ECLI:NL:TDIVBC:2023:2 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2022/01

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2023:2
Datum uitspraak: 20-01-2023
Datum publicatie: 24-01-2023
Zaaknummer(s): VB 2022/01
Onderwerp: Klachtambtenaarzaken, subonderwerp: Onbevoegd uitoefenen van de diergeneeskunde
Beslissingen: Verwerpt het beroep
Inhoudsindicatie: De dierverloskundige heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de vele door hem onbevoegd uitgevoerde keizersneden zonder dat daartoe een dwingende veterinaire noodzaak bestond, het onbevoegd toedienen en achterlaten van de UDD-gekanaliseerde diergeneesmiddelen en de ontoereikende administratieve verantwoording. van de toepassing en verstrekking van diergeneesmiddelen en tweede keuze antibiotica in het bijzonder.Het Veterinair Beroepscollege kan zich voorts verenigen met hetgeen het Veterinair Tuchtcollege in de uitspraak onder 5.13. heeft overwogen over de op te leggen maatregelen. 

Zaaknummer:                                                                                         Datum uitspraak:

VB 2022/01                                                                                            20 januari 2023
 

Uitspraak op het beroep van:

X, dierverloskundige te A

appellant (hierna: de dierverloskundige),

tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van 27 januari 2022 in zaak nr. 2020/25

in het geding tussen:

X

en

de klachtambtenaar, als bedoeld in artikel 8.15, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet dieren

Procesverloop

Bij uitspraak van 27 januari 2022 heeft het Veterinair Tuchtcollege de klacht van de klachtambtenaar tegen de dierverloskundige gegrond verklaard. Het Veterinair Tuchtcollege heeft de dierverloskundige onvoorwaardelijk geschorst in de bevoegdheid tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen op het gebied van de dierverloskunde voor een periode van zes maanden, zulks met ingang van de dag waarop deze uitspraak onherroepelijk is geworden. Voorts heeft het Veterinair Tuchtcollege hem een voorwaardelijke geldboete opgelegd van € 5.000,00 met een proeftijd van drie jaar, welke proeftijd ingaat vanaf de dag dat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Tegen deze uitspraak heeft de dierverloskundige bij brief van 16 maart 2022 beroep ingesteld.

De klachtambtenaar heeft bij brief van 1 augustus 2022 een verweerschrift ingediend.

De dierverloskundige heeft bij brief van 28 oktober 2022 bericht van zijn verhindering op de zitting te verschijnen en heeft verzocht de door het Veterinair Tuchtcollege opgelegde maatregel van de schorsing om te zetten in een voorwaardelijke maatregel.

Het Veterinair Beroepscollege heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2022, waar de klachtambtenaar, vertegenwoordigd door mr. L. Schleeper, is verschenen.

Overwegingen

Aanleiding tot het indienen van de klacht

1.         De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) heeft onderzoek gedaan naar het onbevoegd uitvoeren van veterinaire handelingen door een collega van de dierverloskundige. In dat onderzoek is een aantal veehouders/klanten van deze collega door de NVWA gehoord. Deze veehouders hebben verklaard dat, als de collega niet beschikbaar was, zij gebruik maakten van de diensten van de dierverloskundige. Uit hun getuigenverklaringen komt onder meer naar voren

-dat zij de dierverloskundige of zijn collega telefonisch benaderden als zij bij hun runderen problemen verwachtten met een natuurlijke bevalling;

-dat de dierverloskundige bij een veehouder een keizersnede heeft uitgevoerd;

-dat een veehouder voor bevallingen altijd contact opnam met de dierverloskundige of zijn collega, omdat zijn dikbilrunderen bijna altijd middels een keizersnede afkalven.

2          In het klaagschrift is vermeld dat de dierverloskundige gebruik maakte van de volgende UDD-gekanaliseerde diergeneesmiddelen:
- Penstrep-ject (REG NL 100679) en Pen & Strep (REG NL 7188). Dit zijn antibiotica die als werkzame stoffen de combinatie van procaïnebenzylpenicilline en dihydrostreptomycine bevatten;

- Procamidor (REG NL 113865), een anestheticum met de werkzame stof procaïnehydrochloride;

- Lidocaïne 4% (REG NL 5602), een anestheticum met de werkzame stoffen lidocaïne en adrenaline.

3.         Naar aanleiding van deze bevindingen hebben een inspecteur en een rechercheur van de NVWA een bezoek aan de dierverloskundige gebracht en logboekformulieren en facturen van 2017 tot en met 2019 opgevraagd. In de logboekformulieren van de dierverloskundige zijn bovengenoemde diergeneesmiddelen vermeld. Vervolgens zijn er vier veehouders/ klanten van de dierverloskundige bezocht en gehoord. Uit hun verklaringen bleek dat de veehouders voor verlossingen bij hun runderen contact met de dierverloskundige opnamen, dat de dierverloskundige zelf ook keizersneden uitvoerde en dan antibiotica bij de betreffende runderen toediende en in sommige gevallen antibiotica achterliet voor de veehouder om deze zelf de volgende dag nog bij de behandelde dieren toe te dienen. Een veehouder heeft verklaard dat de dierverloskundige vijf à zes keizersneden per jaar bij zijn vleeskoeien verrichtte, een andere veehouder heeft verklaard dat hij bij een verlossing altijd telefonisch contact met de dierverloskundige opnam en dat bij zijn runderen in 2019 in totaal tien keizersneden zijn verricht. Nog een andere veehouder heeft verklaard dat de dierverloskundige in 2019 vier keizersneden bij zijn vleeskoeien heeft uitgevoerd.

4.         De NVWA heeft de bij de dierverloskundige opgevraagde facturen beoordeeld. Daarbij is vastgesteld dat op geen enkele factuur een specificatie stond vermeld van de door de dierverloskundige uitgevoerde veterinaire handelingen, maar dat enkel de formulering ‘verrichte diensten’ is gebruikt. Daarnaast bleken uit het register van Medirund de volgende leveringen: in 2017 178 leveringen van Pen & Strep 100 cc, in 2018 214 leveringen van Pen & Strep 100 cc en in 2019 158 leveringen van Pen & Strep 100 cc. Op grond hiervan is bij de NVWA de verdenking gerezen dat de dierverloskundige, net als zijn collega, onbevoegd keizersneden uitvoerde.

5.         Op 22 november 2019 hebben inspecteurs van de NVWA de dierverloskundige bezocht om hem hierover te horen, waarbij vooraf de cautie is verleend, de dierverloskundige van de vermeende overtredingen in kennis is gesteld en een berechtingsrapport is aangezegd. De dierverloskundige heeft geen verklaring afgelegd, maar gezegd het vervolg af te wachten. De bevindingen en conclusies van de NVWA zijn neergelegd in een berechtingsrapport. Dat rapport is naar de klachtambtenaar verzonden, die op basis daarvan heeft besloten een klacht bij het Veterinair Tuchtcollege in te dienen.

Beslissing van het Veterinair Tuchtcollege

6.         Het Veterinair Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de dierverloskundige buiten zijn bevoegdheid frequent keizersneden uitvoerde zonder dat daartoe een dwingende veterinaire noodzaak bestond, diergeneesmiddelen heeft toegepast en heeft verstrekt terwijl hij daartoe als dierverloskundige niet bevoegd was, zonder gebleken noodzaak tweede keuze antibiotica heeft toegepast en de toepassing en verstrekking van diergeneesmiddelen ontoereikend heeft geadministreerd.

Het Veterinair Tuchtcollege heeft de klachten daarom gegrond verklaard en aan de dierverloskundige de hiervoor vermelde maatregelen opgelegd.

Beroepsgronden

7.         De dierverloskundige is het niet eens met de beslissing van het Veterinair Tuchtcollege en voert, in de kern genomen, de volgende beroepsgronden aan:

1) Het Veterinair Tuchtcollege is niet ingegaan op zijn klacht dat informatie in het dossier ontbreekt of onleesbaar is;
2) Het Veterinair Tuchtcollege heeft ten onrechte geoordeeld dat de getuigenverklaringen uit het berechtingsrapport van de NVWA niet worden uitgesloten als bewijs in de klacht die tegen hem is ingediend;
3) Het college gaat van de verkeerde aanname uit dat de hoeveelheid en combinatie van de gebruikte medicatie wijzen op uitgevoerde keizersneden; die kunnen immers ook op andere diergeneeskundige handelingen wijzen.

De klachtambtenaar verzoekt het beroep te verwerpen en de opgelegde maatregelen in stand te laten.  

Het Veterinair Beroepscollege overweegt hierover het volgende.

Ten aanzien van het ontbreken van informatie (1)

8.         De dierverloskundige stelt dat met name bijlage 43 en pagina 1 van het formulier dat volgt na bijlage 75 van de klacht, ontbreekt of onleesbaar is, waardoor hij zich daarover niet heeft kunnen uitlaten. Een aantal andere bijlagen namelijk 2, 22, 23, 24, 26, 29, 30, 54 en 57 is onleesbaar en hij weet niet welke rol die hebben gespeeld in de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege.

8.1       De klachtambtenaar voert aan dat het Veterinair Tuchtcollege niet heeft hoeven ingaan op dit verweer omdat bijlage 43 door een fout bij de nummering niet bestaat, dan wel afkomstig is uit de eigen administratie van de dierverloskundige, pagina 1 van het formulier dat volgt na bijlage 75 alleen gegevens van de dierverloskundige bevat en de onleesbare bijlagen fotokopieën zijn die de  rapporteurs van de NVWA hebben gemaakt van de logboekformulieren van de dierverloskundige zelf.

8.2       Het Veterinair Beroepscollege constateert dat bijlage 43 niet bij het berechtingsrapport is opgenomen en dat de omringende bijlagen 1 tot en met 61 afkomstig zijn uit de administratie van de dierverloskundige zelf. Het is aannemelijk dat bijlage 43 niet bestaat vanwege een verkeerde nummering dan wel eveneens uit de eigen administratie van de dierverloskundige afkomstig is. Het formulier met alleen pagina 2/2 na bijlage 75 is zelfstandig leesbaar en bevat de gegevens van de dierverloskundige zelf. Dit maakt aannemelijk dat ook pagina 1/ 2 eigen gegevens bevat, zoals de klachtambtenaar stelt. Verder zijn de moeilijk leesbare bijlagen fotokopieën van logboekformulieren van de dierverloskundige zelf. Deze bijlagen bevatten dus eigen informatie van de dierverloskundige, waarover hij zich dus als geen ander heeft kunnen uitlaten. Die informatie heeft het Veterinair Tuchtcollege dus terecht betrokken in zijn beoordeling. Op de bij het rapport ontbrekende (delen van) bijlagen heeft het Veterinair Tuchtcollege – uiteraard – zijn oordeel niet gebaseerd. Door het ontbreken van die stukken is de dierverloskundige dan ook niet in zijn verdediging geschaad.   

Deze grief treft geen doel.

Ten aanzien van de getuigenverklaringen (2)

9.         De dierverloskundige stelt dat het Veterinair Tuchtcollege had moeten twijfelen aan de juistheid van de getuigenverklaringen die onder ambtseed zijn vastgelegd door een medewerker van de NVWA, omdat die medewerker eerder foute informatie in het berechtingsrapport heeft moeten herstellen. Die verklaringen komen niet overeen met wat de getuigen hebben verklaard. De getuigen zijn onder druk gezet door de NVWA, hetgeen niet in lijn is met artikel 6 EVRM. Hun is geen ruimte gegeven om de gestelde vragen niet te beantwoorden, twee veehouders zijn zelfs bedreigd met boetes. De dierverloskundige heeft geen initiërende rol gespeeld met betrekking tot de intrekking door de veehouders van de door hen afgelegde verklaringen.

9.1       De klachtambtenaar stelt dat de betreffende medewerker van de NVWA alleen een kennelijke verschrijving (onjuist jaartal) heeft hersteld, hetgeen niets afdoet aan de inhoud van de getuigenverklaringen, die overigens niet doorslaggevend zijn voor de uitspraak.
De veehouders zijn niet onder druk gezet door de NVWA en ze hadden de vrijheid de vragen wel of niet te beantwoorden. Dat hun mogelijk niet is verteld om welke specifieke gedragingen van de dierverloskundige het ging, betekent niet dat door de NVWA onrechtmatig is gehandeld. De dierverloskundige heeft wel een initiërende rol gespeeld bij de intrekkingsverklaringen van de veehouders, want die zijn gelijkluidend.

9.2       Het Veterinair Beroepscollege ziet net als het Veterinair Tuchtcollege in hetgeen de dierverloskundige heeft gesteld over de medewerker van de NVWA geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de getuigenverklaringen. Uit het berechtingsrapport volgt dat dat aan de gehoorde veehouders is medegedeeld dat de aan hen gerichte vragen verband hielden met een onderzoek naar de werkwijze van de dierverloskundige. Uit de verklaringen blijkt dat de veehouders wisten dat ze met de inspecteurs van de NVWA over de handelingen van de dierverloskundige spraken en dat de NVWA onderzoek daarnaar deed. Over de exacte inhoud van het tuchtrechtelijke verwijt dat de dierverloskundige daarbij – mogelijk – zou worden gemaakt, voor zover dat op dat moment al duidelijk was, hoefde de NVWA geen mededelingen te doen. Net als het Veterinair Tuchtcollege heeft het Veterinair Beroepscollege geen reden aan te nemen dat de verklaringen onder druk en niet in vrijheid tot stand zijn gekomen.
Artikel 6 EVRM biedt, zoals de dierverloskundige stelt, ook bescherming bij het veterinair tuchtrecht, maar van schending van dat artikel is het Veterinair Beroepscollege niet gebleken. Ook de door de dierverloskundige aangehaalde uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 6 december 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7297) maakt het voorgaande niet anders. Die uitspraak heeft betrekking op een verklaring van een persoon die ten onrechte niet was gewezen op zijn recht een advocaat te raadplegen. Die situatie doet zich hier niet voor. Zoals gezegd is het Veterinair Beroepscollege van oordeel dat niet is gebleken dat de gehoorde veehouders niet in vrijheid hun verklaringen hebben afgelegd. Dat zij wellicht achteraf spijt hebben dat de dierverloskundige mede door hun verklaringen in de problemen is gekomen, is een geheel andere kwestie.

In het door dierverloskundige aangevoerde heeft het Veterinair Beroepscollege geen aanknopingspunten gevonden voor een ander oordeel dan waartoe het Veterinair Tuchtcollege is gekomen. Het Veterinair Beroepscollege kan zich geheel verenigen met hetgeen het Veterinair Tuchtcollege onder 5.4 van zijn uitspraak heeft overwogen.

De grief faalt.

Ten aanzien van de aannames over de gebruikte medicatie (3)

10.       De dierverloskundige stelt dat de klachtambtenaar en het Veterinair Tuchtcollege van de verkeerde aanname uitgaan dat de hoeveelheid en combinatie van de gebruikte medicatie, met name de 523 registraties Pen & Strep in het register van Medirund, wijzen op uitgevoerde keizersneden. Daar is geen bewijs voor en hij heeft het uitvoeren van die keizersneden ook niet erkend zoals het Veterinair Tuchtcollege onder 5.6. van zijn uitspraak stelt. Die medicatie kan ook op andere diergeneeskundige handelingen wijzen, zoals verlossingen bij varkens, schapen en geiten, waarvoor hij ook bevoegd is.

10.1      De klachtambtenaar voert aan dat niet alleen is uitgegaan van de 523 registraties in Medirund uit de administratie van de dierverloskundige, maar ook van de verklaringen van de veehouders dat er jaarlijkse vele keizersneden werden uitgevoerd door de dierverloskundige, en dat de dierverloskundige niet heeft aangetoond waarvoor hij de medicatie dan wel heeft gebruikt.

10.2      Het Veterinair Beroepscollege overweegt net als het Veterinair Tuchtcollege dat de dierverloskundige geen informatie heeft verstrekt waaruit kan blijken dat de in grote hoeveelheden gebruikte medicatie voor andere diergeneeskundige handelingen werd toegepast dan voor keizersneden. De administratie van dierverloskundige (´verrichte diensten’) is zeer summier en ook andere informatie van de dierverloskundige is zeer beperkt. Uit de registratie van Medirund, de logboekformulieren, en de verklaringen van getuigen blijkt dat gedurende een langere periode zeer veel diergeneesmiddelen, Pen & Strep c.q. Penstrep-ject, maar ook Procamidor of Lidocaïne zijn gebruikt en wel in die mate dat dan duidelijk zou moeten zijn voor welke andere handelingen dan keizersneden die zouden zijn toegepast.
Het Veterinair Beroepscollege volgt het Veterinair Tuchtcollege in zijn oordeel over de feiten, zowel met betrekking tot het verrichten van keizersneden als met betrekking tot het onbevoegd toepassen van UDD-gekanaliseerde diergeneesmiddelen en het achterlaten/leveren daarvan bij/aan de veehouder ter nabehandeling. Het Veterinair Beroepscollege kan zich verder geheel verenigen met hetgeen het Veterinair Tuchtcollege onder 5.8 tot en met 5.12 van zijn uitspraak daarover heeft overwogen.

Ook deze grief slaagt niet.

Slotsom

11.       Het voren overwogene brengt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat het beroep van de dierverloskundige zal worden verworpen. De dierverloskundige heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de vele door hem onbevoegd uitgevoerde keizersneden zonder dat daartoe een dwingende veterinaire noodzaak bestond, het onbevoegd toedienen en achterlaten van de UDD-gekanaliseerde diergeneesmiddelen en de ontoereikende administratieve verantwoording.
van de toepassing en verstrekking van diergeneesmiddelen en tweede keuze antibiotica in het bijzonder.

Hetgeen de dierverloskundige verder nog naar voren heeft gebracht, kan niet leiden tot een ander oordeel.

Het Veterinair Beroepscollege kan zich voorts verenigen met hetgeen het Veterinair Tuchtcollege in de uitspraak onder 5.13. heeft overwogen over de op te leggen maatregelen. De dierverloskundige betoogt in zijn beroepsschrift dat de opgelegde maatregelen te zwaar zijn, omdat hij naar aanleiding van de klacht in de afgelopen jaren al genoeg heeft geleden. Hij is kostwinner en kan vanwege zijn leeftijd niet meer zo makkelijk werk vinden. Het Veterinair Beroepscollege wijst echter erop dat de dierverloskundige over een langere periode onbevoegd aanzienlijke aantallen keizersneden heeft verricht, onbevoegd diergeneesmiddelen heeft toegediend en aan dierhouders heeft verstrekt en onvoldoende aan verslaglegging heeft gedaan van de toepassing en verstrekking van diergeneesmiddelen en tweede keuze antibiotica in het bijzonder, waarbij de dierverloskundige geen zelfinzicht heeft getoond. In de vergelijkbare zaak VB 2020/13, ECLI:NL:TDIVBC:2020:12 heeft het Veterinair Beroepscollege dezelfde maatregelen opgelegd.

Dat betekent dat deze maatregelen met de uitspraak van het Veterinair Beroepscollege van heden onherroepelijk worden.

Beslissing

Het Veterinair Beroepscollege:
 

verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. E.A. Minderhoud, voorzitter, mr. J.C.W. Rang en mr. J.D. Streefkerk, jurist-leden, drs. M.A. van Zuijlen, dierenarts-lid, en A.A. Bos, dierverloskundige-lid, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.H. Zandvliet als secretaris.


w.g. mr. E. A. Minderhoud                                               w.g. mr. drs. M.H. Zandvliet

voorzitter                                                                       plaatsvervangend secretaris
 

Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2023

Voor eensluidend afschrift,

mr. drs. M.H. Zandvliet

plaatsvervangend secretaris