ECLI:NL:TAHVD:2015:303 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 150011

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2015:303
Datum uitspraak: 04-12-2015
Datum publicatie: 08-12-2015
Zaaknummer(s): 150011
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Schrapping
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaarheid heeft gehandeld doordat hij talrijke keren vergeefs is aangeschreven om de jaarstukken 2013 en financiële bescheiden over jaar 2014 aan te reiken, en zorgen over solvabiliteit en liquiditeit. Dekenbezwaar gegrond.  Verweerder heeft de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak.  Eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen en ernst van de situatie rechtvaardigen schrapping als maatregel.

Beslissing

van 4 december 2015

in de zaak 150011

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

deken van de Orde van Advocaten

de deken

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 15 juni 2015, onder nummer L38-2015, aan partijen toegezonden op 15 juni 2015, waarbij het bezwaar van de deken gegrond is verklaard. Aan verweerder is de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van de beslissing, met dien verstande dat de schrapping pas ingaat na afloop van alle eventueel eerder onherroepelijk geworden schorsingen en schrappingen. Voorts is bevolen dat de schrapping openbaar wordt gemaakt op de wijze zoals voorzien in artikel 8 lid 1 onder  j Advocatenwet.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2015:144.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 13 juli 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief van de deken aan het hof van 23 september 2015;

-    de brief van verweerder aan het hof van 25 september 2015

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 9 oktober 2015, waar verweerder, bijgestaan door mr. A, en de deken zijn verschenen. Mr. A heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    BEZWAAR

3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

talrijke keren vergeefs is aangeschreven om de jaarstukken ter zake het jaar 2013 en financiële bescheiden ter zake het jaar 2014 aan te reiken. Op basis van diverse kantoorbezoeken zijn er zorgen over de solvabiliteit en liquiditeit.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Op 8 november 2013 en 7 februari 2014 hebben een lid van de Raad van Toezicht en de adjunct-secretaris van de Raad van Toezicht in het [arrondissement] een bezoek gebracht aan het kantoor van verweerder. In een verslag van 8 februari 2014 – door verweerder voor akkoord ondertekend – zijn de gemaakte afspraken vastgelegd. Deze afspraken hielden onder meer in dat verweerder de jaarstukken over 2013 en de financiële stukken over de periode van 1 januari 2014 tot 1 februari 2014 uiterlijk op 21 februari 2014 aan het Bureau van de Orde zou toesturen.

4.2    Omdat van verweerder daarna niets meer werd vernomen, heeft de adjunct-secretaris bij brief van 28 juli 2014 verzocht om (onder meer) de jaarstukken over 2013, alsmede de financiële stukken over de periode van 1 januari 2014 tot 30 juni 2014, uiterlijk op 31 juli 2014 naar haar toe te sturen. Bij brieven van 11 augustus 2014, 21 augustus 2014 en 9 september 2014 heeft de adjunct-secretaris, resp. de deken gerappelleerd.

4.3    Nadat verweerder vervolgens per e-mail van 11 september 2014 had laten weten dat de jaarstukken over 2013 nog niet beschikbaar waren, heeft de deken verweerder bij brief van 25 november 2014 wederom verzocht om de gevraagde stukken per ommegaande naar het Bureau van de Orde toe te sturen. Bij brief van 11 december 2014 heeft de deken aan verweerder laten weten dat de stukken nog steeds niet zijn ontvangen en dat de deken een dekenbezwaar tegen verweerder zal indienen wanneer de stukken op 20 december 2014 nog niet zullen zijn ontvangen.

4.4    Verweerder heeft de deken per e-mail op 16 december 2014 laten weten dat hij de verwijten van de deken onterecht vindt, dat aan hem eisen worden gesteld die aan andere advocaten niet worden gesteld en dat de samenstelling van de jaarstukken over 2013 mede door toedoen van voormalig kantoorgenoten – met wie verweerder een conflict heeft – niet kon plaatsvinden. De deken heeft hierop gereageerd per brief van 7 januari 2015 en verweerder verzocht om de gevraagde gegevens uiterlijk 2 februari 2015 aan te leveren.

4.5    Op 27 januari 2015 stuurt verweerder aan de deken per e-mail het volgende bericht:

    Geachte Deken,

    Op deze wijze deel ik U mede dat ik het vertrouwen in U, als deken, opzeg.

4.6    Op 4 maart 2015 heeft de deken tegen verweerder een dekenbezwaar ingediend.

5    BEOORDELING

5.1    De grieven van verweerder komen op het volgende neer. Kijkend naar het toetsingskader van gedragsregel 37 is verweerder gehouden om alle inlichtingen aanstonds te verstrekken in het kader van een verzoek om informatie door de deken, dat verband houdt met de aan de deken opgedragen controle, zulks behoudens bijzondere gevallen. Verweerder meent dat in casu sprake is van een dergelijk bijzonder geval, omdat hij – kort samengevat – niet in staat was de gevraagde jaarstukken te produceren wegens een conflict met een voormalig kantoorgenoot. Doordat deze kantoorgenoot dossiers had overgenomen, toevoegingen had laten muteren en zich gelden had toegeëigend (dit alles zonder toestemming van verweerder) was het voor de accountant niet mogelijk om de jaarstukken over 2013 samen te stellen, aldus verweerder.

5.2    Voorts is verweerder van mening dat het verwijt dat hij zijn financiën kennelijk niet op orde heeft, onjuist is weergegeven en onnodig grievend van aard is. De jaarstukken over 2012 zijn tijdig aan de Orde toegestuurd, terwijl de financiële stukken  over 2013 (een voorlopige opstelling) op 14 februari 2014 en 3 juni 2014 aan de Orde zijn toegezonden. De jaarstukken over 2013 waren op 27 november 2014 in concept gereed en zijn, na de balansbespreking en de daarop volgende accordering door de accountant, op 28 januari 2015 aan de Raad van de Orde gestuurd. De stelling dat de deken wordt belemmerd in zijn toezichthoudende taak is onjuist weergegeven, omdat de deken de jaarstukken over 2012, 2013 en 2014 tijdig heeft ontvangen.

5.3    Ten slotte is verweerder van mening dat de maatregel van schrapping, die de Raad van Discipline heeft opgelegd, buitenproportioneel van aard is, omdat deze gezien het feitencomplex geen recht doet aan de ernst van de verweten gedraging. Eerdere tuchtrechtelijke maatregelen die aan verweerder zijn opgelegd, hielden geen enkel verband met het dekenbezwaar.

5.4    Met de raad is het Hof van oordeel dat verweerder, door na te laten de gevraagde financiële bescheiden over te leggen, de deken heeft belemmerd in zijn toezichthoudende taak. Herhaaldelijk heeft de deken verweerder moeten rappelleren en is verweerder, ondanks gemaakte afspraken, in gebreke gebleven. Verweerder had, met de informatie en de gegevens die hem wel ten dienste stonden, in een veel eerder stadium kunnen en moeten proberen om financiële stukken en jaarstukken op te (laten) stellen. Van enige inspanning van de zijde van verweerder om de volgens hem ontbrekende stukken van zijn voormalige kantoorgenoot terug te krijgen (anders dan door het indienen van een klacht) is het Hof niet gebleken. De grief faalt derhalve.

5.5    De grief van verweerder dat de deken de jaarstukken over 2012, 2013 en 2014 tijdig heeft ontvangen, faalt eveneens. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat verweerder de jaarcijfers over 2013 en de financiële gegevens over (een periode van) 2014 niet tijdig aan de deken ter hand heeft gesteld. Het dekenbezwaar ziet voorts niet op 2012, zodat de stellingname van verweerder te dien aanzien buiten beschouwing kan blijven.

5.6    Ten aanzien van de grief van verweerder over de zwaarte van de opgelegde maatregel, overweegt het Hof als volgt. Financiële integriteit in de advocatuur is een groot goed. Het behoort tot de toezichthoudende taken van de deken om er niet alleen op toe te zien dat alle advocaten zich aan de geldende financiële regelgeving houden, maar ook om een vinger aan de pols te houden ten aanzien van de liquiditeit en solvabiliteit van de advocatenkantoren. Verweerder heeft talloze malen verzoeken gehad van de deken om inzage te geven in zijn financiële gegevens, doch tevergeefs. Uit de houding van verweerder, ook in deze procedure, is op te maken dat hij de ernst van de situatie blijkbaar niet inziet. 

5.7    Blijkens de documentatie van verweerder is hij in de periode van 4 januari 2010 tot 25 november 2013 in totaal 16 keer tuchtrechtelijk veroordeeld, waarbij aan hem (onder meer) voorwaardelijke en onvoorwaardelijke schorsingen zijn opgelegd. Rechtvaardigt het belemmeren van de deken in zijn toezichthoudende taak op zich al een zware disciplinaire waarschuwing, in combinatie met de omvang van de documentatie van verweerder over een relatief korte periode ziet het Hof geen andere mogelijkheid dan de schrapping door de raad te bevestigen. Dat deze documentatie ziet op ander klachtwaardig gedrag van verweerder doet daarbij niet ter zake: reeds de omvang van deze documentatie maakt duidelijk dat verweerder stelselmatig de voor hem geldende regels overtreedt. Het Hof heeft niet het vertrouwen dat verweerder voortaan de voor de beroepsuitoefening geldende regels wel in acht zal nemen.

5.8    Gelet op het vorengaande worden de grieven van verweerder verworpen en de beslissing van de raad van 15 juni 2015 bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 15 juni 2015, gewezen onder nummer L38-2015.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M. Ficq, A.J. Louter, G. Creutzberg en F.A.M. Knüppe, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2015.

De beslissing is verzonden op 4 december 2015.