ECLI:NL:TADRSGR:2022:113 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-117/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2022:113
Datum uitspraak: 04-07-2022
Datum publicatie: 06-07-2022
Zaaknummer(s): 22-117/DH/DH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder is de ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen, niet te buiten gegaan. Geen sprake van grievende uitlatingen. Ook geen belangenverstrengeling. Het stond verweerder vrij om bewijs te vergaren door informatie bij derden in te winnen. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 4 juli 2022 in de zaak 22-117/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 13 juli 2021 is namens klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 
1.2    Op 10 februari 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K138 2021 ia/jh van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 23 mei 2022. Daarbij waren de gemachtigde van klager en verweerder aanwezig. 
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 6 (procedureel). Voorts heeft de raad kennisgenomen van een e-mail van de gemachtigde van klager van 9 mei 2022, met bijlagen.

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Klager is indirect statutair bestuurder van C(…)R. B.V. Behalve klager is ook B(…) B.V. indirect statutair bestuurder van C(..)R. B.V. De gemachtigde van klager is statutair bestuurder van klager en is/was indirect statutair bestuurder van C(..)R. B.V..
2.3    B(…) B.V. verkoopt aan consumenten een medisch product. Op enig moment zijn er problemen ontstaan bij de productie van dat product en zijn de verhoudingen tussen de gemachtigde van klager en de heer B. van B(…) B.V. verslechterd. Dat heeft geleid tot onder andere een kort geding procedure, waarin vonnis is gewezen op 11 augustus 2021. Klager is in dat vonnis op meerdere onderdelen in het ongelijk gesteld. Verweerder stond partij B(…) B.V. bij in het conflict met (de gemachtigde van) klager.  
2.4    Op 7 juli 2021 is er een digitaal overleg geweest via Teams tussen de gemachtigde van klager en zijn advocaat mr. D. enerzijds en verweerder en de heer B. anderzijds over het geschil tussen klager en B(…) B.V. De datum waarop het kort geding zou dienen (21 juli 2021) was toen al bekend.

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a)    Verweerder heeft getracht (de gemachtigde van) klager te intimideren/bedreigen/afdreigen en te chanteren;
b)    Verweerder heeft niet gestreefd naar een minnelijke oplossing;
c)    Verweerder is actief in contact is getreden met derden teneinde informatie te verkrijgen over klager dan wel de gemachtigde van klager; 
d)    Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling;
e)    Verweerder heeft de gedragsregels omtrent een eerlijk proces geschonden.
3.2    De stellingen die klager ter onderbouwing van de klacht naar voren heeft gebracht worden hierna, voor zover van belang, besproken. 

4    VERWEER 
4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
Toetsingskader
5.1    De klacht ziet op het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij. Partijdigheid is één van de kernwaarden waaraan de advocaat dient te voldoen; de advocaat is partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.
5.2    Voorts geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
5.3    De raad stelt verder voorop dat de tuchtrechter het handelen of nalaten van de advocaat over wie geklaagd wordt, dient te toetsen aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet. De gedragsregels voor advocaten vormen daarbij een richtlijn, maar of het niet naleven van een gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt per geval door de tuchtrechter beoordeeld. 
Klachtonderdeel a) 
5.4    Klager verwijt verweerder dat hij heeft getracht additionele en oneigenlijke druk te creëren, met als enige doel intimidatie en afdreiging om klager afstand te laten doen van zaken die hem rechtens toekomen. Zowel tijdens het Teams-overleg als tijdens de behandeling van het kort geding interrumpeerde verweerder de gemachtigde van klager bij herhaling. Het enige doel van verweerder daarbij was ‘olie op het vuur’ gooien. Dat deed hij enkel uit winstbejag. Verweerder heeft zich daarbij onnodig grievend over (de gemachtigde van) klager uitgelaten.
5.5    Verweerder betwist dat hij zich onnodig grievend over (de gemachtigde van) klager heeft uitgelaten. Hij erkent wel dat hij de gemachtigde van klager een aantal keren tijdens het Teams-overleg en de behandeling in kort geding heeft geïnterrumpeerd. Dat betekent echter nog niet dat er sprake is geweest van klachtwaardig optreden. De interrupties waren niet bedoeld om olie op het vuur te gooien, maar nodig om de onjuiste beweringen van de gemachtigde van klager - die een soort monoloog hield - te weerspreken. Verweerder is van mening dat hij daarmee de gedragsregels niet heeft overschreden.
5.6    De raad overweegt als volgt. Verweerder heeft als advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen, maar hij mag zich niet onnodig grievend uitlaten. De raad heeft bij gebrek aan een voldoende feitelijke onderbouwing door klager niet kunnen vaststellen dat verweerder zich op ongepaste wijze, in de zin van dreigend en intimiderend, heeft uitgelaten jegens (de gemachtigde van) klager. Het stond verweerder vrij een kritische houding jegens (de gemachtigde van) klager aan te nemen. Met de interrupties wilde hij voorkomen dat de stellingen van de gemachtigde van klager als vaststaand zouden worden aangenomen. Dat was ook zijn taak als advocaat van de wederpartij. De raad overweegt voorts dat uit de stukken blijkt dat partijen in de procedure lijnrecht tegenover elkaar staan. In dat geval kan het voorkomen dat er scherpe bewoordingen worden gebruikt of confronterende opmerkingen worden gemaakt. De door verweerder namens zijn cliënten ingenomen standpunten kunnen naar het oordeel van de raad ook niet gezien worden als chantage. De raad heeft gelet hetgeen verweerder daarover heeft verklaard ook geen grond om aan te nemen dat verweerder een standpunt heeft ingenomen waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen. De raad neemt bij dit alles ook in aanmerking dat de gemachtigde van klager in de procedure is bijgestaan door een advocaat, die opkwam voor zijn belangen en zo nodig kon ingrijpen als dat volgens hem nodig was. 
5.7    Klager verwijt verweerder ook dat hij de gemachtigde van klager in zijn e-mail van 17 augustus 2021 direct heeft benaderd en dat maar liefst vier keer. De gemachtigde van klager heeft dat ervaren als een ongeoorloofde inbreuk op zijn privacy.
5.8    Verweerder heeft deze stelling van klager genuanceerd.
5.9    De raad stelt op basis van het klachtdossier allereerst vast dat verweerder zijn e-mail heeft gestuurd naar zowel de gemachtigde van klager als zijn advocaat. Uit de toelichting van verweerder volgt dat hij de gemachtigde van klager zelf ook heeft aangeschreven, vanwege de spoedeisendheid en het grote belang; de gemachtigde van klager zou dwangsommen verbeuren als hij geen gevolg zou geven aan de sommatie. Verweerder heeft daarbij gebruik gemaakt van vier verschillende e-mailadressen van de gemachtigde van klager, die hem allemaal uit het dossier waren gebleken. Naar het oordeel van de raad is deze handelswijze van verweerder niet onbetamelijk geweest. 
5.10    Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond. 
Klachtonderdeel b)
5.11    Klager verwijt het verweerder dat er nooit overleg mogelijk is geweest om de zaak in der minne op te lossen. De intimiderende houding van verweerder heeft dat volgens klager in de weg gestaan. Verweerder is er alleen maar op uit geweest om het conflict te escaleren.
5.12    Verweerder stelt dat hij wel degelijk heeft gepoogd om de zaak in der minne op te lossen. Maar klager wilde volgens verweerder liever doorprocederen. 
5.13    De raad stelt voorop dat een minnelijke regeling de voorkeur verdient boven een procedure. Uit het klachtdossier komt naar voren dat klager en verweerder een andere lezing hebben over de bereidheid van de ander om open te staan voor het treffen van een minnelijke regeling, alsmede het moment waarop dat gelet op de onderlinge verhoudingen nog mogelijk was. Volgens verweerder behoorde op 7 juli 2021 een minnelijke schikking al niet meer tot de mogelijkheden. Klager betwist dat. Wat daar ook van zij, de raad stelt vast dat de advocaat van klager reeds een dag later de dagvaarding heeft laten uitbrengen. Naar het oordeel van de raad valt niet in te zien in welke zin verweerder in dezen een tuchtrechtelijke verwijt treft. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder afspraken tussen de gemachtigde van klager en de heer B. opzettelijk heeft gedwarsboomd. De raad verklaart om die ook klachtonderdeel b) ongegrond. 
Klachtonderdeel c)
5.14    Volgens klager is verweerder actief in contact getreden met derden om belastende informatie over klager te verkrijgen. Onder deze derden waren een notaris en een advocaat van een wederpartij van klager. Verweerder heeft vervolgens de verkregen informatie, zonder hoor- en wederhoor toegepast te hebben, gedeeld in de procedure. Verweerder heeft daarmee bewust gepoogd (de gemachtigde van) klager in een kwaad daglicht te stellen. 
5.15    Verweerder stelt dat zijn cliënten als eersten op onderzoek zijn uitgegaan naar mogelijke achtergronden van klager. Daaruit kwam informatie naar voren die van belang was voor de onderliggende procedure. Verweerder heeft vervolgens ook contact gelegd met het bedrijf dat de informatie had verstrekt, en dat die informatie aan hem heeft bevestigd. Verweerder heeft die informatie vervolgens ingebracht in de onderliggende procedure. Dat stond hem vrij. Verweerder heeft dit ook van tevoren aangekondigd bij de gemachtigde van klager.  
5.16    De raad overweegt als volgt. Het stond verweerder naar het oordeel van de raad vrij om bewijs te vergaren door informatie bij derden in te winnen. De verkregen informatie was volgens verweerder relevant, omdat die veel parallellen bevatte met de onderliggende zaak. De raad is van oordeel dat verweerder door het inbrengen van die informatie in de procedure niet de grenzen van het ontoelaatbare heeft overschreven. De raad neemt daarbij in aanmerking dat verweerder van tevoren aan de gemachtigde van klager kenbaar heeft gemaakt dat hij de bewuste informatie heeft verkregen en voornemens was in te brengen in de procedure. Klager heeft dat niet weersproken. Verweerder is ten aanzien van zijn handelen dan ook transparant geweest. Het is vervolgens aan de civiele rechter om de (toelaatbaarheid van deze) informatie te wegen. Ook hierbij geldt dat de gemachtigde van klager werd bijgestaan door een advocaat, die het standpunt van klager over het voetlicht kon brengen. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder de rechter door het bewust verstrekken van onjuiste informatie - volgens klager heeft verweerder de causaliteit  omgedraaid - heeft misleid. Voor zover klager erover klaagt dat verweerder de op hem rustende geheimhoudingsplicht heeft geschonden, overweegt de raad dat die geheimhoudingsplicht niet zover strekt dat verweerder wordt beperkt in het voeren van verweer in een procedure tegen hem ingesteld door degene jegens wie hij tot geheimhouding verplicht is. Verweerder moet wel in het oog houden dat hij de belangen van klager niet onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Naar het oordeel van de raad is daar geen sprake van. Ook klachtonderdeel c) is daarmee ongegrond. 
Klachtonderdeel d)
5.17    Klager stelt dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan (de schijn van) interne en externe belangenverstrengeling. Verweerder heeft ‘meerdere petten’ op. Hij vertegenwoordigt immers niet alleen de heer B., maar ook C(..)R. B.V., waarvan ook de gemachtigde van klager indirect bestuurder is/was. Verweerder vertegenwoordigt bovendien meerdere bestuurders van diezelfde onderneming. Daarbij komt dat verweerder voor zijn werkzaamheden is betaald door een derde, zijnde de broer van een van zijn cliënten, die (in)direct belanghebbende is.
5.18    Verweerder betwist dat er sprake is van belangenverstrengeling. Het optreden voor de heer B. en tegelijk ook C(..)R. B.V. is volgens verweerder geoorloofd. Verweerder betwist dat zijn declaratie door de broer van de heer B. is betaald. Verweerder betwist ook dat de heer B. (in)direct belanghebbende is. 
5.19    De raad overweegt als volgt. Een advocaat moet naar buiten toe duidelijkheid verschaffen over de hoedanigheid waarin hij acteert. Het is een advocaat niet toegestaan tegelijkertijd voor meer dan één partij op te treden in een zaak waarin deze partijen een tegengesteld belang hebben. Deze regels beletten een advocaat niet om voor twee of meer cliënten in dezelfde zaak op te treden, vooropgesteld dat er geen sprake is van een belangenconflict tussen de cliënten voor wie de advocaat optreedt. 
5.20    De raad stelt vast dat verweerder heeft opgetreden voor de heer B. die, net als de gemachtigde van klager, indirect bestuurder was van C(…)R. B.V.. Het conflict tussen de gemachtigde van klager en de heer B. had betrekking op de bedrijfsvoering binnen C(…)R. B.V. Zowel de gemachtigde van klager als de heer B. zijn in de procedure opgetreden namens C(…)R. B.V.  Zowel de gemachtigde van klager als de heer B. zijn in hun hoedanigheid van bestuurder van C(…)R. B.V. vertegenwoordigd door een advocaat, elk vanuit hun eigen belang. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder geen gedragsregel overtreden door zowel voor de heer B. als C(…)R. B.V. op te treden. De raad is van oordeel dat klager zijn stelling op dat punt ook onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Dat gaandeweg het geschil zich ook andere bestuursleden van C(…)R. B.V. bij verweerder hebben gevoegd, maakt dit niet anders. 
5.21    Met betrekking tot de betaling van de declaratie van verweerder, overweegt de raad dat het verweerder vrij staat om betaling van zijn declaratie door een derde te aanvaarden. Verweerder heeft overigens betwist dat zijn declaratie door de broer van de heer B. is betaald. 
5.22    Klachtonderdeel d) is derhalve eveneens ongegrond. 
Klachtonderdeel e)
5.23    Klager verwijt verweerder dat hij de avond voor het kort geding (op een laat tijdstip) nog (veel) stukken heeft ingediend. Het indienen van die stukken had enkel tot doel om klager te intimideren en zijn eer en goede naam aan te tasten. Volgens klager maakt verweerder er een gewoonte van om telkens enorme bergen papier over de schutting te gooien. Hij probeert klager daarmee tijd te ontnemen om zich goed voor te kunnen bereiden. Verweerder handelt daarmee in strijd met een goede procesorde. Dat doet hij heel bewust. Klager heeft daar meerdere voorbeelden van genoemd. Klager benadrukt bij dit alles dat verweerder heeft samengespannen met zijn cliënten, waarbij zij precies hebben gepland welke stukken wanneer zouden worden ingediend. 
5.24    Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat hij handelt in strijd met de goede procesorde. Verweerder erkent dat hij veel stukken in het geding heeft gebracht, maar ook klager heeft dat gedaan. Verweerder erkent ook dat hij op de avond voor het kort geding omstreeks 19.30 uur nog stukken heeft ingediend. Deze stukken waren echter nodig om de voorzieningenrechter te informeren over de van belang zijnde aspecten en geenszins bedoeld om klager te intimideren, of af te dreigen of die als drukmiddel te gebruiken. Dat klager dat wel allemaal zo ervaart, kan verweerder niet worden tegengeworpen.
5.25    De raad overweegt als volgt. Ten aanzien van het indienen van stukken geniet een advocaat een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden ingeperkt. Dit geldt voor de wijze als ook het moment waarop verkregen informatie wordt gepresenteerd.
5.26    De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder met zijn optreden erop uit is geweest om klager onder druk te zetten en hem tijd te ontnemen om te kunnen reageren. Aan klager kan wel worden toegegeven dat verweerder in de kort geding procedure zeer laat nog stukken heeft ingebracht. Het betrof een tweetal producties, bestaande uit een e-mail en een door verweerder zelf geconcipieerd concept verzoekschrift ten behoeve van de Ondernemingskamer (37 pagina’s in omvang), dat nog niet eerder gereed was. De raad heeft echter niet kunnen vaststellen dat het hier ging om stukken van gewichtige aard, die de zeer late indiening zou hebben kunnen rechtvaardigen. De raad is daarom van oordeel dat verweerder zich op dit punt terughoudender had moeten opstellen. De raad acht het handelen van verweerder echter te licht om hem daarvan ook een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De raad stelt in dit verband nog vast dat de rechter op verzoek van klager de stukken terzijde heeft gesteld, zodat klager ook niet in zijn belangen is geschaad. 
5.27    De raad heeft ook overigens, op basis van de door klager genoemde voorbeelden, niet kunnen vaststellen dat verweerder telkens doelbewust heeft beoogd om klager door een gebrek aan voldoende tijd op achterstand te zetten en hem zo (op kwalijke wijze) te benadelen. Dat verweerder een zaak bij de verkeerde rechtbank aanhangig heeft gemaakt of tijdens de watersnoodramp - waarbij klager is getroffen - de dagvaarding heeft laten uitbrengen, wijst naar het oordeel van de raad niet in die richting.  
5.28    De raad neemt bij dit alles nog in aanmerking dat klager is bijgestaan door een advocaat, die vanuit zijn gelijke positie ten opzichte van verweerder tegenwicht kon bieden en kon ingrijpen waar hij vond dat dat nodig was en dat ook heeft gedaan. De conclusie is dan ook dat klachtonderdeel e) ongegrond is.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. M.P. de Klerk, M.G. van den Boogerd, J.H.M. Nijhuis en A. Schaberg, leden, bijgestaan door mr. A. Wijtzes, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2022.