ECLI:NL:TADRSGR:2022:195 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-380/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2022:195
Datum uitspraak: 14-11-2022
Datum publicatie: 14-11-2022
Zaaknummer(s): 22-380/DH/RO
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft een (concept)convenant en bijbehorende correspondentie overgelegd in de procedure. Daarmee is geen sprake van het delen van informatie over de inhoud van de schikkingsonderhandelingen; verweerster heeft slechts het resultaat ervan gedeeld. Klacht ongegrond.

Beslissing van 14 november 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag in de zaak 22-380/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 22 december 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 26 april 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2022/43 van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van 3 oktober 2022 van de raad. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. 
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 16. Ook heeft de raad kennisgenomen van: de e-mails met bijlagen van:
-    de e-mail van 24 mei 2022 met bijlagen van verweerster;
-    de e-mail van 25 mei 2022met bijlagen van klager;
-    de e-mail van 15 september 2022 met bijlagen van mr. A.J. Oskam, namens verweerster.

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Klager en zijn (inmiddels) ex-partner zijn in het najaar van 2019 gestart met gesprekken over de financiële afwikkeling van hun huwelijk in verband met de voorgenomen echtscheiding. Vanaf april 2020 zijn zij daarin bijgestaan door hun advocaten. Verweerster heeft daarbij opgetreden als de advocaat van de ex-partner. 
2.3    Bij e-mail van 29 december 2020 heeft klagers advocaat het conceptconvenant aan verweerster gezonden en daarbij onder meer geschreven:
“Bijgaand stuur ik u het concept convenant met het bijbehorende vermogensoverzicht. (…)
Tenslotte stem ik graag met u af op welke wijze cliënten tot ondertekening over willen gaan.”
Het conceptconvenant maakt onderdeel uit van het klachtdossier.
2.4    Bij e-mail van 11 maart 2021 heeft klagers advocaat aan verweerster onder meer geschreven:
“Nieuwe inzichten en (financiële/fiscale) toetsing van de algehele regeling maakt dat cliënt zijn standpunt ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden heeft herzien. Daarnaast is de financiële situatie van beide partijen inmiddels weer veranderd waardoor de verdeling van de kosten van de kinderen ook weer aangepast dient te worden.
Hieronder bevestig ik de punten die wat cliënt betreft aangepast dienen te worden in het convenant en ouderschapsplan. Graag stem ik met u af op welke wijze we onze cliënten constructief naar een nieuwe regeling kunnen begeleiden.”
2.5    Op 13 april 2021 heeft verweerster namens de ex-partner een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank. In het verzoekschrift heeft zij onder meer geschreven:
“14. Het overleg heeft in augustus 2020 geresulteerd in algehele overeenstemming over de financiële afwikkeling van de scheiding, welke door de advocaat van de man is vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. De vrouw heeft dit convenant eerst op 29 december 2020 (ruim vier maanden later) in concept mogen ontvangen (Productie 5, e-mail van de advocaat van de man met concept convenant). In de begeleidende e-mail vraagt de advocaat van de man het convenant op onderdelen aan te vullen/passen en geeft zij aan graag af te willen stemmen op welke wijze cliënten tot ondertekening over willen gaan. 
15. Op wat kleine aanpassingen na kan de vrouw zich vinden in het concept convenant. Het gaat uitsluitend nog om de artikelen in de fiscale paragraaf en artikel 9.1, aldus aanvullende afspraken op de bereikte overeenstemming, zo laat zij de man op 15 februari 2021 via haar advocaat weten (Productie 6, e-mail van de advocaat van de vrouw). (…)
16. Op 11 maart 2021 laat de man via zijn advocaat weten dat hij terug wil komen op de gemaakte afspraken (Productie 7). Samengevat zouden financiële en fiscale toetsing van de algehele regeling er toe hebben geleid dat zijn standpunt ten aanzien van de huwelijkse voorwaarden heeft herzien. Met name de waardering van de echtelijke woning zit de man dwars. (…)
17. In reactie laat de vrouw de man weten dat zij hiermee niet akkoord gaat. Partijen hebben afgelopen zomer na een lang en intensief traject algehele overeenstemming bereikt over de financiële afwikkeling van de scheiding. (…) Zij heeft lange tijd begrip getoond en geduld gehad, maar er is wat haar betreft nu een grens bereikt. De afspraken moeten nu worden nagekomen. (…)
26. Op 28 juli 2020 ontving de vrouw het bevestigende bericht van de advocaat van de man, dat partijen algehele overeenstemming hebben bereikt. De vrouw citeert uit de e-mail van de advocaat van de man:
“(…) Het lijkt erop dat partijen over alles nu overeenstemming hebben. Ik vat hieronder nog even de laatste punten samen: (…)
Cliënt zou graag op korte termijn overgaan tot afwikkeling van de scheiding. Graag stem ik met u af wie welke werkzaamheden verricht. Ik zou nog voorafgaand aan mijn vakantie het concept convenant kunnen opstellen.” (…)
27. Op 26 augustus 2020 heeft de advocaat van de vrouw de bereikte overeenstemming bevestigd. De vrouw citeert uit de betreffende e-mail van haar advocaat:
“(…) Cliënte is akkoord met de door u voorgestelde kinderalimentatie en afwikkeling van de pensioenen en lijfrente, zoals verwoord in uw e-mail van 28 juli jl.
Cliënte stelt het op prijs als u na uw vakantie het convenant zult opstellen.”
2.6    Op 31 augustus 2022 heeft de rechtbank een beschikking gewezen, waarin onder meer is opgenomen:
“2.2.4. In geschil is de vraag of sprake is van een overeenkomst over de financiële afwikkeling van het huwelijksvermogensregime. (…)
2.2.13. De rechtbank is van oordeel dat partijen (…) op 29 december 2020 overeenstemming hebben bereikt over de essentialia, dat wil zeggen over relevante geschilpunten van de afwikkeling van hun huwelijksvermogensregime/de vermogensrechtelijke gevolgen van de beëindiging van het huwelijk. Deze afspraken kunnen niet slechts gezien worden als fase van onderhandelingen. Uit de overgelegde e-mailberichten tussen partijen en hun advocaten en de verklaringen tijdens de mondelinge behandeling kan afgeleid worden dat sprake is van wilsovereenstemming tussen partijen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
2.2.14. Bij e-mail van 28 april 2020 schrijft de advocaat van de vrouw dat partijen op hoofdlijnen de in die mail genoemde afspraken hebben gemaakt over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden/het gezamenlijk vermogen. (…) Vervolgens schreef de advocaat van de man op 28 juli 2020 dat het erop lijkt dat partijen over alles nu overeenstemming hebben bereikt. De laatste punten worden nog in die mail samengevat. De man wil op korte termijn overgaan tot afwikkeling van de scheiding. Tevens geeft de advocaat van de man aan dat zij graag afstemt wie welke werkzaamheden verricht. (…) vervolgens mailt de advocaat van de man op 29 december 2020 het conceptconvenant aan de advocaat van de vrouw. Daarbij stelt zij de vraag op welke wijze cliënten tot ondertekening over willen gaan. De rechtbank is van oordeel dat uit voorgaande blijkt dat partijen het op 29 december 2020 over de essentialia eens waren, waardoor een overeenkomst op hoofdpunten wordt aangenomen.
De e-mailberichten van 15 februari 2021 en 11 maart 2021 onderschrijven bovendien dit oordeel. (…)
2.2.15. De conclusie is dat de rechtbank het verzoek van de vrouw (…) zal toewijzen en de financiële afwikkeling van het huwelijksvermogensregime van partijen zal opnemen in het dictum conform het bepaalde in (…) het verzoekschrift”

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat zij heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 27. Klager verwijt verweerster dat zij, terwijl er geen sprake was van overeenstemming tussen partijen, zonder toestemming van klager en zijn advocaat en/of zonder voorafgaand advies van de deken in te winnen, het concept convenant alsmede de correspondentie met betrekking tot de inhoud van de schikkingsonderhandelingen heeft ingebracht in de echtscheidingsprocedure. 
3.2    Klager stelt dat verweerster meer informatie heeft meegedeeld aan de rechter dan strikt noodzakelijk. Hierdoor bestond er een risico dat deze informatie en klagers stellingname in het proces van overleg en schikkingsonderhandelingen een rol konden gaan spelen in de oordeelsvorming van de rechter, met mogelijke (financiële) benadeling als gevolg.
3.3    Klager verzoekt daarnaast a) dat op alle door verweerder overgelegde en geciteerde e-mails, alsmede het conceptconvenant door de rechtbank in de procedure geen acht mag worden geslagen, b) compensatie door verweerder van alle door klager gemaakte kosten als gevolg van het aanhangig maken en opvolgen van zijn klacht (sinds juli 2021) en c) een passende maatregel op te leggen aan verweerster. Klager heeft ter zitting meegedeeld dat hem duidelijk is dat de raad niet kan beslissen op de punten onder a) en b). De raad zal deze punten daarom verder buiten beschouwing laten.

4    VERWEER 
4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
5.1    Het verwijt is dat verweerster heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 27. In deze gedragsregel is opgenomen dat omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij niets mag worden meegedeeld aan de rechter aan wiens oordeel de zaak is onderworpen. Uit de toelichting op deze gedragsregel volgt dat het alleen verboden is aan de rechter mededeling te doen van de inhoud van schikkingsonderhandelingen. Het enkele feit dat schikkingsonderhandelingen zijn gevoerd, mag aan de rechter worden meegedeeld. Ook zal kunnen worden meegedeeld dat schikkingsonderhandelingen zijn gevoerd en de ene partij zegt dat een schikking bestaat en de andere partij dit ontkent. De inhoud van die schikkingsonderhandelingen mogen echter niet worden meegedeeld aan de rechter, aldus de toelichting.
5.2    De vraag is daarmee of verweerster, met het overleggen van het (concept)convenant en bijbehorende correspondentie, informatie heeft gedeeld over de inhoud van de schikkingsonderhandelingen. De raad beantwoord die vraag ontkennend. Niet in geschil is dat op 26 augustus 2020 verweerster aan de advocaat van klager schriftelijk laat weten dat er overeenstemming is en dat de afspraak is dat de advocaat van klager het convenant zal opstellen. De advocaat van klager zendt dit (concept)convenant op 29 december 2020 toe. Verweerster heeft aldus niet de inhoud van de schikkingsonderhandelingen gedeeld in de procedure, maar slechts het resultaat daarvan, nu er (uiterlijk) op 29 december 2020 sprake was van overeenstemming tussen partijen. Dat is gelet op de beschikking van 31 augustus 2022 ook het oordeel van de rechtbank. Verweerster mocht het resultaat van die onderhandelingen gebruiken in de procedure. Omdat geen sprake is van het delen van de inhoud van de schikkingsonderhandelingen, was verweerster niet verplicht klagers advocaat om toestemming te vragen. Zij was daarom evenmin gehouden de deken om advies te vragen. Verweerster heeft niet gehandeld in strijd met gedragsregel 27 en evenmin in strijd met artikel 46 van de Advocatenwet. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard.

BESLISSING 
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens en M.F. Laning, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 november 2022.