ECLI:NL:TADRSHE:2022:91 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-386/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:91
Datum uitspraak: 30-06-2022
Datum publicatie: 14-06-2022
Zaaknummer(s): 22-386/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Klaagster heeft de klacht niet toegelicht noch feiten of omstandigheden aangevoerd, waaruit volgt op welk handelen van de beklaagde advocaat de klacht betrekking heeft. Klacht kennelijk ongegrond. 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 30 mei 2022

in de zaak 22-386/DB/LI


naar aanleiding van de klacht van:

klaagster


over:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 6 mei 2022 met kenmerk K22-015 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

1 KLACHT

1.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:

Verweerster heeft zich op 20 oktober 2021 schuldig gemaakt aan het smaden en lasteren van klaagster.

2 VERWEER

2.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

3 BEOORDELING

3.1 Klaagster heeft zich op 8 februari 2022 met een klacht over verweerster tot de deken gewend. Klaagster heeft haar klacht niet toegelicht en geen feiten of omstandigheden aangevoerd, waaruit volgt op welk handelen van verweerster de klacht betrekking heeft. Verweerster betwist jegens klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld.

3.2 Op grond van het bovenstaande kan niet worden vastgesteld dat het door klaagster aan verweerster verweten tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen heeft plaatsgevonden. De klacht kan daarom niet tot gegrondheid leiden.

3.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg , voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2022.

Griffier                                                            Voorzitter

Verzonden op: 30 mei 2022