurwaarder heeft naar aanleiding van de door de gemachtigde bij brief van 13 februari 2013 overgelegde financiële stukken een nieuwe beslagvrije voet berekend. Uit het overgelegde formulier blijkt dat de gerechtsdeurwaarder anders dan klaagster stelt, bij de berekening is uitgegaan van een alleenstaande ouder. Dat klaagster het niet met de berekening eens is, maakt nog niet dat er tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld.

4.6 Wel kan de gerechtsdeurwaarder worden verweten dat hij pas op 2 april 2013  heeft gereageerd op de op 13 februari 2013 door de gemachtigde verzonden stukken.

In de brief van laatstgenoemde datum werd verzocht om een reactie op de kortst mogelijke termijn. Gezien het maatschappelijk belang van een juiste toepassing van de beslagvrije voet en een snelle en correcte aanpassing daarvan indien daartoe aanleiding bestaat, is de Kamer van oordeel dat de vertraging in de reactie van deurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is. Er had sneller gereageerd  dienen te worden op het  verzoek van de gemachtigde.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer acht termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder voor het gegrond te verklaren deel van de klacht na te melden maatregel op te leggen.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart klachtonderdeel, hiervoor behandeld onder 2.2, gegrond;

-                     verklaart klachtonderdeel, hiervoor behandeld onder 2.3, gegrond voor zover niet adequaat is gereageerd op het bij brief van 13 februari 2013 gedane verzoek;

-                     legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-                     wijst de klacht voor het overige als ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A. Sissing en

J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 januari 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.