ECLI:NL:TDIVBC:2022:5 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2021/18
ECLI: | ECLI:NL:TDIVBC:2022:5 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-06-2022 |
Datum publicatie: | 14-06-2022 |
Zaaknummer(s): | VB 2021/18 |
Onderwerp: | Procesrecht |
Beslissingen: | Niet ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | Vast staat dat de klacht van appellante door het Veterinair Tuchtcollege gegrond is verklaard. Gelet op artikel 8:35, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet dieren kan tegen een klacht die bij het Veterinair Tuchtcollege gegrond is verklaard, geen beroep bij het Veterinair Beroepscollege worden ingesteld. Het gevolg daarvan is dat appellante niet‑ontvankelijk in haar beroep moet worden verklaard. Dit betekent dat het Veterinair Beroepscollege de klacht niet inhoudelijk kan behandelen. |
Zaaknummer: Datum uitspraak:
VB 2021/18
10 juni 2022
Uitspraak op het beroep van:
X, wonend te A,
appellante,
tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van 1 september 2021 in zaak nr. 2020/104 in het geding tussen:
appellante
en
Y, dierenarts te B,
(hierna: de dierenarts)
Procesverloop
Bij uitspraak van 1 september 2021 (ECLI:NL:TDIVTC:2021:46) heeft het Veterinair Tuchtcollege
de klacht van appellante tegen de dierenarts gegrond verklaard en aan haar de maatregel
van waarschuwing opgelegd.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 27 oktober 2021 beroep ingesteld.
De dierenarts heeft bij brief van 15 november 2021 een verweerschrift ingediend.
Het Veterinair Beroepscollege heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2022,
waar appellante, vergezeld van Z en U, is verschenen.
Overwegingen
De klacht
1. Appellante heeft bij het Veterinair Tuchtcollege een klacht tegen de dierenarts
ingediend. Appellante heeft de dierenarts verweten dat zij de kater van appellante,
een Heilige Birmaan met de naam Bailey, geboren op 15 augustus 2004, op onjuiste wijze
heeft geëuthanaseerd. De kater is daarbij zodanig snel overleden dat appellante en
haar gezin niet op de door hen voorgestane wijze afscheid van de kater hebben kunnen
nemen.
Uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege
2. Het Veterinair Tuchtcollege heeft de klacht van appellante gegrond verklaard
en de maatregel van waarschuwing als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, aanhef en
onder a, van de Wet dieren opgelegd.
Het beroep
3. Appellante wil in beroep in essentie een zwaardere maatregel aan de dierenarts
opgelegd hebben. De dierenarts heeft een niet toegestane wijze van euthanasie zonder
sedatie toegepast. Haar kater heeft door die wijze van euthanaseren onnodig geleden.
Bovendien wil appellante andere diereigenaren dat leed besparen. Bij een onjuiste
wijze van euthanasie is een waarschuwing een te lichte maatregel, aldus appellante.
Beoordeling van het beroep
3.1. Het Veterinair Beroepscollege moet ambtshalve beoordelen of appellante beroep
kan instellen tegen de beslissing van het Veterinair Tuchtcollege.
3.2. In artikel 8:35, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet dieren is bepaald
dat beroep bij het Veterinair Beroepscollege kan worden ingesteld door de klager,
voor zover hij niet‑ontvankelijk is verklaard, zijn klacht is afgewezen, of zijn klacht
geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
3.3. Vast staat dat de klacht van appellante door het Veterinair Tuchtcollege
gegrond is verklaard. Gelet op artikel 8:35, tweede lid, aanhef en onder b, van de
Wet dieren kan tegen een klacht die bij het Veterinair Tuchtcollege gegrond is verklaard,
geen beroep bij het Veterinair Beroepscollege worden ingesteld. Het gevolg daarvan
is dat appellante niet‑ontvankelijk in haar beroep moet worden verklaard. Dit betekent
dat het Veterinair Beroepscollege de klacht niet inhoudelijk kan behandelen.
Beslissing
Het Veterinair Beroepscollege:
verklaart appellante niet‑ontvankelijk in haar beroep.
Aldus gewezen door mr. E.A. Minderhoud, voorzitter, mr. G. Tangenberg en mr. J.D. Streefkerk, jurist-leden, drs. H.W. Wagenaar en drs. C. de Ruijter, dierenarts-leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. M. Rijsdijk als secretaris.
w.g. Minderhoud De plaatsvervangend
secretaris is
voorzitter verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2022
Voor eensluidend afschrift,
mr. E.A. Minderhoud,
voorzitter