ECLI:NL:TDIVBC:2010:6 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2009/11

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2010:6
Datum uitspraak: 03-08-2010
Datum publicatie: 08-01-2014
Zaaknummer(s): VB 2009/11
Onderwerp: Katten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Behandeling kat van circa 22 jaar oud met ernstige gal- en leverproblemen. Euthanasie in overweging gegeven maar na behandeling met Prednison en Sylimarin is kat na enkele weken weer opgeknapt.

V E T E R I N A I R    B E R O E P S C O L L E G E

Dossiernummer: VB 09/11

Uitspraak

in de zaak van

X,

appellant van een uitspraak

van 15 oktober 2009 van het

Veterinair Tuchtcollege (2008/64)

1. Het verloop van de procedure

Het Veterinair Tuchtcollege heeft bij uitspraak van 15 oktober 2009, verzonden op 15 oktober 2009, ongegrond verklaard de klacht van X (hierna te noemen appellant), dat Y, dierenarts te Z (hierna te noemen beklaagde), te kort is geschoten in de zorg die hij in zijn hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van appellant, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

Appellant heeft bij beroepschrift van 14 december 2009 bij het Veterinair Beroepscollege beroep ingesteld tegen voormelde beslissing.

Beklaagde heeft bij brief van 23 maart 2010 op het beroepschrift gereageerd.

De behandeling ter openbare zitting van het Veterinair Beroepscollege heeft plaatsgevonden op 11 juni 2010. Bij die gelegenheid hebben appellant en beklaagde hun standpunten nader toegelicht.

2. De vaststaande feiten

Het Veterinair Beroepscollege is, evenals het Veterinair Tuchtcollege, uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.

2.1    Appellant is eigenaar van een kat met de naam Bolle. Blijkens het klachtformulier was de kat op het moment van indiening van de klacht ongeveer 22 jaar oud.

2.2    Op 17 april 2007 heeft appellant zich tot de praktijk gewend waar beklaagde werkt. Op de patiëntenkaart wordt vermeld dat de kat onder meer pijn aan zijn buik had, sloom was, veel dronk en was afgevallen. Bij dit consult is met beklaagde afgesproken dat de kat een nacht zou overblijven voor nader onderzoek.

2.3   Op 18 april 2007 heeft het nader (ook echografisch) onderzoek plaatsgevonden. Daaruit is gebleken dat de kat met ernstige gal- en leverproblemen kampte. Die middag is aan appellant, die op dat moment onderweg was in een auto, op zijn mobiele telefoon door beklaagde althans door een van zijn collega’s telefonisch meegedeeld dat zijn kat erg ziek was. Over de precieze inhoud van dat telefoongesprek bestaat onvoldoende zekerheid. Appellant stelt dat hij door beklaagde werd gebeld, die hem tijdens dat gesprek dringend geadviseerd heeft de kat te laten inslapen. Beklaagde heeft dit betwist door te stellen dat een collega het telefoongesprek heeft gevoerd en dat van een dringend advies geen sprake is geweest.

2.4    Vast staat in ieder geval dat appellant na het telefoongesprek naar de praktijk is gekomen en daar vervolgens aan de balie te woord is gestaan door beklaagde, die de mogelijkheid van euthanasie in overweging heeft gegeven. Appellant heeft beklaagde daarop verteld dat hij in het verleden (in 1972) zelf ernstige gal- en leverproblemen heeft gehad, zodanig dat zijn internist hem nog slechts enkele jaren te leven gaf, maar dat een langdurige prednisonbehandeling tot volledig herstel heeft geleid.

2.5    Naar aanleiding van het gesprek tussen partijen is besloten om de kat een prednisonkuur te geven en is door appellant tevens een voedingssupplement (silymarin) voorgeschreven.

2.6    De kat is na enkele weken opgeknapt. In verband met dit herstel heeft beklaagde aangeboden een nieuwe ‘scan’ te maken om te beoordelen hoe de gal en de lever er na de kuur uitzagen. De beloofde scan is nimmer gemaakt.

3. De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

Het Veterinair Tuchtcollege heeft aan de bestreden beslissing, waarin appellant is aangeduid als klager, de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5.1.

In het geding is de vraag of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betracten ten opzichte van de kat van klager. Uit de ter zitting door klager nog overgelegde foto’s is overigens gebleken dat de kat thans, ondanks zijn hoge leeftijd, in een goede conditie verkeert.

5.2.

Het belangrijkste verwijt dat beklaagde wordt gemaakt, is dat hij op 18 april 2007, na het onderzoek van de kat, klager ten onrechte dringend zou hebben geadviseerd de kat te euthanaseren.

5.3.

Alvorens tot bespreking van dit klachtonderdeel over te gaan overweegt het college dat uit het op 18 april 2007 verrichte nader onderzoek van de kat onder meer is gebleken dat sprake was van afwijkende bloedwaarden, een sterke verhoging van het GPT enzym en dat op de gemaakte echobeelden een afwijkende structuur van de lever en sterk verwijde galgangen zichtbaar waren.

5.4.

Beklaagde heeft ter zitting aangevoerd dat het nadere onderzoek van de kat niet door hem maar door een collega is uitgevoerd, dat een andere collega op 18 april 2007 het bewuste telefoongesprek met klager heeft gevoerd en dat hij, beklaagde, alleen de dierenarts is geweest die klager na het bewuste telefoongesprek te woord heeft gestaan bij aankomst op de praktijk. Wat hier ook van zij, niet in geschil is dat beklaagde op de hoogte was van de uitkomst van het verrichte onderzoek, dat hij de conclusie onderschreef en tot de zijne heeft gemaakt en deze vervolgens aan klager heeft medegedeeld, waarbij de mogelijkheid van euthanasie in overweging is gegeven.

5.5.

In aanmerking genomen de ernst van de hiervoor beschreven bij het nader onderzoek geconstateerde afwijkingen, het feit dat de kat blijkens de patiëntenkaart zowel bij de buikpalpatie als bij het maken van de echofoto’s veel pijn had en mede gelet op de leeftijd van de kat, was het als zodanig ter sprake brengen van euthanasie naar het oordeel van het college veterinair niet onjuist of verwijtbaar. Dat het door beklaagde althans door een van zijn collega’s gegeven euthanasieadvies een dringend karakater zou hebben gehad is gemotiveerd betwist en niet komen vast te staan. Beklaagde heeft gesteld dat binnen de praktijk beleid is dat euthanasie alleen in overweging wordt gegeven als de kwaliteit van leven in het geding is en dat de beslissing daarover altijd aan de eigenaar wordt overgelaten. Bovendien geldt dat voor zover al juist zou zijn dat beklaagde zich tegenover beklaagde dwingend zou hebben opgesteld, klager hem kennelijk heeft weten te overreden. Per saldo dient immers te worden vastgesteld dat de kat niet is geëuthanaseerd en dat beklaagde op de praktijk is ingegaan op het voorstel van klager om de kat een prednisonkuur voor te schrijven. Het feit dat beklaagde daar weinig heil van verwachtte en dit ook heeft uitgesproken, acht het college gelet op de onderzoeksresultaten evenmin verwijtbaar. Dat achteraf bezien een juiste keuze is gemaakt en dat het de verdienste van klager is geweest dat de prednisonbehandeling is ingezet en de kat is hersteld, betekent niet dat beklaagde veterinair onjuist heeft gehandeld door in de gegeven omstandigheden een gereserveerde prognose te geven en euthanasie aan de orde te stellen. Overigens kan niet zonder meer worden aangenomen dat de ingezette behandeling in andere vergelijkbare gevallen steeds effect zal sorteren.

5.6.

Ook voor het overige ziet het college onvoldoende aanleiding te oordelen dat beklaagde klachtwaardig heeft gehandeld. Dat hij het voedingssupplement silymarin in capsules heeft meegegeven –die klager moest doorknippen, hetgeen met veel geknoei gepaard ging- levert geen vergrijp op dat tuchtrechtelijk zou moeten worden bestraft, daargelaten dat deze kwestie veeleer de praktijk aangaat dan beklaagde persoonlijk. Behalve dat beklaagde er ter zitting nog op heeft gewezen dat het poeder uit de capsules ook op nat vlees kan worden aangebracht en op die wijze kan worden toegediend en dat zijn praktijk alleen capsules op voorraad heeft, stond het klager bovendien vrij het middel elders in tabletvorm te betrekken.

5.7.

Ten aanzien van het verwijt dat beklaagde zijn toezegging om een tweede gratis ‘scan’ te maken geen gestand heeft gedaan, zijn door partijen tegenstrijdige lezingen gegeven en is niet duidelijk geworden wie van hen het initiatief tot het maken van een afspraak zou nemen. Dit verwijt heeft voorts betrekking op de communicatie c.q. de wijze waarop klager door beklaagde is bejegend en volgens vaste jurisprudentie valt de bejegening van eigenaren van dieren buiten de reikwijdte van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde en kan daarover niet worden geklaagd, tenzij de zorg voor het dier hieronder heeft geleden. Dit is hier niet het geval geweest, omdat deze kwestie zich ná het herstel van de kat heeft voorgedaan. Dit klachtonderdeel moet dan ook worden afgewezen, hetgeen tevens geldt voor het verwijt dat beklaagde de bij het nader onderzoek op 18 april 2007 gemaakte echofoto niet aan klager wilde of heeft kunnen afgeven. Hoewel klager daaraan twijfelt, is voor het college voldoende aannemelijk geworden dat de echofoto daadwerkelijk is gemaakt. Dat de beelden kennelijk niet zijn opgeslagen in een computerbestand wordt door het college niet verwijtbaar geacht, nu de conclusies die op basis van de beelden zijn getrokken op de patiëntenkaart staan genoteerd. Ook het feit dat beklaagde ten onrechte heeft gesproken over een ‘scan’ terwijl een ‘echo’ is bedoeld, acht het college niet zodanig verwijtbaar dat daarvoor het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel geboden zou zijn. Deze twee begrippen worden in het spraakgebruik vaker verwisseld.

5.8.

De conclusie is dan dat er geen althans onvoldoende aanleiding is te oordelen dat beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij jegens de kat van klager diende te betrachten of dat hij anderszins veterinair onjuist en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.”

4. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege

4.1    Appellant heeft in beroep bezwaar gemaakt tegen hetgeen het Veterinair Tuchtcollege heeft overwogen aangaande de volgende vier klachtonderdelen:

- ten onrechte is door beklaagde dringend geadviseerd de kat te euthanaseren,

- het middel sylimarin is niet in tabletvorm voorgeschreven,

- ondanks herhaalde verzoeken daartoe van zijn kant is de echo na het herstel

  van de kat nooit gemaakt,

- de echo van 18 april 2007 is nimmer ter beschikking gesteld dan wel was niet

  (meer) aanwezig.

4.2    Evenbedoelde bezwaren verschillen in inhoudelijk opzicht niet wezenlijk van de verwijten die appellant beklaagde reeds had gemaakt in het kader van de klachtprocedure. De behandeling in hoger beroep heeft het Veterinair Beroepscollege niet geleid tot andere beschouwingen en waarderingen met betrekking tot de in dit geval van belang zijnde feiten en omstandigheden, dan het Veterinair Tuchtcollege heeft gegeven bij de bestreden tuchtbeslissing.

Het Veterinair Beroepscollege overweegt daartoe, dat het zich kan verenigen met hetgeen het Veterinair Tuchtcollege ter zake van de hierboven vermelde vier klachtonderdelen in zijn overwegingen onder de punten 5.5, 5.6 en 5.7 heeft overwogen.

Ten aanzien van de communicatie tussen partijen wijst het Veterinair Beroepscollege erop, dat de stellingen van appellant voor zover deze afwijken van hetgeen beklaagde stelt, slechts dan als vaststaand kunnen worden aangenomen en bij de oordeelsvorming kunnen worden betrokken, als deze stellingen met aanvullend bewijs kunnen worden gestaafd. Het Veterinair Beroepscollege stelt vast dat zodanig aanvullend bewijs niet is geleverd.

Slotsom

Op grond van het vorenoverwogene komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat het ingestelde beroep verworpen dient te worden en dat de bestreden beslissing van het Veterinair Tuchtcollege dient te worden bevestigd.

5. Beslissing in beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

·        verwerpt het beroep

Aldus gewezen door de voorzitter mr. W. Sorgdrager en de leden mr. H.C. Cusell,

mr. J.M. Willink, drs. M.A. van Messel (dierenarts) en drs. M.I. de Nijs (dierenarts),  in tegenwoordigheid van de plaatsvervangend secretaris mr. C.M. Lubbers en door de voorzitter te Den Haag op 3 augustus 2010 in het openbaar uitgesproken.

w.g. secretaris                                                                       w.g. voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

secretaris