ECLI:NL:TDIVTC:2020:26 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2019/43

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2020:26
Datum uitspraak: 31-03-2020
Datum publicatie: 01-07-2020
Zaaknummer(s): 2019/43
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Dierenarts wordt verweten, dat hij tekort is geschoten bij een operatie ter verwijdering van de anaalklieren van de hond van klaagster, alsmede met betrekking tot de verleende nazorg. Ongegrond.

X,             klaagster,

tegen

Y,             beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 30 januari 2020. Daarbij is alleen beklaagde verschenen. Hierna is zaak door het college in raadkamer besproken en is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, zakelijk weergegeven, dat hij tekort is geschoten bij een operatie ter verwijdering van de anaalklieren van de hond van klaagster, alsmede met betrekking tot de verleende nazorg.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een boxer, geboren op 23 juni 2009.

3.2. Uit de stukken is gebleken dat klaagster, buiten dat zij feitelijk een andere, vaste dierenarts had die zij consulteerde, ook de praktijk van beklaagde bezocht, omdat diens praktijk zich dichterbij haar woonadres bevond.

3.3. Blijkens de patiëntenkaart heeft klaagster op 22 juni 2016 beklaagde geconsulteerd, waarbij is geconstateerd dat de anaalklieren van de hond verstopt waren. Beklaagde heeft de klieren geleegd en een antibioticumkuur voorgeschreven. In de patiëntenkaart staat bij de datum 28 juni 2016 “Heeft via darts Olst Marbocyl, laat daar anaalklieren verwijderen!!”.

3.4. Meer dan 8 maanden nadien, op 24 maart 2017, zijn de anaalklieren van de hond wederom door beklaagde geleegd. Ruim een maand later, op 28 april 2017, heeft klaagster blijkens de patiëntenkaart telefonisch aan beklaagde verzocht om een antibioticumkuur voor te schrijven, omdat de anaalklieren van de hond ontstoken waren. In de patiëntenkaart van beklaagde staat genoteerd: “Vraag: wat heeft darts Olst aan de anaalklieren gedaan -zou ze daar laten weghalen!! Nu ernstig ontstoken”.

3.5. Begin mei 2017 heeft klaagster telefonisch met de praktijk van beklaagde een afspraak gemaakt voor het spoelen van de anaalklieren van de hond. Op 10 mei 2017 is dit door  beklaagde gebeurd, waarbij hij constateerde dat de anaalklieren opgezet en “doorgebroken” waren, en dat er veel vocht uit kwam. Beklaagde heeft een antibioticumkuur voorgeschreven.

3.6. Op 17 mei 2017 heeft een door beklaagde uitgevoerde operatie ter verwijdering van de anaalklieren plaatsgevonden. In de patiëntenkaart staat daarover vermeld: “Anaalklieren grotendeels kunnen verwijderen. inwendige ontstekingen verwijdert incl vreemd materiaal (!) Vooral rechts erg dik. Oppassen met open likken.” Beklaagde heeft na afloop van de ingreep een antibioticumkuur voorgeschreven.

3.7. Volgens klaagster ontstonden enige tijd na de ingreep ontstekingen in het operatiegebied. In de patiëntenkaart staat bij de datum 8 december 2017 vermeld: “LA gaatje thv anaakl operatie”. Beklaagde heeft onder andere wondzalf (Dermiel) voorgeschreven, die 2 tot 3 keer per dag rond de operatiewond aangebracht moest worden.

3.8. Op 26 maart 2018 heeft klaagster beklaagde geconsulteerd in verband met twee kleine gaatjes die zich aan de linkerkant en aan de rechterkant naast de anus van de hond bevonden en waar elke dag bloed en pus uit bleek te komen. Beklaagde heeft toen geadviseerd om het wondgebied onder narcose te spoelen. Op 28 maart 2018 is een spoelbehandeling met waterstofperoxide uitgevoerd en zijn de gaatjes gevuld met Dermiel wondzalf. Er is afgesproken dat klaagster een week later terug zou komen voor controle.

3.9. Bij het controleconsult op 4 april 2018 is blijkens de patiëntenkaart vastgesteld dat het gaatje aan de rechterkant van de anus van de hond niet geheeld was en dat de hond koorts had. Beklaagde heeft de hond onder meer een injectie met een NSAID toegediend en er is antibiotica voorgeschreven. Op 6 april 2018 is de antibioticumkuur verlengd.

3.10. Op 13 april 2018 heeft er een controleconsult bij beklaagde plaatsgevonden. De patiëntenkaart vermeldt daarover: “Wond heeft contact met baarmoederstomp”. Beklaagde heeft een NSAID, antibiotica en Dermiel wondzalf voorgeschreven.

3.11. Op 17 april 2018 heeft klaagster zich met de hond tot een andere dierenarts gewend,  omdat ze geen vertrouwen meer in beklaagde had. Aldaar werd op basis van de beschreven klachten gedacht aan een mogelijke ‘fistel of een draad of een achtergebleven restant’. Blijkens de patiëntenkaart is op 24 april 2018 door de opvolgend dierenarts een injectie met Cytopoint toegediend tegen jeuk, omdat werd vermoed dat de wondgenezing werd geremd door het middel Apoquel, dat door de vaste dierenarts van klaagster was voorgeschreven in verband met atopie. Er is geadviseerd om eerst twee weken af te wachten en bij geen verbetering tot een operatie over te gaan.

3.12. Op 23 mei 2018 is de hond door de opvolgende dierenarts geopereerd, waarbij fistels en ontstoken weefsel zijn verwijderd. In de patiëntenkaart van deze dierenarts staat vermeld: “Tijdens de operatie bleek er zowel in de linker als rechter peri-anaalregio een aantal fistels te zitten (meest lateraal.) Na openen en vervolgen van deze fistels werden er zowel links als rechts van de anus stukken en stukjes blauw kunststof (lijkende op silicone) gevonden. …”. Er is na de operatie medicatie aan klaagster meegegeven (Metacam en Clavubactin).

3.13. Op 30 mei 2018 is de hond opnieuw door de opvolgend dierenarts geopereerd, omdat de wond niet goed sloot. Bij het controleconsult op 1 juni 2018 bleek de hond aan de beterende hand en is, naar het college heeft begrepen, herstel ingetreden.

3.14. Vanwege ontevredenheid over de door beklaagde verleende veterinaire zorg, heeft klaagster op enig moment de onderhavige procedure tegen hem geëntameerd.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.2. Klaagster verwijt beklaagde dat hij de operatie aan de anaalklieren op 17 mei 2017 op een onjuiste wijze heeft uitgevoerd, waardoor er nadien ontstekingen -mogelijk veroorzaakt door achtergebleven blauw materiaal- zijn ontstaan en dat beklaagde ook in de nazorg tekort is geschoten, waardoor klaagster veel kosten heeft moeten maken. In dat laatste verband geldt overigens dat het college naar vaste jurisprudentie niet oordeelt over financiële aangelegenheden tussen partijen, die buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht vallen.

5.3. Het college stelt in zijn algemeenheid voorop dat bij iedere operatieve ingreep bij een dier complicaties kunnen optreden zonder dat daar per definitie verwijtbaar of veterinair onjuist handelen van de dierenarts aan ten grondslag hoeft te liggen. In een tuchtprocedure daarover, zal dit steeds aan de hand van  de omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld, in welk kader het volgende wordt overwogen.

5.4. Vast staat dat klaagster al langer met haar hond bij beklaagde kwam en in de periode waar de klacht op ziet daarnaast ook haar vaste dierenarts consulteerde. In het veterinair tuchtrecht geldt als uitgangspunt dat een dierenarts alleen voor zijn of haar eigen veterinair handelen verantwoordelijk kan worden gehouden en niet voor het veterinair handelen van collegae. In dat verband is uit het dossier gebleken dat beklaagde bij de consulten op 22 juni 2016, 24 maart 2017, 28 april 2017, 10 en 17 mei 2017, 8 december 2017,  26 en 28 maart 2018, 4, 6 en 13 april 2018 de behandelend dierenarts is geweest, welke consulten voor de beoordeling van de klachten tegen hem relevant zijn.

5.5. Blijkens de stukken had de hond sinds juni 2016 verstopte c.q. ontstoken anaalklieren. Aangezien daarop gerichte behandelingen als het spoelen van de klieren in combinatie met het voorschrijven van een antibioticum kennelijk onvoldoende effect sorteerden, kan het college beklaagde volgen in zijn beslissing om uiteindelijk chirurgisch in te grijpen, hetgeen op 17 mei 2017 is gebeurd. Voor zover hij bij die ingreep de anaalklieren grotendeels en dus niet volledig heeft kunnen verwijderen, gaat het college er vanuit dat dit niet mogelijk is gebleken, nu er geen concrete aanwijzingen zijn gebleken dat beklaagde dienaangaande een tuchtrechtelijk verwijt treft. Beklaagde heeft gesteld dat hij tijdens het uitvoeren van de ingreep vreemd materiaal heeft aangetroffen en dat hij dit materiaal en ontstoken weefsel zoveel mogelijk heeft verwijderd. Volgens beklaagde zat dit (blauwe) materiaal al vóór de ingreep in het lichaam van de hond. Ter zitting heeft beklaagde dienaangaande het vermoeden geuit dat het tijdens de ingreep aangetroffen vreemde materiaal in het betreffende gebied terecht kan zijn gekomen doordat de hond vóór 17 mei 2017 door een andere dierenarts is geopereerd. Beklaagde heeft verder gesteld dat ook het feit dat de anaalklieren bleken te zijn doorgebroken het gevolg kan zijn geweest van het handelen van een andere dierenarts .

5.6. Door het college kan niet met zekerheid worden vastgesteld wat er in de periode voorafgaand aan de operatie op 17 mei 2017 is voorgevallen en of de hond voorafgaande aan de ingreep door beklaagde nog door een andere dierenarts is behandeld. Strikt genomen valt niet met zekerheid uit te sluiten dat de hond in de periode vóór 17 mei 2017 elders is behandeld c.q. geopereerd, zoals beklaagde heeft gesuggereerd, en dat beklaagde tijdens de door hem uitgevoerde operatie het vreemde (blauwe) materiaal heeft opgemerkt. Per saldo blijft voor het college ongewis waardoor of door wie het materiaal in het betreffende gebied terecht is gekomen.

5.7. Het college kan verder niet beoordelen of beklaagde schuld treft en hem kan worden verweten dat hij kennelijk niet al het materiaal heeft kunnen verwijderen. Uit hetgeen beklaagde daarover zelf heeft gesteld volgt dat de door hem uitgevoerde ingreep zonder bijzonderheden is verlopen, zij het dat de anaalklieren niet volledig maar grotendeels zijn verwijderd, hetgeen echter nog niet hoeft te betekenen dat hem dat kan worden aangerekend. Beklaagde heeft in de patiëntenkaart genoteerd: ‘Anaalklieren grotendeels kunnen verwijderen. inwendige ontstekingen verwijdert incl vreemd materiaal (!).’ Hier komt verder bij dat door het college ook niet met zekerheid kan worden aangenomen dat de nadien ontstane complicaties door dat nog achtergebleven vreemde materiaal zijn veroorzaakt. Daar kunnen ook andere oorzaken aan ten grondslag hebben gelegen en iedere aanname daaromtrent is speculatief.

5.8. Weliswaar is in het onderhavige geval verder niet het meest moderne hechtmateriaal (Chroom catgut) door beklaagde gebruikt, maar kan dit niet als veterinair onjuist of tuchtrechtelijk verwijtbaar worden gekwalificeerd, waar ook niet is komen vast te staan dat het gebruikte hechtdraad in verband kan worden gebracht met de ontstane complicaties. Ook het spoelen van de anaalklieren met waterstofperoxide is weliswaar een gedateerde methode te noemen, waarvan echter evenmin kan worden gezegd dat die wijze van spoelen veterinair onjuist is geweest, waar ook niet vast staat dat die methode van spoelen een negatieve invloed heeft gehad op de wondgenezing. 

5.9. Voor zover klaagster heeft gesteld dat beklaagde tekort is geschoten in de verleende nazorg en met betrekking tot de ontstane ontstekingen, is het college niet gebleken dat beklaagde qua verkozen medicatie (antibiotica, NSAID’s en wondzalf) onjuist of onzorgvuldig heeft gehandeld. Al hetgeen klaagster overigens nog heeft aangevoerd, zoals dat beklaagde zou hebben geweigerd haar de patiëntenkaart te verstrekken, valt dit voor het college ofwel niet te verifiëren dan wel wordt onvoldoende bevonden ter rechtvaardiging van een tuchtmaatregel.

5.10. De eindconclusie is dan dat er in de onderhavige zaak teveel onduidelijkheden zijn en de feiten op tal van punten niet met zekerheid kunnen worden vastgesteld. Meer in het bijzonder is voor het college niet komen vast te staan dat beklaagde voorafgaand, tijdens of na de operatie veterinair onjuist handelen kan worden verweten dat tuchtrechtelijk zou moeten worden gesanctioneerd. Hiernaast kan niet met zekerheid worden aangenomen dat beklaagde verantwoordelijk kan worden gehouden voor de problematische nasleep die de chirurgische ingreep heeft gehad. Een en ander brengt mee dat de klacht ongegrond zal worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. M. Lockhorst, drs. J. Hilvering en drs. J.A.M. van Gils, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken op 31 maart 2020 door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

NB:  In verband met de thans geldende overheidsmaatregelen in het kader van het Coronavirus is de onderhavige zaak bij wege van uitzondering niet in het openbaar kunnen worden uitgesproken.