ECLI:NL:TAHVD:2022:137 Hof van Discipline 's Gravenhage 220134

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:137
Datum uitspraak: 05-09-2022
Datum publicatie: 08-09-2022
Zaaknummer(s): 220134
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Ontvankelijkheid hoger beroep. Op grond van artikel 56, eerste lid, sub a Advocatenwet kan een klager/klaagster alleen hoger beroep instellen tegen een beslissing van de raad waarbij de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard. Dit betekent dat voor een klager/klaagster geen beroep openstaat tegen de beoordeling van gegrond verklaarde klachtonderdelen. Aangezien klaagster in beroep komt tegen het gegrond verklaarde klachtonderdeel c), met als doel haar reiskosten en een betaalde factuur aan verweerder vergoed te krijgen, is klaagster niet-ontvankelijk in haar beroep. 

Beslissing

van 5 september 2022

in de zaak 220134

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 15 november 2021 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 21-731/AL/NN). In deze beslissing is de klacht van klaagster in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2021:375 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.2 Klaagster heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 4 april 2022 (hierna: de beslissing op verzet) het verzet van klaagster ten aanzien van klachtonderdeel c) gegrond verklaard en voor het overige ongegrond. Vervolgens heeft de raad klachtonderdeel c) gegrond verklaard en aan verweerder geen maatregel opgelegd.  Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster. De beslissing op verzet is onder ECLI:NL:TADRARL:2022:85 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het hoger beroepschrift van klaagster tegen de beslissing op verzet is op 29 april 2022 per mail en op 4 mei 2022 per post ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

  • de stukken van de raad;
  • het verweerschrift van verweerder van 22 juli 2022.

  2.3 ​​​De zaak is in raadkamer behandeld.

3 BEOORDELING

beroepsgronden

3.1 Het beroep van klaagster is alleen gericht tegen het door de raad gegrond verklaarde klachtonderdeel van de beslissing op verzet waarbij verweerder is veroordeeld tot betaling van het griffierecht aan klaagster. Klaagster geeft – samengevat – aan dat de raad in de beslissing enkel griffierecht heeft toegewezen, maar dat zij ook een vergoeding wil voor haar reiskosten naar de rechtbank. Daarnaast wil zij dat het bedrag dat zij aan verweerder heeft betaald aan haar wordt teruggestort, omdat verweerder de behandeling van haar zaak niet conform de wetgeving heeft beëindigd.

verweer in beroep

3.2 Verweerder heeft – samengevat – aangevoerd dat klaagster (op grond van artikel 56, eerste lid, sub a Advocatenwet) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het door haar ingestelde beroep, omdat klachtonderdeel c) gegrond is verklaard. Indien klaagster wel ontvankelijk is in haar beroep, is haar beroep niet met redenen omkleed. Nu er geen maatregel is opgelegd, bestaat er voor klaagster (op grond van artikel 48ac, eerste lid Advocatenwet) ook geen recht op vergoeding van reiskosten en/of kosten voor de eigen bijdrage van de verstrekte toevoeging.

overwegingen hof

3.3 Op grond van artikel 56, eerste lid, sub a Advocatenwet kan een klager/klaagster alleen hoger beroep instellen tegen een beslissing van de raad waarbij de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard. Dit betekent dat voor een klager/klaagster geen beroep openstaat tegen de beoordeling van gegrond verklaarde klachtonderdelen. Aangezien klaagster in beroep komt tegen het gegrond verklaarde klachtonderdeel c), met als doel haar reiskosten en een betaalde factuur aan verweerder vergoed te krijgen, is klaagster niet-ontvankelijk in haar beroep (vergelijk HvD 10 juli 2020 ECLI:NL:TAHVD:2020:128, zaaknummer 200006).

​​​​​​​3.4 Verder begrijpt het hof dat klaagster het ook niet eens is met de motivering van de raad om aan verweerder geen maatregel op te leggen. Voor zover klaagster ook beroep wenst in te stellen tegen de afwezigheid van een maatregel, geldt hiervoor dat klaagster ook niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Een klager/klaagster kan namelijk niet kan klagen over de hoogte (of afwezigheid) van de opgelegde maatregel voor gegrond verklaarde klachtonderdelen (vergelijk HvD 31 augustus 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:166).

slotsom

​​​​​​​3.5 De slotsom is dat het beroep van klaagster niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

​​​​​​​​​​​​​​4.1 verklaart het beroep van klaagster niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2022.

griffier                                                                                                       voorzitter 

De beslissing is verzonden op 6 september 2022 .