ECLI:NL:TGDKG:2014:102 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW665.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:102
Datum uitspraak: 03-06-2014
Datum publicatie: 13-06-2014
Zaaknummer(s): GDW665.2013
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   De klacht betreft het intrekken van een het verzoek tot faillietverklaring zonder klaagster daarvan in kennis te stellen of ruggespraak met haar te houden. De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder de door hem toegezegde zorgvuldigheid niet in acht heeft genomen. Gelet op de tussen partijen gemaakte afspraken had het zonder meer op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om klaagster tijdig en nauwgezet op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. Het uitdrukkelijk verzoek om toezending van het (concept-)faillissementsrekest had de gerechtsdeurwaarder dan ook niet mogen negeren. Als de gerechtsdeurwaarder al niet aan dat verzoek had behoren te voldoen, had hij tenminste uit moeten leggen waarom niet aan het verzoek werd voldaan. De klacht wordt gegrond verklaard en er de gerechtsdeurwaarder wordt de maatregel van berisping opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 juni 2014 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 665.2013 ingesteld door:

[     ],

gevestigd en kantoorhoudende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

Ontstaan en loop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 8 augustus 2013, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 30 augustus 2013, heeft de gerechts-deurwaarder op de klacht gereageerd.

-           De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 april 2014 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

-           Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 3 juni 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder overwoog een faillissementsaanvrage tegen de debiteur van een van zijn opdrachtgevers.

-           Op 9 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster schriftelijk verzocht om mede te delen of zij een steunvordering op de debiteur had.

-           Bij e-mail van 13 november 2012 heeft de gemachtigde van klaagster (hierna de gemachtigde) aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat klaagster  inderdaad een steunvordering op de debiteur had en dat zij er mee instemde dat die vordering zou worden vermeld in  een namens de cliënt van de deurwaarder  in te dienen  faillissementsrekest. In diezelfde e-mail heeft de gemachtigde van klaagster vier voorwaarden genoemd waaraan de deurwaarder zich diende te houden. Bij e-mail van 15 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder ingestemd met de vier voorwaarden.

-           Bij brief 4 december 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder de afspraken aan klaagster bevestigd, aldaar omschreven als ‘het voor gezamenlijke rekening aanvragen van faillissement’. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder aan de gemachtigde medegedeeld dat hij van hem de hoogste zorg voor de uitvoering mocht verwachten.

-           Bij e-mail van 7 januari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de gemachtigde medegedeeld dat de debiteur bij exploot was opgeroepen voor de faillissementszitting van 8 januari 2013.

-           Bij e-mail van 10 januari 2013 heeft de gemachtigde bij de gerechts-deurwaarder geïnformeerd naar de beschikking van de faillissementskamer.

-           Bij e-mail van 15 januari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de gemachtigde medegedeeld dat de debiteur ter zitting bij gemachtigde was verschenen en dat er schriftelijk verweer was gevoerd. Ook werd er medegedeeld dat de aanvraag voor twee weken was aangehouden. De gemachtigde heeft diezelfde dag contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen om inzage te verkrijgen in het verweerschrift van de debiteur.

-           Bij e-mail van 4 februari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de gemachtigde medegedeeld dat de aanvraag tot faillissement van de debiteur was ingetrokken. Daarbij zond hij  tevens een eindafrekening voor een bedrag van € 0,00 toekomen. Diezelfde dag heeft de gemachtigde de gerechts-deurwaarder nogmaals verzocht om inzage in het verweer van de debiteur.

-           Bij e-mail van 11 februari 2013 verzocht de gemachtigde aan de gerechts-deurwaarder nogmaals om openheid van zaken te geven.

-           Bij brief van 8 juli 2013 heeft de gemachtigde aan de gerechtsdeurwaarder zijn voornemen kenbaar gemaakt om tot het indienen van een klacht over te gaan.

-           Op 9 juli 2013 berichtte een  collega van de gerechtsdeurwaarder dat deze wegens vakantie afwezig was tot 27 juli 2013 en dat het verzoekschrift alleen [     ] vermeldde en dat de steunvordering van klaagster niet in het verzoekschrift vermeld was.

-           Op 30 juli 2013 nam de gemachtigde wederom contact op met de gerechtsdeurwaarder teneinde  afschriften van het verzoekschrift en het verweerschrift van de debiteur te ontvangen.

-           Bij e-mail van 1 augustus 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de gemachtigde medegedeeld dat hij niet aan het verzoek zou voldoen, omdat hij geen contractuele verplichting had jegens diens cliënte;

-           De gemachtigde heeft in de tussentijd meerdere keren tevergeefs contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder zonder haar daarvan in kennis te stellen, laat staan met haar ruggespraak te houden, het verzoek tot faillietverklaring van de debiteur heeft ingetrokken. Ook verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat hij haar niet op de hoogte heeft gehouden van zijn werkzaamheden en dat hij niet op haar brieven heeft gereageerd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tucht-rechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder - bij de bevestiging van de opdracht -  onder meer aan klaagster heeft medegedeeld dat zij de grootst mogelijke zorgvuldigheid van hem mocht verwachten bij de uitvoering van de door haar verstrekte opdracht. Door het concept-faillissementsrekest niet voor indiening ter goedkeuring aan de gemachtigde voor te leggen heeft de gerechtsdeurwaarder de door hem toegezegde zorgvuldigheid niet in acht genomen. Gelet op de tussen partijen gemaakte afspraken had het zonder meer op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om klaagster dan wel haar gemachtigde tijdig en nauwgezet op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. Het uitdrukkelijk verzoek om toezending van het (concept-)faillissementsrekest had de gerechtsdeurwaarder dan ook niet mogen negeren. Als de gerechtsdeurwaarder al niet aan dat verzoek had behoren te voldoen, had hij tenminste aan de gemachtigde van klaagster behoren uit te leggen dat die stukken - zoals de gerechtsdeurwaarder ter zitting betoogde - informatie bevatte die hij niet aan klaagster kon prijsgeven zonder de belangen van zijn opdrachtgever te schaden. De gerechtsdeurwaarder heeft niet het van hem te verwachten fatsoen in acht genomen door simpelweg te weigeren om de gemachtigde dan wel klaagster op welke manier dan ook ter wille te zijn. De klacht is dan ook terecht voorgesteld.

4.3 Anders dan klaagster blijkbaar meent heeft de Kamer in een tuchtprocedure als deze geen bevoegdheid om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen om de faillissementsaanvraag alsmede het verweerschrift aan haar te doen toekomen.

4.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klachten gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, en mr. A.W.J. Ros en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.