ECLI:NL:TDIVBC:2017:1 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 17/05 VB 17/06

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2017:1
Datum uitspraak: 02-11-2017
Datum publicatie: 25-05-2018
Zaaknummer(s):
  • VB 17/05
  • VB 17/06
Onderwerp: Katten
Beslissingen:
  • Ontvankelijk
  • Ongegrond
  • Verwerpt het beroep
Inhoudsindicatie: Kat. Dierenartsen worden diverse verwijten gemaakt die verband houden met de verstrekking van een Seresto teken- en vlooienband voor de kat van klaagster.

Veterinair Beroepscollege

Uitspraak van 2 november 2017

in de zaken VB 17/05 en VB 17/06 van

X , wonend te A (Duitsland),                              

klaagster in eerste aanleg, appellante van een uitspraak

van 26 januari 2017 van het Veterinair Tuchtcollege (2016/41 en 2016/42),

hierna te noemen: klaagster.

tegen

Y , dierenarts te B, hierna: dierenarts 1 (VB 17/05),

Z , dierenarts te B, hierna: dierenarts 2 (VB 17/06),

beklaagden in eerste aanleg, verweerders in hoger beroep,

hierna gezamenlijk te noemen: de dierenartsen.

1.      Het verloop van het geding

Bij beroepschrift van 22 maart 2017, binnengekomen bij het Veterinair Beroepscollege op 23 maart 2017, is klaagster bij het Veterinair Beroepscollege in beroep gekomen tegen voornoemde uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege.

De dierenartsen hebben in een door het Veterinair Beroepscollege op 18 april 2017 ontvangen verweerschrift schriftelijk gereageerd op het beroepschrift.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van het Veterinair Beroepscollege, gehouden op 15 september 2017. Klaagster en dierenartsen hebben, na behoorlijk te zijn opgeroepen, meegedeeld niet naar de zitting te zullen komen. Hierna is de uitspraak bepaald.

2.      De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

Het Veterinair Tuchtcollege heeft overwogen dat de dierenartsen wordt verweten dat:

“a. Door klaagster een afspraak voor een consult bij beklaagde sub 1 is gemaakt, echter dat de kat bij het betreffende consult niet door hem is onderzocht c.q. behandeld, maar door beklaagde sub 2;

b. er ten onrechte een Seresto teken- en vlooienband zou zijn aanbevolen, terwijl door klaagster was aangegeven dat de kat “chemische spot on” varianten niet zou verdragen;

c. klaagster de bijsluiter van de Seresto band niet mee naar huis heeft gekregen;

d. de kat door de Seresto band bijwerkingen zou hebben gekregen (krabben, slaan c.q. bewegingen met het hoofd, niet meer willen eten, schudden met het lichaam, braken, haaruitval);

e. er pesticiden van de Seresto band in het lichaam van de kat zijn achtergebleven;

f. er geen althans niet direct contact met klaagster is opgenomen nadat zij een e-mail naar de praktijk had gestuurd en had gemeld dat er bijwerkingen waren opgetreden;

g. de bijwerkingen van de Seresto band tijdens het consult niet met klaagster zijn besproken;

h. zou zijn gesteld dat bijwerkingen praktisch niet voorkomen en dat het jammer was als daarvan sprake zou zijn;

i. dat de bijwerkingen door beklaagden ten onrechte niet zijn gemeld aan de fabrikant van de band;

j. dat is geweigerd de kosten van de Seresto band aan klaagster terug te betalen."

2.1.    Het Veterinair Tuchtcollege heeft klacht a. niet-ontvankelijk verklaard. Het Veterinair Beroepscollege begrijpt de beslissing aldus dat klaagster niet-ontvankelijk is verklaard in haar klacht jegens dierenarts 1. Het Veterinair Tuchtcollege heeft de klachten b. tot en met j. ongegrond verklaard.

3.        De feiten

3.1.    Klaagster heeft geen grieven aangevoerd tegen de overwegingen van het Veterinair Tuchtcollege onder het kopje “de voorgeschiedenis”, zodat het Veterinair Beroepscollege uitgaat van de daarin weergegeven vaststaande feiten.

3.2.    Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende.

a) Klaagster is eigenaar van de kat Stinky, geboren op 1 maart 2000.

b) Klaagster heeft met dierenarts 1 een afspraak gemaakt voor een consult op 28 april 2016. Zij wilde een second opinion in verband met vermagering en darmproblemen bij Stinky waarvoor geen duidelijke oorzaak kon worden vastgesteld. Klaagster heeft voorafgaande aan dit consult de dierenartsenpraktijk (verder: dap) van dierenarts 1 achtergrond-informatie over de gezondheidstoestand van de kat toegezonden.

c) Wegens verhindering van dierenarts 1 heeft dit consult plaats gehad met dierenarts 2. Naar aanleiding van een vraag van klaagster tijdens dit consult om een goed werkende vlooienband heeft klaagster toen een Seresto vlooien-/tekenband gekocht en dierenarts 2 heeft die om de nek van de kat aangebracht.

d) Volgens klaagster kreeg de kat ongeveer 6 à 7 uur later last van krabben/slaan, niet meer willen eten, stuiptrekkingen en haaruitval. Klaagster heeft de, volgens haar, bijwerkingen van de Seresto band per e-mail aan de dap van dierenarts 1 gemeld.

e) Naar aanleiding hiervan heeft dierenarts 1 op 6 mei 2016 een telefonisch gesprek met klaagster gevoerd, waarbij klaagster de door haar geconstateerde bijwerkingen ter sprake heeft gebracht, waarop de dierenarts heeft gereageerd. Dierenarts 1 heeft verder aangeboden de kat kosteloos te onderzoeken. Van dit aanbod heeft klaagster geen gebruik gemaakt.

f) Klaagster heeft met een e-mail gedateerd 18 mei 2016 haar klacht jegens de dierenartsen toegelicht.

4.       De beoordeling

4.1.    In dit geding is aan de orde de vraag of de dierenartsen tekort zijn geschoten in de zorg die zij als dierenarts hadden behoren te betrachten ten opzichte van de kat Stinky. Hierbij dient getoetst te worden aan de in het veterinair tuchtrecht geldende zorgvuldigheidsnorm, dat de dierenarts in de specifieke omstandigheden van het geval als redelijk handelend en redelijk bekwaam dierenarts is opgetreden -anders dan klaagster wellicht beoogt- als bedoeld in artikel 8.15 jo artikel 4.2 van de Wet Dieren.

4.2.    Bij zijn beoordeling stelt het Veterinair Beroepscollege het volgende voorop.

Voor zover klaagster wil stellen dat door het Veterinair Tuchtcollege aan de beweringen van de dierenartsen meer bewijswaarde is toegekend dan aan de door haar aangevoerde feiten en omstandigheden overweegt het Veterinair Beroepscollege dat in gevallen als het onderhavige, waarin partijen een verschillende lezing geven van de voor de beoordeling van de klacht relevante feiten en omstandigheden, het vaste tuchtrechtspraak is dat, wanneer op grond van de beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld van welke lezing moet worden uitgegaan, de klacht met betrekking tot het betreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit rechtsoordeel berust niet op de opvatting dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van de dierenartsen, doch op het uitgangspunt dat het oordeel omtrent de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van handelen of nalaten waarover is geklaagd, zijn grondslag behoort te vinden in feiten en omstandigheden die als vaststaand kunnen worden aangenomen. Een tuchtrechtelijke sanctie kan slechts worden gebaseerd op zodanige feiten en omstandigheden.

4.3.    Klaagster stelt dat haar klachten door het Veterinair Tuchtcollege ten onrechte ongegrond zijn verklaard. Begrijpt het Veterinair Beroepscollege haar goed dan voert zij in beroep (onder de kopjes klachtonderdelen 1 – 8) de volgende bezwaren aan tegen de uitspraak, verkort en zakelijk weergegeven en van belang binnen het hierboven onder 4.1. weergegeven toetsingskader:

1) De in het telefoongesprek met klaagster op 6 mei 2016 gedane uitspraken door dierenarts 1 zijn aan te merken als een veterinair handelen en vallen daarmee onder de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht (klachtonderdelen 1 en 7).

2) De voorafgaande aan het consult van 28 april 2016 door klaagster toegezonden informatie, onder meer betrekking hebbende op de door klaagster veronderstelde bij de kat aanwezige pesticide “infectie” had tijdens het consult met dierenarts 2 meegenomen moeten worden bij het voorschrijven van de Seresto vlooien/tekenband (klachtonderdeel 2).

3a) Dierenarts 2 heeft nagelaten bij het consult klaagster te informeren over de bijwerkingen van de Seresto band en over het feit dat de werkzame stof van de Seresto band een synthetisch pesticide is (klachtonderdelen 6 en 2).

3b) Dierenarts 2 heeft nagelaten klaagster een bijsluiter bij de Seresto band mee te geven (klachtonderdeel 3).

4) Kort na het aanbrengen van de Seresto band zegt klaagster, ernstige bijwerkingen te hebben geconstateerd, die zij de dap heeft gemeld in haar e-mail, verzonden op 29 april 2016. Hierop heeft dierenarts 1 te laat, eerst op 6 mei 2016, gereageerd (klachtonderdeel 4). De dierenarts heeft de datum van verzending van 29 april gewijzigd in 3 mei 2016 (klachtonderdeel 5). Op 6 mei was een nader onderzoek door dierenarts 1 niet meer zinvol (klachtonderdeel 4).

5) De dierenartsen hadden de door klaagster gemelde ernstige bijwerkingen van de Seresto band bij de fabrikant moeten melden (klachtonderdeel 8).

4.4.    Het Veterinair Beroepscollege overweegt het volgende ten aanzien van deze bezwaren van klaagster.

4.5.    Met betrekking tot klacht 1).

In tegenstelling tot het Veterinair Tuchtcollege is het Veterinair Beroepscollege van oordeel dat het telefoongesprek op 6 mei 2016 van dierenarts 1 met klaagster waarin is gesproken over de door klaagster gestelde bijwerkingen van de Seresto band en het aanbod is gedaan om de kat kosteloos te laten onderzoeken, moet worden beschouwd als een telefonisch consult en dus als een veterinaire handeling die binnen de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht valt. Het Veterinair Tuchtcollege heeft derhalve klaagster ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht tegen dierenarts 1, zodat deze klacht van klaagster slaagt.

Dat betekent dat de klacht jegens dierenarts 1 alsnog inhoudelijk beoordeeld dient te worden.

Het Veterinair Beroepscollege overweegt ten aanzien van de klacht jegens dierenarts 1 (hiervoor in punt 2 geciteerd onder h.) dat niet valt in te zien dat dierenarts 1 door het bespreken van bijwerkingen van de Seresto  band en het doen van een aanbod aan klaagster om haar kat kosteloos te laten onderzoeken, tekort geschoten is in de zorg voor de kat. Op dit aanbod is klaagster om haar moverende redenen niet ingegaan.

De klacht is ongegrond.

4.6.    Met betrekking tot klacht 2).

In rechtsoverweging 5.7. en 5.8. heeft het Veterinair Tuchtcollege het volgende overwogen:

“5.7. Beklaagde wordt verweten dat zij klaagster de Seresto teken- en vlooienband zou hebben aanbevolen, met als gevolg dat de kat daarvan diverse bijwerkingen zou hebben ondervonden. Beklaagde heeft echter gesteld dat klaagster om een (goed werkende) teken- en vlooienband heeft verzocht, maar dat zij, beklaagde, het gebruik van een vlooien – en tekenband juist heeft afgeraden. In de patiëntenkaart staat dienaangaande genoteerd dat klaagster is “aangeraden om geen band meer te nemen maar een andere toedieningsweg, maar ze wil toch een band”. Klaagster heeft onvoldoende weersproken dat beklaagde in eerste instantie een andere aanpak van het tekenprobleem heeft geadviseerd en dat de reden daarvan was gelegen in het feit dat de biologische tekenband die de kat op dat moment droeg reeds een bijwerking in de vorm van haaruitval c.q. een kale plek in de nek van de kat had veroorzaakt.

5.8. Beklaagde heeft verder gesteld dat klaagster, in afwijking van het door haar gegeven advies, toch de voorkeur gaf aan een teken- en vlooienband en dat in die situatie vervolgens over een Seresto band is gesproken. Voor zover beklaagde wordt verweten dat zij geen middel had mogen adviseren / toepassen dat chemische bestrijdingsmiddelen bevatte, zoals de Seresto band, omdat de kat in het verleden slecht gereageerd zou hebben op ‘chemische spot on’ varianten, is voor het college onduidelijk gebleven of dit ook tijdens het consult zo stellig en nadrukkelijk richting beklaagde sub 2 is gecommuniceerd (in de e-mail van klaagster aan beklaagde sub 1 d.d. 18 mei 2016 wordt vermeld dat klaagster tijdens het consult heeft gezegd dat de kat verschillende merken spot-on varianten niet verdraagt). Voor zover is bedoeld te stellen dat tevoren reeds vast stond dat sprake was van een duidelijk verhoogd risico op de gestelde bijwerkingen, gaat het college daar niet zonder meer in mee. Voor het college is in deze ook doorslaggevend dat een Seresto band een in Nederland geregistreerd en geëigend middel ter bestrijding van vlooien en teken bij katten betreft. Verder geldt dat klaagster zelf om een vlooien- en tekenband had verzocht en dat de natuurlijke band die de kat op dat moment droeg onvoldoende effectief werkte. Op grond van het voorgaande voert het naar het oordeel van het college te ver om, zo de door klaagster gestelde bijwerkingen nadien zijn opgetreden, beklaagde te verwijten dat zulks voorzienbaar zou zijn geweest en te concluderen dat haar een tuchtrechtelijk verwijt treft met betrekking tot de verstrekking en verkoop van de Seresto band. Klachtonderdeel b wordt mitsdien verworpen.”

Het Veterinair Beroepscollege kan zich verenigen met hetgeen het Veterinair Tuchtcollege in 5.7. en 5.8. heeft overwogen. Het Veterinair Beroepscollege merkt voorts op dat het op de weg van klaagster had gelegen dierenarts 2 tijdens het consult op 28 april 2016 erop te attenderen dat zij haar belangrijke en essentiële informatie over haar kat had toegestuurd. Van een dierenarts kan niet worden verwacht dat hij kennis neemt van informatie die voorafgaand aan een consult wordt toegezonden indien tijdens het consult niet naar deze informatie wordt verwezen. Deze klacht is ongegrond.

4.7.    Met betrekking tot klacht 3a) en 3b).

Met betrekking tot de bijsluiter heeft het Veterinair Tuchtcollege in rechtsoverweging 5.9. en 5.10. het volgende overwogen:

“5.9. Klaagster verwijt beklaagde dat zij geen bijsluiter van de Seresto band mee heeft gekregen. In dat verband wordt overwogen dat uit artikel 5.7 lid 1 onder b juncto artikel 2.26 van de Regeling Diergeneesmiddelen voortvloeit dat er een bijsluiter in de verpakking van een diergeneesmiddel aanwezig behoort te zijn. Het college gaat er in redelijkheid vanuit dat dit ook hier het geval is geweest. Verder geldt dat beklaagde de band om de nek van de kat heeft aangebracht en dat zij onbestreden heeft gesteld dat zulks op verzoek van klaagster is gebeurd.

5.10. Waar klaagster heeft gesteld dat zij de bijsluiter niet heeft meegekregen, heeft beklaagde gesteld dat klaagster het verpakkingsdoosje, met daarin de bijsluiter, al dan niet bewust, op de praktijk heeft achtergelaten. Als van de lezing van beklaagde zou worden uitgegaan, dan ziet het college onvoldoende grond om tuchtrechtelijke consequenties te moeten verbinden aan het feit dat klaagster na afloop van het consult en thuisgekomen heeft geconstateerd dat zij niet over een bijsluiter beschikte, die zij overigens vervolgens via internet heeft geraadpleegd. Blijft staan dat door het college niet kan worden vastgesteld wie of wat er debet is geweest aan het feit dat het verpakkingsdoosje met bijsluiter op de praktijk is achtergebleven. Gelet op het voorgaande zal dit klachtonderdeel ongegrond worden verklaard.”

Het Veterinair Beroepscollege overweegt dat het Veterinair Tuchtcollege terecht heeft geoordeeld dat kan worden aangenomen dat een bijsluiter aanwezig was in het verpakkingsdoosje. Deze is kennelijk achtergebleven op de praktijk. Voor zover klaagster wil stellen dat dierenarts 2 geweigerd zou hebben de bijsluiter te verstrekken stelt klaagster ter onderbouwing daarvan geen concrete feiten. Het lijkt meer te gaan om een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Ook dit bezwaar is ongegrond.

Met betrekking tot klacht 3a) (onvoldoende informatieverschaffing) wordt overwogen dat het Veterinair Tuchtcollege terecht heeft geoordeeld dat de dierenarts niet verplicht is om alle bijwerkingen die in de bijsluiter staan tijdens een consult te bespreken. Uit wet- of lagere regelgeving vloeit niet voort dat een dierenarts gehouden is om alle waarschuwingen en bijwerkingen uit de bijsluiter te melden aan een dierhouder.

Zoals hierboven onder 4.6. al is overwogen, verschillen partijen van mening over wat er tijdens het consult op 28 april 2016 tussen hen is besproken in verband met het wel of niet aanschaffen van de Seresto band. Hierdoor kan evenmin worden vastgesteld of dierenarts 2 klaagster met het oog op de door klaagster gestelde overgevoeligheid van de kat had moeten informeren over de werkzame stof, een synthetisch pesticide, van deze band.

Dit bezwaar van klaagster slaagt daarmee evenmin.

4.8.    Met betrekking tot klacht 4).

Ten aanzien van de door klaagster opgeworpen vraag of dierenarts 1 met zijn telefonisch contact op 6 mei 2016 te laat was en het verschil van mening over de datum van verzending van de daaraan voorafgaande e-mail van klaagster, neemt het Veterinair Beroepscollege tot uitgangspunt dat een dierhouder die de hulp van een dierenarts wil inroepen omdat sprake is van een spoedgeval, niet kan volstaan met het sturen van een e-mailbericht. Dat is in het geval van klaagster niet anders. Van een dierenarts kan niet worden gevergd dat hij voortdurend alert is op binnenkomende e-mailberichten en dat hij deze berichten altijd onmiddellijk beantwoordt. Dat betekent dat de dierenartsen niet tekort geschoten zijn in de zorg voor de kat van klaagster door niet direct te reageren op een e-mailbericht van klaagster. De discussie over de precieze datum van verzending van het e-mailbericht is voor de beoordeling van de klacht daarom niet van belang.

Ook deze klachten zijn ongegrond.

Met betrekking tot de door klaagster gestelde bijwerkingen na het aanbrengen van de Seresto band heeft het Veterinair Tuchtcollege in rechtsoverweging 5.11. overwogen:

“5.11. Het college overweegt dat Seresto een geregistreerd diergeneesmiddel betreft ter bestrijding van teken en vlooien bij katten. Voor zover klaagster heeft gesteld dat de kat als gevolg van de band bijwerkingen heeft gekregen (krabben en slaan, niet eten, stuiptrekkingen en haaruitval), geldt dat, als die er zouden zijn geweest, van de zijde van beklaagden terecht is gesteld dat een deel van die bijwerkingen (eetproblemen, haaruitval) al bestond voordat de Seresto band werd verstrekt en enkele andere door klaagster genoemde bijwerkingen (slaan bewegingen, bewegingen met het hoofd, stuiptrekkingen) als zodanig niet in de bijsluiter worden genoemd of zeldzaam voorkomen. De kat is na het bewuste consult ook niet meer op de praktijk van beklaagden gezien en onderzocht, ondanks een daartoe strekkend aanbod. Aldus heeft geen van beide beklaagden de gelegenheid gekregen om zich een beeld over de gestelde bijwerkingen te vormen en of deze in causaal verband stonden  het gebruik van de Seresto band, welk oorzakelijk verband aldus voor het college niet is komen vast te staan. Op grond van het voorgaande zal klachtonderdeel d ongegrond worden verklaard.”

Het Veterinair Beroepscollege sluit zich bij deze motivering aan. Doordat klaagster de door haar gestelde bijwerkingen per e-mail meldde, heeft dierenarts 1 eerst op 6 mei hiervan kennis genomen. Het aangeboden consult heeft klaagster om haar moverende redenen afgewezen. Dat een consult op dat moment zinloos zou zijn, strookt niet met haar stelling in eerste aanleg dat de beweerde bijwerkingen op 6 en 18 mei nog aanwezig waren. De dierenarts had zich toen dus een eigen oordeel kunnen vormen. Dat de dierenarts de door klaagster gestelde pesticide “infectie” bij gebreke van geschikt instrumentarium niet zou kunnen vaststellen, maakt dat niet anders.

Gelet op het voorgaande dient ook klacht 4 te worden verworpen.

4.9.    Met betrekking tot klacht 5).

Het Veterinair Tuchtcollege heeft in rechtsoverweging 5.16. als volgt overwogen:

“5.16. Klaagster heeft gesteld dat de door haar genoemde bijwerkingen ten onrechte niet zijn gemeld bij de fabrikant van de Seresto band. Het college deelt deze opvatting niet. Behalve dat er geen wettelijke verplichting op een dierenarts rust om vermoedelijke bijwerkingen te melden, hebben beklaagden de door klaagster beschreven bijwerkingen niet zelf kunnen vast stellen, ondanks een aanbod om de kat kosteloos te onderzoeken (en eventueel te behandelen). Beklaagden hebben derhalve niet zelf kunnen verifiëren en bevestigen dat er sprake was van de gestelde bijwerkingen en of die in verband konden worden gebracht met het gebruik van de Seresto band. Overigens kan de diereigenaar ook zelf rechtstreeks (vermoedelijke) bijwerkingen melden bij de fabrikant of bijvoorbeeld bij het Bureau Diergeneesmiddelen van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Aldus wordt dit klachtonderdeel ongegrond verklaard.”

Het Veterinair Beroepscollege sluit zich aan bij het oordeel van het Veterinair Tuchtcollege dat er geen wettelijke verplichting is vermoedelijke bijwerkingen van diergeneesmiddelen te melden. En als een dierenarts daartoe al zou kunnen overgaan, was daartoe in de gegeven situatie, zoals het Veterinair Tuchtcollege terecht constateert,  voor dierenarts 1 bij gebreke aan eigen waarneming geen aanleiding. Ook het laatste bezwaar van klaagster dient dus te worden verworpen.

4.10. De slotsom is dat in de zaak VB 17/05 (dierenarts 1) het beroep gegrond dient te worden verklaard voor zover dit is gericht tegen het oordeel van het Veterinair Tuchtcollege dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht. De beslissing van het Veterinair Tuchtcollege in rechtsoverwegingen 5.5. en 5.15. dient te worden vernietigd. Het Veterinair Beroepscollege zal de zaak op dit punt zelf afdoen en zal de klacht tegen dierenarts 1 ongegrond verklaren.

In de zaak VB 17/06 (dierenarts 2) wordt het beroep verworpen.     

5.        De beslissing

Het Veterinair Beroepscollege:

in de zaak VB 17/05 (dierenarts 1)

- verklaart het beroep gegrond voor zover dit is gericht tegen het oordeel dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht;

- vernietigt de beslissing van het Veterinair Tuchtcollege in rechtsoverwegingen 5.5. en 5.15. dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht;

- verklaart de klacht ongegrond.

in de zaak VB 17/06 (dierenarts 2)

- verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door mevrouw mr. W. Sorgdrager, voorzitter en de leden mevrouw mr. J.M. Willink, mevrouw mr. J.M. van Jaarsveld, mevrouw dr. L.M. Derkx-Overduin, (dierenarts) en mevrouw drs. M.I. de Nijs (dierenarts), in tegenwoordigheid van mevrouw mr.drs. F.H.H. Wieringa, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door de voorzitter te Den Haag op 2 november 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

w.g. secretaris                                                                 w.g. voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

secretaris