ECLI:NL:TADRARL:2022:287 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-903/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:287
Datum uitspraak: 14-11-2022
Datum publicatie: 16-11-2022
Zaaknummer(s): 21-903/AL/GLD
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 november 2022
in de zaak 21-903/AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 24 januari 2022 op de klacht van:

klager
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 2 februari 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 12 november 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 21/32 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 24 januari 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde dag verzonden aan partijen.
1.4 Op 24 januari 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde dag ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 10 oktober 2022. Daarbij waren klager (telefonisch) en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
(i) de voorzitter heeft miskend dat krachtens artikel 17 van de Grondwet, artikel 47 Handvest van de grondrechten van de EU en de artikelen 6 en 13 van het EVRM iedere Europese en Nederlandse (rechts)persoon toegang tot rechtspraak moet krijgen en dat deze klachtzaak daarom niet via een voorzittersbeslissing en verzetprocedure behandeld had moeten worden, maar met een inhoudelijke hoofdprocedure;
(ii) de voorzitter heeft zich onvolledig ingelezen in het dossier en/of zich onvolledig uitgelaten en daardoor miskend dat verweerder overeenkomstig artikel 24.4 WRB verplicht was om de belangen van klager te blijven behartigen en zich dan ook niet mocht terugtrekken als zijn advocaat. Klager verzoekt om terugverwijzing van de zaak naar een inhoudelijke hoofdprocedure dan wel naar de deken voor een bemiddelingspoging op grond van artikel 46d Advocatenwet en hernieuwd onderzoek.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de inhoudelijke beoordeling van de klacht van klager de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Daarbij merkt de raad op dat klager aan artikel 24 Wet op de rechtsbijstand een grotere reikwijdte denkt te kunnen ontlenen dan juist is en dat het de deken, die daarin een grote beleidsvrijheid heeft, vrij stond om in de onderzoeksfase naar de klacht al dan niet een bemiddelingsgesprek in de zin van artikel 46d Advocatenwet tussen partijen te organiseren. Daar staat de raad buiten.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. C.W.J. Okkerse en H.K. Scholtens, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 november 2022.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 14 november 2022