ECLI:NL:TADRSHE:2023:32 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-554/DB/OB 22-555/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2023:32
Datum uitspraak: 13-03-2023
Datum publicatie: 13-03-2023
Zaaknummer(s):
  • 22-554/DB/OB
  • 22-555/DB/OB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: De voorzitter is niet van de volledige feiten uitgegaan, omdat zij, althans dat blijkt niet uit haar beslissing,  een door klaagster nagezonden en door de raad geaccepteerde brief niet in haar beslissing heeft meegenomen. Verzet gegrond.Klaagster heeft niet aangetoond dat verweerders als haar advocaat zijn opgetreden.Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch van 13 maart 2023

in de zaken 22-554 en 555/DB/OB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 9 augustus 2022 op de klacht van:

klaagster

over:

in klachtzaak 22-554/DB/OB:

in klachtzaak 22-555/DB/OB:

verweerders

1  VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 6 februari 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerders.

1.2 Op 11 juli 2022 heeft de raad de dossiers met kenmerken 48/22/025K en 48/22/026K van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 9 augustus 2022 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

1.4 Op 8 september 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift per e-mail ontvangen op 8 september 2022.

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 30 januari 2023. Daarbij waren aanwezig klaagster en verweerder in klachtzaak 22-554/DB/OB, mede namens verweerder in klachtzaak 22-555/DB/OB.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de beslissing van de voorzitter is gebaseerd en van het verzetschrift. De raad heeft voorts kennis genomen van de e-mail van klaagster van 14 juli 2022.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerders het volgende:

verweerders hebben niet gereageerd op het verzoek van klaagster om rekening en verantwoording af te leggen van hun beheer van de Stichting beheer Derdengelden, waar klaagster rechthebbende is.

Klaagster heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

  2.3       Verweerders hebben achter de rug van klaagster om diverse stichtingen derdengelden opgericht en daarmee gelden ontvangen van de verkoop van delen van het perceel van klaagster (…..). Deze derdenrekening hebben zij ook als bouwdepot gebruikt voor de verbouwing van woningen, ondergebracht in een vastgoedfraudeconstructie. De stichting derdengelden alsmede de eigen Bv’s van verweerders hebben gelden uit de verkoop van delen van het perceel (….) ontvangen. De Stichting derdengelden en de Holding Bv’s  van verweerders zijn gebruikt als bouwdepot. Dat is een onderdeel van de vastgoedfraude.

  2.3       Klaagster heeft van een medewerker van de bank vernomen dat op naam van de handelsonderneming van klaagster een tussenrekening was geopend en dat daarop door de advocaat van de bank een groot aantal betalingen is gedaan. Op 15 december 2021 zijn in opdracht van verweerders gelden overgemaakt van die tussenrekening naar de derdengeldenrekening van de op 15 december 2021 nieuw opgerichte Stichting derdengelden van verweerders. Dit is het andere deel van de vastgoedfraudeconstructie, namelijk het restant van het geld op de tussenrekening Volksbank NV overboeken naar een nieuwe stichting derdengelden, zonder enige juridische grondslag. Klaagster heeft niets met deze advocaten van doen.

2.4       Omdat verweerders (kantoorgenoten) zich hebben gepresenteerd als advocaat van (de) wederpartij(en) in het kader van de nepexecutieverkoop (….) heeft verweerster hen om R&V (naar de raad begrijpt: rekening en verantwoording) verzocht.

2.5       Bij brief van 14 juli 2022 heeft klaagster aanvullend het volgende aangevoerd:

Verweerders hebben (achter de rug van klaagster om) in de onderhandse verkoop D 2734 opgetreden namens klaagster. De feiten in de klachtomschrijving hebben betrekking op de onderhandse verkooproute/het vonnis april 2020. Het verzoek tot het afleggen van rekening en verantwoording dient te worden aangemerkt als gericht aan verweerders in hoedanigheid van advocaat van klaagster in de onderhandse verkooproute D 2734.

3 VERZET

3.1     De grond van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

De beslissing van de voorzitter is gebaseerd op onjuiste/onvolledige feiten. De voorzitter heeft in haar beslissing geen acht geslagen op het door klaagster binnen de termijn van 14 dagen ingediend nader stuk van 14 juli 2022, met informatie die nog geen deel uitmaakte van het dossier.

Klaagster heeft ter toelichting op haar verzet het volgende aangevoerd:

3.2     In het nadere stuk heeft klaagster aangevoerd dat de deken terecht heeft gesteld dat zij geen recht heeft op rekening en verantwoording op grond dat verweerders in de executieverkooproute D 2734 optreden in hoedanigheid van advocaten van de wederpartij, maar dat zij wel recht heeft op rekening en verantwoording in de onderhandse verkoop D 2734 op grond dat verweerders (achter de rug van klaagster om) in die route hebben opgetreden namens klaagster. De feiten in de klachtomschrijving hebben betrekking op de onderhandse verkooproute/het vonnis april 2020. Het verzoek tot het afleggen van rekening en verantwoording dient te worden aangemerkt als gericht aan verweerders in hoedanigheid van advocaat van klaagster in de onderhandse verkooproute D 2734. De voorzitter heeft dit verzoek niet beoordeeld.

4 BEOORDELING

Beoordeling van de gronden van verzet

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 Omdat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht geen rekening heeft gehouden met de door klaagster in haar brief van 14 juli 2022 vermelde feiten en omstandigheden van het geval, althans hiervan is uit de beslissing van de voorzitter niet gebleken, is de beslissing van de voorzitter niet gebaseerd op de volledige feiten en kan de beslissing van de voorzitter naar het oordeel van de raad niet in stand blijven. De raad zal het verzet daarom gegrond verklaren.

4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter gegrond wordt verklaard, vervalt de beslissing waartegen verzet is gedaan en wordt de behandeling van de klacht voortgezet.

Beoordeling van de klacht

4.4 Klaagster heeft in haar brief van 14 juli 2022 aan de raad te kennen gegeven dat zij zich kan verenigen met het standpunt van de deken dat verweerders in hun hoedanigheid van advocaat van de wederpartij aan klaagster geen rekening en verantwoording hoeven af te leggen over transacties op hun derdengeldenrekening. Klaagster stelt in haar brief van 14 juli 2021 voorts dat het verzoek tot het afleggen van rekening en verantwoording dient te worden aangemerkt als gericht aan verweerders in hun hoedanigheid van advocaat van klaagster in de onderhandse verkooproute D 2734.

4.5 De raad gaat, gelet op het bovenstaande, bij de beoordeling van de klacht uit van de door klaagster in haar brief van 14 juli 2022 weergegeven beperking van de klacht, in die zin dat haar verzoek om rekening en verantwoording af te leggen, waarop de klacht betrekking heeft, is gericht aan verweerders in hun hoedanigheid van advocaat van klaagster in de onderhandse verkooproute D 2734.

4.6 Om te kunnen beoordelen of verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld, is het aan klaagster om aan te tonen dat het vermeend tuchtrechtrechtelijk verwijtbaar handelen heeft plaatsgevonden. Tegenover de stellingen van klaagster staat de betwisting van verweerders dat zij als advocaat van klaagster zijn opgetreden. Verweerders stellen bovendien dat zij onbekend zijn met het vonnis van april 2020 en betwisten dat zij namens klaagster gelden op hun derdengeldenrekening hebben laten overboeken. De raad kan zonder nadere onderbouwing, die niet is gegeven, niet vaststellen dat verweerders zijn opgetreden als advocaat van klaagster. Omdat verweerders, zoals klaagster in haar brief van 14 juli 2022 terecht vaststelde, in hun hoedanigheid van advocaat van advocaat van de wederpartij geen rekening en verantwoording aan klaagster verschuldigd zijn en niet kan worden vastgesteld dat verweerders als advocaat van klaagster zijn opgetreden, zal de raad de klacht als ongegrond afwijzen. 

BESLISSING

De raad van discipline:

          verklaart het verzet gegrond;

          verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel en E.J.M. Rosier, leden bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2023.

Griffier                                                           Voorzitter

Verzonden op: 13 maart 2023