ECLI:NL:TGDKG:2013:35 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet39.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2013:35
Datum uitspraak: 23-07-2013
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet39.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. In de oorspronkelijke klacht beklaagt klager zich er samengevat over dat door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte explootkosten en invorderingskosten te hoog zijn; de gerechtsdeurwaarder ten onrechte verdeelkosten in rekening heeft gebracht en dat de gerechtsdeurwaarder de verkeerde beslagvrije voet heeft toegepast. De voorzitter heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De Kamer overweegt dat nadat de gerechtsdeurwaarder kennis had genomen van de opvatting van de KBvG dat ook bij een preferente vordering de oudste beslaglegger zorg dient te dragen voor verdeling van de gelden, hij teruggekomen is op zijn eerder ingenomen standpunt en heeft zijn handelen hersteld door zijn preferente vordering ter verdeling in te dienen bij de eerste beslaglegger. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht geoordeeld dat het hier een niet zo ernstige fout betrof dat die niet op de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder dat heeft gedaan kon worden opgelost. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 juli 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 18 december 2012 met zaaknummer 625.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 39.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 18 juli 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 25 september 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 18 december 2012 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 8 januari 2013.

Bij brief van 10 januari 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 juni 2013 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 23 juli 2013.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De gerechtsdeurwaarder heeft bij exploot van 3 april 2012 een dwangbevel van het College voor Zorgverzekeringen aan klager betekend. Op 18 juli 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder de eerste beslaglegger op de hoogte gesteld van het door hem gelegde loonbeslag met het verzoek zorg te dragen voor de verdeling van de ontvangen gelden. De gerechtsdeurwaarder heeft klager diezelfde dag van dit schrijven op de hoogte gesteld. Op 6 augustus 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder schriftelijk aan klager medegedeeld dat de eerste beslaglegger verantwoordelijk is voor de hoogte van de vastgestelde beslagvrije voet en dat klager voor een wijziging daarvan zich tot deze gerechtsdeurwaarder diende te wenden.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte explootkosten en invorderingskosten te hoog zijn; de gerechtsdeurwaarder ten onrechte verdeelkosten in rekening heeft gebracht en dat de gerechtsdeurwaarder de verkeerde beslagvrije voet heeft toegepast.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat d e door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte explootkosten en invorderingskosten zijn berekend overeenkomstig het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders respectievelijk het Besluit Buitengerechtelijke Incassokosten. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat de gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij aanvankelijk in de veronderstelling was dat er verdeelkosten in rekening gebracht zouden moeten worden. Uit de verklaring van de werkgever bleek dat een andere gerechtsdeurwaarder eerste beslaglegger was, zodat deze veronderstelling niet terecht was. Door deze fout is klager niet geschaad aangezien de fout door de gerechtsdeurwaarder is hersteld en hij de teveel ontvangen gelden integraal aan de eerste beslaglegger heeft afgedragen. De fout is niet zo ernstig dat deze niet op deze wijze opgelost kon worden.

5.3 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat de gerechtsdeurwaarder geen eerste beslaglegger is. De eerste beslaglegger bepaalt de hoogte van de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen van de eerste beslaglegger.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat eerst nadat hij de gerechtsdeurwaarder erop heeft gewezen dat er geen recht op verdeelkosten bestond, deze zijn fout heeft toegegeven. Klager heeft daardoor schade geleden omdat hij met de vastgestelde beslagvrije voet verschillende rekeningen niet kon betalen waardoor hij met kostenverhogende maatregelen werd geconfronteerd. Ook de verdeelkosten zijn doorgevoerd waardoor klager dat geld ook kwijt is.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Nadat de gerechtsdeurwaarder kennis had genomen van de opvatting van de KBvG van 11 juli 2012 dat ook bij een preferente vordering de oudste beslaglegger zorg dient te dragen voor verdeling van de gelden, is de gerechtsdeurwaarder teruggekomen op zijn eerder ingenomen standpunt en heeft zijn handelen hersteld door zijn preferente vordering ter verdeling in te dienen bij de eerste beslaglegger. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht geoordeeld dat het hier een niet zo ernstige fout betrof dat die niet op de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder dat heeft gedaan kon worden opgelost. Ook hetgeen door de voorzitter verder is overwogen is naar het oordeel van de Kamer juist.

7.2 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer daarom geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist, zodat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. A. Sissing en mr. J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juli 2013, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.