ECLI:NL:TADRARL:2023:330 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-350/AL/OV/D

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:330
Datum uitspraak: 06-11-2023
Datum publicatie: 20-12-2023
Zaaknummer(s): 23-350/AL/OV/D
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Dekenbezwaar. Zorgplicht gemeenschappelijk echtscheidingsadvocaat. De advocaat heeft de kernwaarde deskundigheid geschonden door (door mediators opgestelde) convenanten te beoordelen en verzoeken tot echtscheiding bij rechtbanken in te dienen zonder cliënten te identificeren, zonder die cliënten een opdrachtbevestiging te hebben verstuurd en zonder cliënten te hebben gezien of gesproken. Dekenbezwaar gegrond, waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 6 november 2023
in de zaak 23-350/AL/OV/D
naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

mr. G.H.H. Kerkhof q.q.,
in haar hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel
deken
over
verweerster
 
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 In een brief van 25 mei 2023, met drie bijlagen, door de raad op diezelfde dag ontvangen, heeft de deken een dekenbezwaar ingediend jegens verweerster. 
1.2 Het dekenbezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 8 september 2023 in aanwezigheid van de deken en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde dekendossier. Ook heeft de raad kennisgenomen van het verweerschrift van verweerster van 18 juli 2023, met drie bijlagen.

2 FEITEN
Voor de beoordeling van het dekenbezwaar gaat de raad, gelet op het dekendossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 In april 2019 is verweerster als advocaat in dienst gestreden bij haar huidige kantoor.
2.2 Vanaf medio 2019 tot in mei 2021 heeft verweerster van (een) mediator(s) echtscheidingsconvenanten ontvangen en beoordeeld zonder cliënten te identificeren, zonder die cliënten een opdrachtbevestiging te sturen en zonder bespreking(en) met die cliënten te voeren. Vervolgens heeft verweerster op basis van die convenanten verzoeken tot echtscheiding ingediend bij verschillende rechtbanken. Deze gang van zaken was een bestendige praktijk op het kantoor van verweerster toen zij daar kwam. Verweerster heeft die praktijk voortgezet.
2.3 In mei 2021 is verweerster begonnen met een opleiding van de Vereniging van Familie- en erfrecht Advocaten Scheidingbemiddelaars (vFAS). Op de eerste dag van de opleiding is aandacht besteed aan de zorgplicht van een gemeenschappelijke echtscheidingsadvocaat. Vanaf toen heeft verweerster haar aanpak in overeenstemming gebracht met de op haar rustende zorgplicht.

3 DEKENBEZWAAR
Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster met haar handelwijze als hiervoor omschreven onder 2.2. tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken heeft toegelicht dat de deken Noord-Nederland haar op de hoogte heeft gebracht van een echtscheidingszaak waarin verweerster op die manier heeft geopereerd.

4 VERWEER
Verweerster erkent dat haar werkwijze niet conform de geldende regelgeving en jurisprudentie was, maar verzoekt de raad bij zijn oordeel rekening te houden met de volgende omstandigheden:
- Zij heeft zelf het initiatief genomen tot aanpassing van haar werkwijze direct nadat haar duidelijk was dat die onjuist was. Dat was op de eerste dag van de van de specialisatie-opleiding van de vFAS in mei 2021. Toen werd de zorgplicht van een gemeenschappelijke echtscheidingsadvocaat aan de orde gesteld. Zij had toen door dat haar werkwijze daarmee niet in overeenstemming was.
- Zij wijst er op dat de schending van de zorgplicht niet heeft geleid tot een klacht van de ex-echtelieden van de zaak die onder de aandacht van de deken is gebracht, die dateert van vóór mei 2021, althans dat geen schade door één van hen is geleden.

5 BEOORDELING
5.1 Bij de beoordeling neemt de raad als uitgangspunt dat het de verantwoordelijkheid is van de advocaat om de inhoud van een aan hem voorgelegd echtscheidingsconvenant te toetsen. Op de advocaat die optreedt als enige advocaat van twee partijen om een echtscheiding tot stand te brengen rust volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline een zware zorgplicht. Hij dient zich ervan te vergewissen dat beide partijen de regeling zoals in een convenant opgesteld begrijpen en indien een partij met minder genoegen neemt dan waarop deze aanspraak kan maken, deze partij die concessie welbewust aanvaardt. Die verplichting bestaat ook indien hij dat convenant niet heeft opgesteld en hij daartoe geen opdracht heeft gekregen. De advocaat draagt immers verantwoordelijkheid voor de inhoud van de stukken die hij bij de rechtbank indient (zie bijvoorbeeld HvD 9 april 2018, 170327, HvD 7 januari 2013, 6375 en HvD 7 december 2012, 6363).
5.2 Niet in geschil is dat verweerster niet aan die zorgplicht heeft voldaan. Zij heeft (door mediators opgestelde) convenanten beoordeeld en verzoeken tot echtscheiding ingediend bij rechtbanken zonder cliënten te identificeren, zonder die cliënten een opdrachtbevestiging te hebben verstuurd en zonder cliënten te hebben gezien of gesproken. Verweerster heeft de kernwaarde deskundigheid geschonden. De klacht is daarom gegrond.

6 MAATREGEL
Verweerster heeft niet voldaan aan de zware zorgplicht die op haar als gemeenschappelijk echtscheidingsadvocaat rust en heeft een kernwaarde geschonden. Daarmee is in beginsel de maatregel van een berisping op zijn minst aan de orde. De raad houdt echter rekening met de omstandigheid dat verweerster op eigen initiatief haar werkwijze heeft aangepast (niet pas naar aanleiding van het dekenbezwaar) en dat ook de deken een waarschuwing in dit geval voldoende acht. Gelet daarop acht de raad in dit geval de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

7 KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.2 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 23-350/AL/OV/D.

8 BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het dekenbezwaar gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. N.A. Heidanus, H.Q.N. Renon, G.N. Paanakker en Y.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. S.J. Velsink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 november 2023.

Griffier                                                                                                                                                 Voorzitter

Verzonden d.d. 6 november 2023