ECLI:NL:TDIVTC:2019:2 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2017/92

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2019:2
Datum uitspraak: 31-01-2019
Datum publicatie: 02-05-2019
Zaaknummer(s): 2017/92
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Dierenarts wordt verweten, zakelijk weergegeven, dat hij met betrekking tot de operatieve verwijdering van de baarmoeder en enkele tumoren bij de hond van klaagster alsook met betrekking tot de verleende nazorg tekort is geschoten. Berisping.

X,  klaagster,                                                        

tegen:

Y,  beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. Een eerste mondelinge behandeling vond plaats op 31 augustus 2018. Daarbij was klaagster aanwezig, alsmede, namens beklaagde, zijn advocate. Beklaagde was wegens gezondheidsredenen niet aanwezig. Aangezien bij monde van zijn advocate werd aangegeven dat beklaagde toch graag nog zelf door het college zou worden gehoord, is een tweede mondelinge behandeling geagendeerd, en wel op 25 oktober 2018. Enige tijd voor die geagendeerde zitting ontving het college het bericht dat de gezondheidssituatie van beklaagde het bijwonen van een zitting niet toeliet en is opnieuw verzocht om uitstel dan wel om de zaak schriftelijk af te doen. Naar aanleiding hiervan heeft het college besloten beklaagde schriftelijk een aantal vragen voor te leggen, die door hem zijn beantwoord en ter kennisname naar klaagster zijn verzonden. Hierna is de zaak in raadkamer besproken en uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, zakelijk weergegeven, dat hij met betrekking tot de operatieve verwijdering van de baarmoeder en enkele tumoren bij de hond van klaagster alsook met betrekking tot de verleende nazorg tekort is geschoten.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een teef, geboren op 3 oktober 2003.

3.2. Nadat aan klaagster door de eigen dierenarts was geadviseerd om de baarmoeder en geconstateerde mammatumoren bij de hond te laten verwijderen, heeft klaagster contact opgenomen met beklaagde, naar het college heeft begrepen onder meer omdat zij in diens praktijk bij een dergelijke operatie aanwezig mocht zijn, hij gebruik maakte van gasnarcose en bereid was zowel de sterilisatie als de verwijdering van de tumoren in één operatie uit te voeren voor een bedrag dat binnen het budget van klaagster paste.

3.3. Op 20 september 2017 heeft klaagster met haar hond de praktijk van beklaagde bezocht voor een consult. Tijdens het consult heeft klaagster aangegeven dat de hond vaginale uitvloeiing had en sloom c.q. ziek was. In de patiëntenkaart staat vermeld dat de zeer vreemde uitvloeiing leek te wijzen op een forse baarmoederontsteking. De lezingen van partijen lopen uiteen over wat er tijdens dat consult precies is besproken en de patiëntenkaart geeft daarover  geen duidelijkheid. Beklaagde heeft gesteld dat er ook sprake was van grote tumoren in de tepelpakketten en dat hij heeft geadviseerd de baarmoeder en tumoren te verwijderen, ondanks de onder meer als gevolg van de hoge leeftijd van de hond aan de operatie verbonden risico’s. Klaagster daarentegen stelt dat beklaagde haar heeft gezegd dat aan de operatie en de narcose geen extra risico’s waren verbonden. Hoe het ook zij, klaagster heeft met de ingreep ingestemd, waarna een operatiedatum is afgesproken, te weten 26 september 2017, en beklaagde voor vijf dagen Amoxibactin (2 x daags 1 tablet) heeft voorgeschreven.

3.4. Beklaagde heeft de hond in de ochtend van 26 september 2017, zes dagen na het betreffende consult, geopereerd. Tijdens die operatie stelde beklaagde vast dat de (grote) baarmoeder met helder vocht was gevuld en weinig pus bevatte en dat op het oppervlak van de baarmoeder twee grote, eveneens met helder vocht gevulde tumoren aanwezig waren, naast dat zich in de tepelpakketten twee grote, met helder vocht gevulde, tumoren bevonden. Beklaagde heeft de baarmoeder (inclusief de beide tumoren) en een van de twee tumoren in de tepelpakketten verwijderd. Omdat die tumor volgens beklaagde erg groot, vreemd plat was en gevuld was met oud bloed, is besloten verwijdering van de tweede, kleinere, tumor achterwege te laten, omdat, naar het college heeft begrepen, beklaagde dit veiliger vond.

3.5. De lezingen over het verloop van de operatie lopen uiteen. Klaagster stelt dat de hond tijdens de operatie veel bloed verloor als gevolg van  een bloedvat dat was geraakt en de bloeding niet, althans onvoldoende kon worden gestelpt. Beklaagde daarentegen stelt dat het verwijderen van de baarmoeder zonder bloedingen en complicaties verliep, maar dat er na de operatie oud bloed uit een wondje bij de tepel vloeide dat een donkerrode, bijna zwarte kleur had. Om tegendruk te bewerkstellingen en om nabloedingen te stoppen, heeft beklaagde een drukverband aangelegd en aan klaagster, die volgens hem steeds probeerde bloed uit dit wondje te drukken, nadrukkelijk verzocht dat achterwege te laten.

3.6. Na de operatie en aan het einde van de ochtend is de hond met klaagster mee naar huis gegaan. Volgens klaagster was de hond op dat moment nog niet volledig uit de narcose  ontwaakt en verloor ze nog steeds bloed. Door beklaagde is weersproken dat de hond nog (deels) onder narcose was toen ze door klaagster mee naar huis werd genomen.

3.7. Klaagster heeft gesteld dat de gezondheidstoestand van de hond na thuiskomst verslechterde (de wond bleef bloeden, de hond hijgde, de achterpoten werden stijf en voelden koud aan en met de ontlasting kwam bloed mee). Klaagster heeft hierover een sms-bericht aan beklaagde gestuurd en vier keer telefonisch contact met hem gehad, waarbij beklaagde volgens haar te kennen zou hebben gegeven dat voornoemde symptomen niet ongebruikelijk waren na een operatie zoals hier aan de orde. Voor het college is niet gebleken dat beklaagde er bij klaagster tijdens een van die contacten op heeft aangedrongen om met de hond voor nader onderzoek naar de praktijk te komen. De hond is in de avond overleden. In de patiëntenkaart wordt van dat overlijden melding gemaakt en is tevens genoteerd: ”Bij het weghalen grootste tumor stukje huid opengebleven dat nabloedde – drukverband is er ’s avonds door eigenaar afgehaald, terwijl advies was: afblijven!!. Kwam oud bloed uit en uit meerdere lichaamsopeningen. Leishmania Lyme als oorzaak van inwendig verbloeden?”

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klagers, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Bij de tuchtrechtelijke beoordeling gaat het er daarbij naar vaste jurisprudentie niet om of de meest optimale zorg is verleend, maar wordt als criterium aangehouden of beklaagde als redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot is opgetreden.

5.2. Het college is in raadkamer tot het oordeel gekomen dat klaagster terecht bemerkingen heeft gemaakt bij het veterinair handelen van beklaagde met betrekking tot het behandeltraject, alsook ten aanzien van de verleende nazorg, in welk verband het navolgende wordt overwogen.

5.3. Bij het eerste consult op 20 september 2017 achtte ook beklaagde, die ervan op de hoogte was dat de eigen, vaste dierenarts van klaagster had geadviseerd om de baarmoeder en geconstateerde mammatumoren te verwijderen, het noodzakelijk een operatie uit te voeren. Beklaagde heeft daarvoor ook een afspraak gemaakt en die op 26 september 2017 geagendeerd. Hoewel volgens beklaagde een volledig onderzoek heeft plaatsgevonden -omdat bloedonderzoek door klaagster te duur zou zijn bevonden- en aanvullende onderzoek niet nodig was, staan op de patiëntenkaart geen klinische parameters vermeld, zodat ongewis is waar het klinisch onderzoek precies uit heeft bestaan. In ieder geval staat wel vast dat geen bloedonderzoek heeft plaatsgevonden, wat daar ook de reden van is geweest.

5.4. Op de patiëntenkaart staat vermeld dat er sprake was een zeer vreemde vaginale uitvloeiing, die leek te wijzen op een forse endometriose, alsmede dat de hond ziek en sloom was. Beklaagde heeft een antibioticumkuur (Amoxibactin) voor vijf dagen voorgeschreven en een operatie voor op de zesde dag na het consult ingepland. Hoewel het college kan begrijpen dat beklaagde de hond, die ziek en sloom was, eerst wilde stabiliseren een antibioticumkuur heeft voorgeschreven, had het naar het oordeel van het college in de rede gelegen om preoperatief een bloedonderzoek (bijv. bepaling ureum-, creatininegehalte) uit te voeren, om een gedegen afweging te kunnen maken met betrekking tot het chirurgisch ingrijpen, zij het dat beklaagde heeft gesteld dit wel te hebben aangeboden, maar dat zulks wegens de kosten zou zijn geweigerd. De reden voor het niet uitvoeren van het geïndiceerde bloedonderzoek is voor het college dus niet komen vast te staan.

5.5. Door het college wordt in de gegeven situatie het uitstel van de operatie met 6 dagen te lang bevonden, indachtig dat de hond bij het consult op 20 september 2017 ziek en sloom was, maar er vervolgens door beklaagde in periode tot aan de operatiedatum tussentijds geen controlemomenten zijn ingelast om te bezien of de antibioticumkuur effect had en of de hond toch niet eerder kon worden geholpen. Bij gebreke van gegevens daarover in de  patiëntenkaart, kan het college zich geen goed beeld vormen van het verloop van de operatie. Wel is duidelijk geworden dat de hond voorafgaand aan en ten behoeve van de operatie niet aan een infuus is gelegd, hetgeen naar het oordeel van het college in dit geval zeker de voorkeur had gehad, in aanmerking genomen de aard van de operatie en de (hoge) leeftijd en de conditie van de hond, die al langer ziek was. Beklaagde heeft verder gesteld dat voorafgaande, tijdens en na de operatie de lichaams­temperatuur van de hond door hem is opgenomen middels een speciale Thermo Flashmeting, maar ook dienaangaande geldt dat het resultaat van die metingen niet in de patiëntenkaart staat genoteerd. Verder is niet in geschil dat er tijdens de operatie bloedingen zijn ontstaan. Hoewel door partijen verschillende lezingen zijn gegeven over de hevigheid daarvan, staat vast dat door beklaagde een drukverband is aangelegd, naar wordt aangenomen, om bloedingen te stelpen en verder bloedverlies te voorkomen.

5.6. Vast staat dat de hond aan het einde van de ochtend met klaagster mee naar huis is gegeven. In geschil is of de hond toen volledig uit de narcose was ontwaakt en lopend de praktijk heeft verlaten. Voor het college is niet mogelijk de precieze feiten daaromtrent vast te stellen. Dit neemt niet weg dat het, na een ingrijpende operatie als de onderhavige, waarbij sprake was van bloedingen tengevolge van de mamatumoren resectie, in welk kader een drukverband was aangelegd, in de rede had gelegen om, voordat de hond naar huis ging, het drukverband te wisselen om de operatiewond nog eens te inspecteren en te controleren of de bloedingen zodanig waren verminderd dat het verantwoord was de hond mee naar huis te geven. Verder geldt dat in de patiëntenkaart ook de relevante klinische parameters ontbreken met betrekking tot de conditie van de hond voorafgaande aan het vertrek uit de kliniek.

5.7. Uit de stukken is gebleken dat klaagster na thuiskomst verschillende keren contact met beklaagde heeft opgenomen en daarbij haar zorgen heeft geuit over de bloedingen, die volgens haar bleven voortduren, naast dat in haar ogen sprake was verontrustende andere symptomen, beschreven onder 3.7. De lezingen over hetgeen tijdens die contacten over en weer is uitgewisseld, lopen uiteen. Klaagster stelt dat beklaagde volstond met de uitleg dat de door haar genoemde symptomen zeker bij oudere honden en na een operatie als de onderhavige niet abnormaal waren en dat zij zich geen zorgen hoefde te maken. Beklaagde heeft gesteld dat hij alles heeft gedaan om nazorg te verlenen, dat hij aan klaagster zijn mobiele nummer heeft verstrekt en een visite aan huis heeft aangeboden en dat klaagster tegen zijn uitdrukkelijk advies in het drukverband heeft verwijderd. Wat er exact tussen partijen is uitgewisseld blijft wat onduidelijk, echter is niet kunnen blijken en niet komen vast te staan dat beklaagde, nadat klaagster meermaals haar zorgen over de hond had geuit, haar -nadrukkelijk- heeft uitgenodigd om met de hond voor controle naar de praktijk te komen, hetgeen op zijn weg had gelegen, temeer omdat het college aannemelijk acht, mede gelet op de fatale afloop in de avond, dat door klaagster is gemeld dat de wond bleef bloeden en de hond de door haar beschreven symptomen had, hetgeen tot een controle noopte.

5.8. Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen komt het college tot de slotsom dat beklaagde op een aantal onderdelen in het behandeltraject, de nazorg en de verslaglegging niet heeft gehandeld als in de gegeven situatie van hem mocht worden verwacht. Het college acht de klacht in zoverre gegrond en oplegging van na te melden maatregel passend, daarbij rekening houdend met een eerdere opgelegde maatregel.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht gegrond,

geeft beklaagde daarvoor een berisping, als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel b, van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s Gravenhage door mr. G.J. van Muijen en door de leden  drs. J. Hilvering, drs. J.A.M van Gils, drs. M. Lockhorst en drs. M.P.J. Hovius, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op  31 januari 2019 door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.