ECLI:NL:TAHVD:2021:51 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210045

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2021:51
Datum uitspraak: 15-03-2021
Datum publicatie: 20-03-2021
Zaaknummer(s): 210045
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Appelverbod. Klager gaat in beroep tegen een verzetsbeslissing van de raad en doet een beroep op fundamentele rechtsbeginselen, namelijk schending van hoor en wederhoor. Gesteld noch gebleken is dat klager tijdens de procedure bij de raad zijn standpunten niet naar voren heeft kunnen brengen en/of dat hij zich niet over het standpunt van verweerder heeft kunnen uitlaten. De overige klachten van klager hebben betrekking op de inhoudelijke beslissing van de zaak en raken niet de fundamentele rechtsbeginselen. Klager zal in zijn beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.  

BESLISSING                                    

van 15 maart 2021

in de zaak 210045

naar aanleiding van het beroep van :

klager

tegen

verweerder

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

Het Hof van Discipline (hierna: het hof) verwijst naar de verzetsbeslissing van

1 februari 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort

‘s-Hertogenbosch (zaaknummer: 20-260/DB/LI). In deze beslissing is het verzet ongegrond verklaard.

Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2021:25 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beroepschrift van klager tegen deze verzetsbeslissing is op 9 februari 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Verder bevat het dossier van het hof het e-mailbericht met bijlagen van klager van 11 februari 2021 en het e-mailbericht van de griffie van het hof aan klager van 15 februari 2021.

2.3    In een e-mailbericht van 23 februari 2021 heeft de griffie van het hof aan klager de samenstelling van de kamer en de uitspraakdatum bekend gemaakt.

2.4    De zaak is in raadkamer behandeld.

3    BEOORDELING

3.1    Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de raad van discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet tegen een beslissing van de voorzitter van die raad, die inhoudt dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is, kennelijk ongegrond is  dan wel is afgewezen omdat de klacht van onvoldoende gewicht is. Deze onmogelijkheid in hoger beroep te komen wordt het appelverbod genoemd.

3.2    Deze bepaling lijdt slechts uitzondering indien moet worden geoordeeld dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces omdat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken.

3.3    Het hof begrijpt uit de stellingen van klager dat hij van mening is dat er sprake is geweest van schending van fundamentele rechtsbeginselen, namelijk schending van het beginsel van hoor en wederhoor, omdat, zakelijk weergegeven:

a.    de raad geen deugdelijk onderzoek heeft verricht naar het incident waarbij verweerder heeft geroepen dat hij klager zou slopen;

b.    de raad ondanks de overgelegde verklaring van de advocaat van klager geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid getuigen te horen op de voet van art. 49 leden 4 t/m 10 Advocatenwet;

c.    de raad niet aan waarheidsvinding heeft gedaan;

d.    de raad heeft verzuimd de in het geding gebrachte verklaring in haar gedetailleerdheid op geloofwaardigheid te beoordelen.

3.4    Het recht op hoor en wederhoor houdt in dat partijen over en weer in de gelegenheid worden gesteld hun standpunten naar voren te brengen en toe te lichten, zich uit te laten over elkaars standpunten, en over alle stukken die in de procedure in het geding zijn gebracht. Uitgangspunt is dat partijen recht hebben om aanwezig te zijn bij een mondelinge behandeling van de klacht. Klager is door de raad voor de mondelinge behandeling uitgenodigd en hij is hierbij aanwezig geweest. Gesteld noch gebleken is dat klager zijn standpunten niet naar voren heeft kunnen brengen en/of dat hij zich niet over het standpunt van verweerder heeft kunnen uitlaten. De raad is vervolgens op basis hiervan tot een oordeel gekomen. Het beroep op schending van het beginsel van hoor en wederhoor treft dan ook geen doel.

3.5    Het hof stelt vast dat de overige door klager aangevoerde gronden ter onderbouwing van zijn beroep op schending van fundamentele rechtsbeginselen zijn terug te voeren op het feit dat hij het niet eens is met de inhoud van de beslissing van de raad, zowel waar het de vastgestelde feiten, de inhoud, als de motivering van die beslissing betreft. Deze (motiverings)klachten raken niet fundamentele rechtsbeginselen maar de inhoudelijke beslissing van de zaak. Dergelijke klachten leveren geen grond op voor doorbreking van het appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, 170107, 170108 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).

3.6    De slotsom is dat klager geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen waaruit volgt dat hij bij de raad geen  eerlijk proces heeft gehad. Het hof concludeert dan ook dat het appelverbod niet kan worden doorbroken. Klager zal in zijn beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het hoger beroep van klager niet-ontvankelijk tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 1 februari 2021, gewezen onder nummer 20-260/DB/LI.

Aldus beslist door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en I.P.A. van Heijst, leden, en mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2021.

griffier    voorzitter

De beslissing is verzonden op 15 maart 2021.