ECLI:NL:TGDKG:2014:212 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW127.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:212
Datum uitspraak: 25-11-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDW127.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Corresponderen met onderbewindgestelde in plaats van bewindvoerder. Beslagvrije voet. De kamer overweegt dat indien een gerechtsdeurwaarder op de hoogte is van de onderbewindstelling, hij met de bewindvoerder dient te corresponderen en niet met de onderbewindgestelde. Dat is niet gedaan. Er is in eerste instantie alleen met de onderbewindgestelde gecorrespondeerd. Dat de opnieuw berekende beslagvrije voet niet aan de bewindvoerder is medegedeeld berust op een vergissing van een medewerker en is niet laakbaar. Klacht deels gegrond, geen maatregel opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 november 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 127.2014 ingesteld door:

[     ],

werkzaam te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 28 februari 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 31 maart 2014, heeft de gerechtsdeur-waarder op de klacht gereageerd.

-           De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2014 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

-           Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 25 november 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij brief van 11 november 2013 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de onder bewind gestelde geen aflossingscapaciteit meer heeft.

-           Bij brief van 17 februari 2014 heeft het UWV aan klager medegedeeld dat de gerechtsdeurwaarder ten laste van de onder bewind gestelde loonbeslag heeft gelegd.

-           Bij brief van 18 februari 2014 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht om de beslagvrije voet aan te passen.

-           Bij brief van 20 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de onder bewind gestelde medegedeeld dat haar beslagvrije voet zou worden aangepast.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder zijn reactie op het verzoek tot aanpassing van de beslag-vrije voet aan de onder bewind gestelde heeft doen toekomen;

b: de gerechtsdeurwaarder de door hem gehanteerde beslagvrije voet niet heeft onderbouwd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht erkend.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tucht-rechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de Kamer dat uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder bij brief van 20 februari 2014 in plaats van klager de onder bewind gestelde op de hoogte heeft gesteld van de aangepaste beslagvrije voet terwijl klager om aanpassing had verzocht. Indien een gerechtsdeurwaarder op de hoogte is van de onderbewindstelling dan dient hij met de bewindvoerder te corresponderen en niet met de onder bewind gestelde (behalve in het uitzonderlijke geval dat de bewindvoerder niet thuis geeft, maar daarvan is hier geen sprake). De Kamer neemt het de gerechtsdeurwaarder dan ook bijzonder kwalijk dat hij dit in het onderhavige geval niet heeft gedaan. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder dat klager en de onder bewind gestelde door deze wijze van handelen niet in hun belangen zijn geschaad doet aan het vorenstaande niet af.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de Kamer dat de gerechts-deurwaarder ter zitting heeft medegedeeld dat de berekening waarop de opnieuw vastgestelde beslagvrije voet is gebaseerd altijd aan de debiteur c.q. bewindvoerder wordt toegestuurd. In het onderhavige geval is dit niet gebeurd als gevolg van een menselijke fout van één van de medewerkers waarvoor de gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een fout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer een vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken, terwijl aannemelijk is dat het een incident betreft. Daarnaast is klager door deze fout niet geschaad aangezien de gerechtsdeurwaarder alsnog de onderbouwing van de door hem gehanteerde beslagvrije voet aan klager heeft te doen toekomen nadat hij van de gemaakte omissie kennis had genomen. De fout is niet zo ernstig dat deze niet op deze wijze opgelost kon worden.

4.4 De Kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de klacht gegrond is. Gelet op het feit dat het twee incidenten betreft en de gerechtsdeurwaarder de desbetreffende medewerkers op hun handelen heeft aangesproken en de fouten heeft hersteld, zijn er geen termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, en mr.                M. Nijenhuis en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.