ECLI:NL:TDIVBC:2023:5 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2022/06

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2023:5
Datum uitspraak: 23-03-2023
Datum publicatie: 30-03-2023
Zaaknummer(s): VB 2022/06
Onderwerp: Honden, subonderwerp: Therapie
Beslissingen: Verwerpt het beroep
Inhoudsindicatie: Hond. Het Veterinair Beroepscollege is al met al van oordeel dat het beroep van de dierenarts moet worden verworpen. De dierenarts heeft zich tuchtrechtelijk verwijtbaar gedragen met betrekking tot de begeleiding van de dracht van de hond van klagers, de uitvoering van een keizersnede en met betrekking tot de verleende nazorg.

Zaaknummer:                                                                          Datum uitspraak:
VB 2022/06                                                                             23 maart 2023

Uitspraak op het beroep van:

X, dierenarts te A, 
appellante (hierna: de dierenarts),

tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van 5 april 2022 in zaak nr. 2021/4
in het geding tussen:

          de heer en mevrouw Y, wonende te B (hierna: klagers)

en

          de dierenarts


 
Procesverloop

Bij uitspraak van 5 april 2022 heeft het Veterinair Tuchtcollege de klacht van klagers tegen de dierenarts gegrond verklaard. Het Veterinair Tuchtcollege heeft de dierenarts voorwaardelijk geschorst in de bevoegdheid om de diergeneeskunde uit te oefenen voor een periode van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.31, eerste lid, aanhef en onder e, in combinatie met het vijfde en zesde lid van de Wet dieren, welke proeftijd ingaat vanaf de dag waarop deze uitspraak onherroepelijk is geworden. 

Tegen deze uitspraak heeft de dierenarts bij brief van 2 juni 2022 beroep ingesteld.

Klagers hebben bij brief van 23 augustus 2022 een reactie op het beroepschrift ingediend.

Het Veterinair Beroepscollege heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2023, waarbij klagers zijn verschenen. De dierenarts en haar gemachtigde, mr. ing. I.E. Boissevain, zijn niet verschenen. 

Overwegingen

Aanleiding tot de klacht

1.    Klagers waren eigenaar van een hond, een Engelse Staffordshire Bullterriër, met de naam Cooper, geboren op 30 augustus 2015.

2.     Klagers hebben op 8 juni 2021 een echo laten maken waaruit bleek dat de hond, na dekking  bij een fokker, drachtig was van één pup en dat de te verwachten werptijd gerekend vanaf de eerste dekdatum (de hond was in een tijdsbestek van vier dagen drie keer gedekt) op 12 juli 2021 was. De hond had eerder een nestje met meerdere pups gehad. 

3.     Op 11 juli 2021 hebben klagers telefonisch contact opgenomen met de dierenarts en haar gevraagd of zij de aanstaande bevalling wilde begeleiden. De dierenarts was niet hun vaste dierenarts maar had eerder in maart 2020 een bevalling begeleid bij een andere hond van klagers. Klagers wilden een dierenarts in de buurt die ook in de avond en nacht beschikbaar was, omdat zij wilden vermijden dat zij bij eventuele complicaties tijdens de bevalling buiten de reguliere praktijkuren te ver zouden moeten reizen naar een dierenarts. Over hetgeen er over en weer tijdens het telefoongesprek is gezegd, lopen de lezingen uiteen. In de dagen hierna hebben klagers meermaals de lichaamstemperatuur van de hond gecontroleerd. 

4.     Op 16 juli 2021 hebben klagers in de ochtend telefonisch aan de dierenarts gemeld dat de hond helder slijm verloor en dat zij de pup voelden bewegen. De dierenarts heeft geadviseerd om een echo te laten maken en besloten werd om de situatie nog even aan te zien. 
In de middag hebben klagers de dierenarts weer gebeld, omdat zij zich zorgen maakten. Op uitnodiging van de dierenarts zijn zij met de hond naar de praktijk gekomen. De dierenarts heeft de hond een injectie met Oxytocine toegediend om de weeën op te wekken en de bevalling in te leiden. Volgens klagers heeft de dierenarts daarbij niet de lichaamstemperatuur van de hond gecontroleerd en geen klinisch en inwendig onderzoek verricht. Volgens de dierenarts heeft zij tijdens het consult vastgesteld dat de lichaamstemperatuur van de hond wisselend was, dat de melkgift was gestart en dat de banden verslapt aanvoelden. Na de injectie is de hond met klagers mee naar huis gegaan.
In de avond, omstreeks 20:00 uur, braken de vliezen en kwam er helder vruchtwater vrij, maar bleven weeën uit. 

5.     Op 17 juli 2021 hebben klagers in de vroege ochtend telefonisch contact met de dierenarts opgenomen. Volgens klagers heeft de dierenarts de hond tijdens het daarop volgende consult opnieuw een injectie met Oxycotine toegediend om weeën op te wekken, zonder voorafgaand onderzoek, en heeft zij pas na aandringen van hun kant bij de hond gevoeld of er al sprake was van ontsluiting, wat volgens haar voldoende was voor een natuurlijke bevalling. De hond is daarna weer met klagers mee naar huis gegaan. Om 8:15 uur begonnen de weeën. Om 12:30 uur hebben klagers weer contact opgenomen met de dierenarts, omdat de pup nog steeds niet geboren was.
Om 14:00 uur heeft de dierenarts op de praktijk een keizersnede uitgevoerd. Klagers stellen dat de dierenarts de hond al onmiddellijk bij binnenkomst op de behandeltafel in de spreekkamer en zonder enig voorafgaand lichamelijk onderzoek een narcose-injectie heeft toegediend, waarna de hond, die niet nuchter was, begon te braken. De dierenarts heeft de keizersnede zonder assistentie en controleapparatuur uitgevoerd, waarbij zij de hond heeft verlost van een compleet intacte, gezond ogende en volgroeide, maar inmiddels overleden pup. De dierenarts heeft de hond vervolgens met instemming van klagers gesteriliseerd, heeft volgens het operatieverslag postoperatief Albipen en Onsior toegediend, als thuismedicatie Onsior en Doxybactin voorgeschreven en een standaardnazorgbrief meegegeven. De hond, die bij de operatie veel bloed had verloren, is volgens klagers in een slapende toestand mee naar huis gegeven. 
Om 19:15 uur bleek de hond nog steeds versuft en slaperig en hebben klagers, omdat ze de situatie niet vertrouwden, telefonisch contact opgenomen met de dierenarts, die echter geen aanleiding zag nadere actie te ondernemen en volgens klagers zei dat het nog wel tot na middernacht zou duren voordat de hond volledig bij zou komen. Om 2:00 uur in de nacht is er volgens klagers sprake geweest van een kleine opleving in die zin dat de hond wat water dronk en plaste, maar dat ze daarna weer in slaap viel. 

6.     Op 18 juli 2021 heeft klager in de ochtend nog speciale voeding gekocht, maar wilde de hond dit niet eten en dronk ze ook niet meer. De hond had geen verhoging. De dierenarts stelt op die dag vergeefs telefonisch contact met klagers te hebben gezocht om te informeren naar de toestand van de hond. Omdat klagers het vertrouwen in de dierenarts verloren hadden, hebben zij contact opgenomen met de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, die hen adviseerde met spoed met de hond langs te komen. Onderweg  is de hond overleden. Na aankomst op de universiteitskliniek is volgens klagers het vermoeden geuit dat de hond een inwendige bloeding had gehad. Er heeft geen sectie plaatsgevonden. 

7.     Op 20 juli hebben klagers de dierenarts geïnformeerd over het overlijden van de hond. Zij hebben een tuchtprocedure gestart en stellen dat de dierenarts gedurende het behandeltraject nalatig en onbekwaam heeft gehandeld en dat de hond en de pup niet hadden hoeven te overlijden.

Beslissing van het Veterinair Tuchtcollege

8.1    In de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege is de klacht als volgt omschreven: de dierenarts wordt verweten dat zij nalatig heeft gehandeld met betrekking tot de begeleiding van de dracht van de hond van klagers, de uitvoering van een keizersnede en met betrekking tot de verleende nazorg.

8.2    Het Veterinair Tuchtcollege heeft geoordeeld dat er sprake is geweest van een opeenstapeling van lichtvaardige en risicovolle keuzes van de dierenarts. Als de dierenarts al van aanvang af van mening was dat het beter voor de hond zou zijn als de begeleiding van de dracht elders diende te worden uitgevoerd, dan had zij dat tijdens de diverse contacten met klagers eerder en nadrukkelijker dienen te melden en zo nodig zelf dienen te bewerkstelligen dat de hond zou worden verwezen, hetgeen zij niet heeft gedaan. Door de begeleiding en de keizersnede op zich te nemen, kan de dierenarts daarvoor naar het oordeel van het Tuchtcollege volledig verantwoordelijk worden gehouden en kunnen de tekortkomingen voorafgaande aan, tijdens en na de keizersnede haar worden aangerekend. 
Het Veterinair Tuchtcollege heeft de klacht daarom gegrond verklaard en aan de dierenarts de hiervoor vermelde maatregelen opgelegd. 

Beoordeling van het beroep door het Veterinair Beroepscollege

9.    De dierenarts is het niet eens met de beslissing van het Veterinair Tuchtcollege en voert daartoe verschillende beroepsgronden aan, die zij als volgt heeft gegroepeerd. De dierenarts betwist om te beginnen een aantal door het Veterinair Tuchtcollege vastgestelde feiten in de rechtsoverwegingen 5.5 tot en met 5.14 en stelt dat in het licht van vaste jurisprudentie geen oordeel kan worden geveld over feiten die niet vaststaan (1). Daarnaast wijst zij op de diergeneeskundige verantwoordelijkheid in bredere zin, dat de dierenarts noch de mogelijkheid, noch de middelen heeft om een eigenaar te dwingen tot het tijdig inschakelen van de juiste en volledige zorg, dat moet de eigenaar zelf doen (2). Verder bepleit de dierenarts dat het Veterinair Tuchtcollege haar met de voorwaardelijke schorsing een te zware maatregel heeft opgelegd, bezien in het licht van andere uitspraken, en het die maatregel niet afdoende heeft gemotiveerd (3). 

Het Veterinair Beroepscollege overweegt hierover het volgende. 

Ten aanzien van de feiten (1)

Met betrekking tot het telefonisch contact op 11 juli 2021

10.     De dierenarts stelt dat het Veterinair Tuchtcollege de dierenarts in overweging 5.5 ten onrechte tegenwerpt dat zij uiteindelijk heeft toegegeven aan de wens van klagers om door haar te worden bijgestaan bij de bevalling, zonder te noteren dat zij klagers meerdere keren heeft geadviseerd om gebruik te maken van de diensten van een andere kliniek, met bijvoorbeeld opname-faciliteiten of met een specialisme. 

10.1    Het Veterinair Beroepscollege constateert dat het Veterinair Tuchtcollege in overweging 5.5 aanneemt dat de dierenarts, ondanks mogelijke twijfels, ermee heeft ingestemd de bevalling te begeleiden en dat klagers niet kan worden verweten dat zij daarop hebben vertrouwd. In de volgende overwegingen gaat het Tuchtcollege van die situatie uit. Anders dan de dierenarts kennelijk meent wordt hier geen tuchtrechtelijk verwijt aan haar gemaakt. 

Deze beroepsgrond treft geen doel.

11.     De dierenarts stelt dat het Veterinair Tuchtcollege haar in overweging 5.6 ten onrechte verwijt dat ze klagers niet naar haar praktijk heeft laten komen om (o.a.) een röntgenfoto te maken, zodat beter kon worden beoordeeld dat er inderdaad één pup in de baarmoeder zat en of zij wel of niet een keizersnede zou moeten adviseren. Het Veterinair Tuchtcollege gaat er daarbij volgens haar aan voorbij dat klagers zelf niet wilden dat de dierenarts een röntgenfoto zou maken.

11.1    Het Veterinair Beroepscollege constateert dat niet uit de patiëntenkaart of anderszins is gebleken dat de dierenarts tijdens het telefonisch contact op 11 juli 2021 heeft gezegd dat ze een röntgenfoto wilde maken, en dat de klagers dat vervolgens hebben geweigerd. Het Veterinair Beroepscollege gaat er net als het Veterinair Tuchtcollege vanuit dat klagers de dierenarts tijdens het telefonisch contact op 11 juli 2021 hebben verteld wanneer de hond uitgerekend zou zijn, uitgaande van de echo van 8 juni 2021, die uitwees dat de hond drachtig was van één pup. Het Veterinair Beroepscollege kan zich verenigen met hetgeen het Veterinair Tuchtcollege onder 5.6 heeft overwogen. 

De beroepsgrond slaagt niet.

Met betrekking tot de telefonische contacten en het consult op 16 juli 2021

12.    De dierenarts stelt dat overweging 5.7 niet geheel begrijpelijk is, omdat het Veterinair Tuchtcollege het een begrijpelijke keuze vindt dat klagers het voorstel van dierenarts om een echo te maken afwijzen, terwijl het Veterinair Tuchtcollege het de dierenarts in overweging 5.6 juist verwijt geen röntgenfoto te hebben gemaakt. 

12.1     Het Veterinair Beroepscollege acht het net als het Veterinair Tuchtcollege begrijpelijk dat klagers in het telefoongesprek van 11 juli 2021 de meerwaarde van een echo niet inzagen, omdat zij reeds op 8 juni 2021 een echo hadden laten maken bij een andere praktijk, waaruit bleek dat de hond drachtig was van één pup die zij steeds gevoeld hebben. Een tweede echo kan een meerwaarde hebben als daarmee wordt bekeken of de pup in nood is, als daarbij tevens de hartslag van de pup wordt gecontroleerd, want als die te snel is, moet worden overgegaan tot een keizersnede. Niet is echter gebleken dat de dierenarts om die reden een echo wilde maken. Klagers stellen dat de dierenarts die echo wilde maken om te kijken of de hond überhaupt drachtig was, wat al was vastgesteld bij de eerdere echo. 

Deze beroepsgrond slaagt niet.

13.     De dierenarts stelt dat het Veterinair Tuchtcollege in overweging 5.8 ten onrechte de lezing van klagers over het consult op 16 juli 2021 als vaststaand aanneemt, terwijl de dierenarts deze heeft betwist. De dierenarts heeft klagers bij herhaling verwezen naar een collega, maar zij hebben dit geweigerd en de dierenarts had geen andere keuze om diergeneeskundige hulp te verlenen toen de hond reeds aanzienlijke tijd in partus was. Tevens stelt het Tuchtcollege ten onrechte vast dat er zonder onderzoek Oxytocine aan de hond is toegediend: zij heeft de hond onderzocht, verslapte banden gevoeld en de temperatuur opgenomen bij beide injecties. 

13.1    Het Veterinair Beroepscollege constateert dat het Veterinair Tuchtcollege in overweging 5.8 opmerkt dat de lezingen van partijen over het verloop van het consult en het onderzoek voorafgaand aan de injecties uiteen lopen en de verschillende lezingen vervolgens weergeeft, zonder direct van één van die lezingen uit te gaan. Het Veterinair Tuchtcollege mag wel uitgaan van wat de dierenarts op de zitting heeft verklaard of onbetwist heeft gelaten. Zo heeft de dierenarts verklaard dat zij niet heeft gecontroleerd of er sprake was van ontsluiting, en heeft zij niet bestreden dat zij de buik niet heeft gepalpeerd, hetgeen in de rede had gelegen om te controleren of de pup bewoog en nog in leven was. Dat volgens de dierenarts de banden verslapt aanvoelden, doet hier niet ter zake. Dat de dierenarts klagers bij herhaling heeft verwezen naar een collega wordt door klagers betwist, en wordt door het Tuchtcollege dus terecht als niet vaststaand aangenomen. Net als het Veterinair Tuchtcollege constateert het Veterinair Beroepscollege dat verder uit niets blijkt dat de dierenarts klagers heeft geïnformeerd over het tijdbestek waarbinnen de injectie met Oxytocine effect zou moeten sorteren en de weeën op gang zouden moeten komen. Dit had ook volgens het Veterinair Beroepscollege zeker in de rede gelegen. Ook dit verwijt is terecht.

Deze beroepsgrond slaagt niet. 

14.    In overweging 5.9 oordeelt het Veterinair Tuchtcollege dat de dierenarts na de eerste injectie met Oxycotine meer regie had moeten houden over het vervolg en te veel verantwoordelijkheid bij klagers heeft neergelegd. De dierenarts stelt dat het Tuchtcollege eraan voorbij gaat dat klagers steeds afwijzend reageerden op suggesties en adviezen van de dierenarts en dat zij zeiden dat ze het wel wisten, omdat zij ervaren fokkers waren en dat zij niet tijdig zorgden voor begeleiding van dracht en bevalling door een praktijk met onder andere opnamefaciliteiten. 

14.1    Het Veterinair Beroepscollege is het eens met hetgeen het Veterinair Tuchtcollege onder 5.9 heeft overwogen, welke overweging in essentie een samenvatting vormt van de verwijten die al in 5.8 zijn gemaakt. Het Veterinair Beroepscollege voegt hieraan toe dat na de injectie met Oxycotine de weeën binnen zeer korte tijd  op gang moeten komen en er binnen een uur een pup geboren moet zijn, anders zal de dierenarts in de regel moeten ingrijpen en de pup via een keizersnede ter wereld moeten brengen.

Ook deze beroepsgrond slaagt niet.  

Met betrekking tot de telefonische contacten en de consulten op 17 juli 2021

15.    Volgens de dierenarts stelt het Veterinair Tuchtcollege in overweging 5.10 dat de dierenarts meer initiatief had moeten tonen na het toedienen van de tweede injectie met Oxycotine. De dierenarts betoogt dat ze weinig keuze had, omdat klagers de hond mee naar huis wilden nemen met het oog op een (natuurlijke) thuisbevalling, wat volgens hen geen probleem zou opleveren. De dierenarts heeft klagers informatie gegeven over de keizersnede en klagers erop gewezen dat de hond het beste nuchter kon zijn. 

15.1    Klagers betwisten dat zij hebben gezegd dat de hond thuis op natuurlijke wijze zou kunnen bevallen. 

15.2    Het tuchtrechtelijk verwijt in 5.10 is dat de dierenarts klagers op 17 juli 2021 na het toedienen van de tweede injectie zonder enig eigen initiatief in de richting van verwijzing en zonder duidelijke instructies met de hond naar huis heeft laten gaan en dat zij onvoldoende voorbereidingen heeft getroffen voor een keizersnede, waar een aanmerkelijke kans op was. Hetgeen de dierenarts hiertegen aanvoert, doet daar niet aan af. Het Veterinair Beroepscollege is het eens met het Veterinair Tuchtcollege dat er onnodig veel tijd verloren is gegaan en dat er een verhoogd risico is geschapen op een problematische afloop. Het tijdsverloop na de injecties is veel te lang, de pup had er binnen een uur moeten zijn en anders had moeten worden ingegrepen. Het Veterinair Beroepscollege kan zich ook overigens verenigen met hetgeen het Veterinair Tuchtcollege onder 5.10 heeft overwogen.

16.     Ten aanzien van het verwijt in overweging 5.11 dat de hond bij de keizersnede niet nuchter was, niet is geïntubeerd en dat geen waakinfuus is aangelegd, stelt de dierenarts dat er geen assistentie aanwezig was die het intuberen kon uitvoeren, en dat zij zich richtte op de keizersnede. Ze heeft geen waakinfuus aangelegd omdat de poten teveel gekromd waren. Er was volgens haar niet veel keuze of tijd meer, of de hond nuchter was of niet. 

16.1    Klagers stellen dat de hond geen kromme poten had, zoals te zien is op de foto’s van de hond, en dat de dierenarts niet eens heeft geprobeerd een waakinfuus aan te leggen. 

16.2    Het Veterinair Beroepscollege kan zich verenigen met hetgeen het Veterinair Tuchtcollege onder 5.11 heeft overwogen en met het oordeel dat de dierenarts bij de uitvoering van de keizersnede niet overeenkomstig de zorgvuldige beroepsuitoefening heeft gehandeld. De dierenarts had de hond moeten intuberen, onder andere om te voorkomen dat de hond het eigen braaksel inslikte, en een infuus moeten aanbrengen. De dierenarts heeft geen goede verklaring gegeven waarom ze dat niet heeft gedaan.

Het betoog slaagt niet.

17.    De dierenarts stelt dat de hond niet slapend aan klagers is meegegeven, zoals het Veterinair Tuchtcollege aanneemt in de overwegingen onder 5.12 en 5.13. De hond was bij kennis en alert en kon gewoon lopen. 

17.1    Het Veterinair Beroepscollege stelt vast dat deze stelling van de dierenarts wordt betwist door klagers die stellen dat de hond, die tijdens de operatie veel bloed had verloren, in slapende toestand mee naar huis is gegeven en niet kon staan of lopen. De dierenarts verklaart zelf in haar verweerschrift bij het Veterinair Tuchtcollege dat de hond na het sluiten van de buikwond ontwaakte en enigszins suf was. Gelet op (vooral) deze verklaring van de dierenarts zelf, acht het Veterinair Beroepscollege de stelling van de dierenarts in beroep dat de hond bij kennis en alert was niet geloofwaardig. Uitgaande van de stellingen van partijen in eerste aanleg is in elk geval duidelijk dat de hond na de operatie versuft en nog niet (helemaal) wakker was, zoals het Veterinair Tuchtcollege ook heeft overwogen. Gelet hierop is ook het Veterinair Beroepscollege van oordeel dat de dierenarts een te groot risico heeft genomen door de hond na de zware ingrepen naar huis te laten gaan, zonder antagonerende medicatie toe te dienen en zonder er eerst zeker van te zijn dat de hond duidelijk wakker was.

Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Met betrekking tot het telefonische contact na de operatie op 17 juli 2021

18.     De dierenarts is het niet eens met het verwijt in overweging 5.14 dat zij klagers niet naar een andere kliniek heeft gestuurd. Zij heeft daar juist meerdere malen op aangedrongen bij klagers, maar die weigerden. Ook heeft zij telefonisch geadviseerd de slijmvliezen goed in de gaten te houden en bij twijfel alsnog naar een spoedkliniek te gaan. Dit wordt door klagers betwist. 

18.1    Net als het Veterinair Tuchtcollege is het Veterinair Beroepscollege van oordeel dat, ook als de dierenarts klagers zou hebben geadviseerd de slijmvliezen goed in de gaten te houden, het naar huis laten gaan van de hond na zo’n zware operatie te risicovol is geweest. De dierenarts heeft onvoldoende gereageerd in de avond van 17 juli 2021, heeft de hond niet weer naar de kliniek laten komen en ook niet uit eigen initiatief doorverwezen. Het Veterinair Beroepscollege kan zich ook overigens verenigen met hetgeen het Veterinair Tuchtcollege onder 5.14 heeft overwogen. Het tuchtrechtelijk verwijt blijft staan.  

19.    De dierenarts vindt het verwijt in de samenvattende overweging 5.15 van het Veterinair Tuchtcollege onterecht dat er sprake is van een opeenstapeling van lichtvaardige en risicovolle keuzes, want haar keuzes werden afgedwongen door de situatie en de eerdere keuzes van de klagers, waarbij zij als dierenarts geen hulp kon weigeren toen de hond intussen in partus was. 

19.1    Het Veterinair Beroepscollege volgt, zoals uit het voorgaande blijkt, het Veterinair Tuchtcollege in zijn oordeel over de feiten met betrekking tot de begeleiding van de dracht van de hond, de uitvoering van de keizersnede en de nazorg. Het Veterinair Beroepscollege is eveneens van oordeel dat er inderdaad een opeenstapeling is geweest van lichtvaardige en risicovolle keuzes van de dierenarts en van onjuist veterinair handelen. Het Veterinair Beroepscollege acht de verwijten aan de dierenarts ernstig. Op veel momenten, in de vele contacten met klagers, had het tij gekeerd kunnen worden en had de dierenarts zo nodig zelf kunnen bewerkstelligen dat de hond werd doorverwezen naar een andere dierenarts. De dierenarts heeft dat echter niet gedaan en daarmee zelf de verantwoordelijkheid genomen voor de begeleiding en de keizersnede. De dierenarts is daarmee tekort geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond Cooper.

Ook deze beroepsgrond slaagt niet. 

Ten aanzien van de diergeneeskundige verantwoordelijkheid in brede zin (2)

20.     De dierenarts wijst op de diergeneeskundige verantwoordelijkheid in brede zin, dat de dierenarts een zorgplicht heeft, maar noch de mogelijkheid, noch de middelen heeft om een eigenaar te dwingen tot het tijdig inschakelen van de juiste en volledige zorg; dat moet de eigenaar zelf doen. Er is volgens de dierenarts een toename van partusproblemen buiten kantooruren, juist bij rassen zoals deze met een brede kop waarbij deze problemen te verwachten zijn. De (enkele) dierenartsen die dan voor spoedhulp beschikbaar zijn, worden geconfronteerd met deze problemen en in dit geval zelfs met een tuchtrechtelijke maatregel. 

20.1    De dierenarts wijst hier op een algemene problematiek in de uitvoering van de diergeneeskunde. Het Veterinair Beroepscollege merkt op dat deze problematiek reden te meer is om een hond met dergelijke te verwachten partusproblemen uit eigen beweging door te verwijzen naar een andere dierenarts met de benodigde faciliteiten en daar zelf ook actief in te zijn. Zeker als daar meerdere momenten voor zijn in de contacten met de eigenaren van de hond. Dit geldt te meer als de dierenarts alleen staat en geen assistentie of opnamefaciliteiten heeft. Het betoog faalt. 

Ten aanzien van de maatregel (3)

21.     De dierenarts bepleit in haar derde beroepsgrond dat het Veterinair Tuchtcollege haar met de voorwaardelijke schorsing een te zware maatregel heeft opgelegd, zonder die te motiveren. Daarbij stelt ze dat ze nooit eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld en geen diergeneeskundige hulp heeft geweigerd. Er is ook geen doodsoorzaak vastgesteld, dus niet is komen vast te staan dat de hond en de pup door haar toedoen zijn overleden. Ze heeft geen aanleiding gegeven om te vermoeden dat er daadwerkelijk een risico op herhaling bestaat. Verder stelt ze dat het algemeen bekend is dat keizersnedes, zeker bij risico-rassen, niet altijd succesvol verlopen, dus dat het de vraag is of haar een verwijt kan worden gemaakt. Zelfs als sprake is van onzorgvuldig handelen in een of meer opzichten, is er volgens de dierenarts geen enkele keer zo’n zware maatregel opgelegd. Zij verwijst daarbij naar zes andere uitspraken van het Veterinair Tuchtcollege. 

21.1    Het Veterinair Beroepscollege constateert dat het Veterinair Tuchtcollege de maatregel wel degelijk heeft gemotiveerd in de verschillende rechtsoverwegingen en in het bijzonder in overweging 5.15, met name door het benoemen van de meerdere lichtvaardige en risicovolle keuzes van de dierenarts en dat de dierenarts, door de begeleiding en de keizersnede met de nazorg op zich te nemen, daarvoor volledig verantwoordelijk kan worden gehouden. Dat de doodsoorzaak van de hond en haar pup niet is komen vast te staan, doet hier niet aan af. 

Zoals uit de voorgaande overwegingen van het Veterinair Beroepscollege volgt, is er ook in hoger beroep sprake van meerdere ernstige verwijten, ten aanzien van de begeleiding van de dracht van de hond, de uitvoering van de keizersnede en de verleende nazorg, die het opleggen van een voorwaardelijke schorsing van zes maanden ook naar het oordeel van het Veterinair Beroepscollege rechtvaardigen. Het Veterinair Beroepscollege rekent deze verwijten de dierenarts zwaar aan, ook  omdat de dierenarts blijk heeft gegeven van weinig reflectie omtrent haar handelen. 

De door de dierenarts aangehaalde zes uitspraken van het Veterinair Tuchtcollege maken het voorgaande niet anders. In die uitspraken is geen voorwaardelijke schorsing als maatregel opgelegd, maar daar is dan ook geen sprake van dergelijke ernstige verwijten.

Slotsom

22.    Het Veterinair Beroepscollege is al met al van oordeel dat het beroep van de dierenarts moet worden verworpen. De dierenarts heeft zich tuchtrechtelijk verwijtbaar gedragen met betrekking tot de begeleiding van de dracht van de hond van klagers, de uitvoering van een keizersnede en met betrekking tot de verleende nazorg.

Het Veterinair Beroepscollege kan zich voorts verenigen met hetgeen het Veterinair Tuchtcollege in de uitspraak onder 5.15 heeft overwogen over de op te leggen maatregelen. Dat betekent dat deze maatregelen met de uitspraak van het Veterinair Beroepscollege van heden onherroepelijk worden. 


Beslissing

Het Veterinair Beroepscollege:

verwerpt het beroep.


Aldus gewezen door mr. E.A. Minderhoud, voorzitter, mr. J.L.W. Aerts en mr. J.D. Streefkerk, jurist-leden, drs. M.A. van Zuijlen en drs. E.C. de Ruijter, dierenarts-leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.H. Zandvliet als secretaris.

w.g. mr. E.A. Minderhoud                                                      w.g. mr. drs. M.H. Zandvliet
voorzitter                                                                            plaatsvervangend secretaris

Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2023

Voor eensluidend afschrift
mr. drs. M.H. Zandvliet
plaatsvervangend secretaris