ECLI:NL:TAHVD:2023:205 Hof van Discipline 's Gravenhage 220326
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2023:205 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-11-2023 |
Datum publicatie: | 15-11-2023 |
Zaaknummer(s): | 220326 |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht over eigen advocaat. Het hof is het niet gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door ter zitting namens klager te tekenen voor de schikking met de gemeente. Voor zover klager stelt dat verweerder ten onrechte het punt van verjaring onvoldoende aan de orde heeft gesteld, heeft verweerder voldoende gemotiveerd gesteld waarom hij in deze zaak summier aandacht daaraan heeft besteed en het voorlopig oordeel van de rechter overtuigend vond. Klacht ongegrond. |
Beslissing van 13 november 2023
in de zaak 220326
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 17 oktober 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 22-390/DH/DH). In deze beslissing is de klacht van klager in alle onderdelen ongegrond verklaard.
1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2022:175 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 14 november 2022 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- de e-mail van 7 september 2023 van klager.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 18 september 2023. Daar zijn verweerder en klager verschenen.
3 FEITEN
3.1 In de beslissing van de raad zijn de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.
4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft de gerechtelijke procedure tegen de gemeente ingetrokken zonder klagers toestemming. Daardoor is klager de (eventuele) mogelijkheid van hoger beroep ontnomen en heeft verweerder een onrechtmatige daad jegens klager gepleegd.
b) Verweerder heeft er meer dan een half jaar over gedaan om de gemeente aansprakelijk te stellen en had vervolgens weer een half jaar nodig voor een dagvaarding. De procedure duurde zelfs meer dan twee jaar.
c) Verweerder is er, gedurende de vijf jaar dat hij klagers belangen behartigde, niet in geslaagd een bespreking met de gemeente te beleggen.
5 BEOORDELING
5.1 Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld naar aanleiding van het beroep van klager. Het hof ziet echter op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan de raad.
5.2 Klager heeft ter zitting van het hof aangevoerd dat het hem vooral gaat om het feit dat verweerder niet gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen het voorlopig oordeel van de civiele rechter dat de zaak van klager tegen de gemeente was verjaard. Klager stelt zich op het standpunt dat een tuchtrechter tijdens de mondelinge behandeling van de raad van discipline heeft bevestigd dat verweerder in de pleitnota het punt van verjaring nauwelijks aan de orde had gesteld. Het hof is van oordeel dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft aangevoerd waarom hij overtuigd was door de argumenten van de rechter in haar voorlopig oordeel en haar voorstel tot een schikking tussen klager en de gemeente te komen. Op het moment dat nader overleg tussen partijen aan de orde is, wordt de juridische discussie feitelijk even ‘geparkeerd’. Als in dat overleg vervolgens overeenstemming wordt bereikt, is er voor een verdere uitwisseling van juridische argumenten geen plaats meer. Het hof hecht eraan te benadrukken dat van verweerder wordt verwacht dat hij als een onafhankelijk en deskundig advocaat optreedt en van daaruit het belang van zijn cliënt dient te behartigen. Dit betekent dus dat een advocaat niet enkel doet wat een cliënt wenst, zoals klager lijkt te veronderstellen ter zake van de mate waarin verweerder de verjaring aan de orde had moeten stellen tijdens de zitting. Uit het voorliggende dossier is het hof niet gebleken dat verweerder is tekort geschoten in zijn dienstverlening aan klager, voor zover dit aan het oordeel van het hof voorlag. Het hof verwerpt het hoger beroep van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.
6 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
6.1 bekrachtigt de beslissing van 17 oktober 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder nummer 22-390/DH/DH.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. E.C. Gelok en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2023.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 13 november 2023 .