ECLI:NL:TADRARL:2019:26 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-855

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:26
Datum uitspraak: 04-02-2019
Datum publicatie: 12-02-2019
Zaaknummer(s): 18-855
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Advocaat hoeft zijn in overleg met zijn cliënt rechtstreeks aan de rechtsbijstandsverzekeraar toegezonden declaraties niet ter goedkeuring aan zijn cliënt voor te leggen. Voorwerk van de advocaat en inwinnen van een advies van de medisch adviseur van de advocaat waren noodzakelijk om tot een beoordeling van de zaak te komen. Advocaat is niet gehouden een procedure te voeren waarin de advocaat geen mogelijkheid tot succes ziet. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 4 februari 2019

in de zaak 18-855

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 1 november 2018 met kenmerk 17-0339/MV/sd, door de raad ontvangen op 1 november 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager heeft zich op 27 september 2016 tot verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan in een procedure bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.

1.2 Verweerster heeft per e-mail van 24 november 2016 onder meer het volgende aan klager geschreven:

“Na ontvangst van de door u getekende machtiging zal ik allereerst zorgen dat ik het gehele medische dossier ontvang. Dat zal ik vervolgens bespreken met mijn medisch adviseur. Na de beoordeling en het advies van mijn medisch adviseur bespreek ik dat met u en zullen we de volgende stappen bespreken.”

1.3 Verweerster heeft klager per e-mail van 6 december 2016 bericht haar facturen rechtstreeks naar de rechtsbijstandsverzekeraar te zullen versturen. Klager heeft hierop per mail van 6 december 2017 geantwoord “Dat is fijn”. De rechtsbijstandsverzekeraar heeft klager per e-mail van 9 mei 2017 bericht dat aan de rechtsbijstandsverzekering een maximum was verbonden van € 8.000,- en dat op dat moment een bedrag van € 3.056,78 was betaald.

1.4 Verweerster heeft bij brief van 11 oktober 2017 de rapportage van haar medisch adviseur aan klager toegezonden en bericht dat hij tot de conclusie was gekomen dat er geen sprake was van verwijtbaar medisch handelen. Klager heeft bij brief van 2 november 2017 te kennen gegeven zich niet te kunnen verenigen met het rapport van de medisch adviseur. Verweerster heeft op 8 november 2017 telefonisch en per e-mail aan klager uiteengezet waarom zij geen gronden aanwezig zag om met succes een procedure bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te voeren.

1.5 Klager heeft op 14 november 2017 telefonisch aan verweerster bericht zich tot een andere advocaat te willen wenden, nu verweerster niet bereid was om een tuchtrechtprocedure aanhangig te maken. Verweerster heeft per e-mail van 14 november 2017 de namen van een aantal advocaten die de zaak zouden kunnen overnemen doorgegeven.

1.6 Klager verzocht verweerster per e-mail van 15 november 2017 of zij kon motiveren waarom zij de zaak niet voortzette. Verweerster verwees in antwoord hierop naar het rapport van haar medisch adviseur en haar e-mails van 10 oktober en 8 november 2017. Klager verzocht hierna of zij hiermee bedoelde dat de zaak 100% kansloos was, waarop verweerster antwoordde dat zij er geen percentage aan kon hangen. Verweerster bood vervolgens aan haar standpunt tijdens een gesprek nog nader toe te lichten. Klager schreef per e-mail van 15 november 2017 het standpunt van verweerster onbegrijpelijk en onverantwoord te vinden. Klager heeft op 21 november 2017 aan verweerster bericht haar keuze te respecteren en het traject te zullen vervolgen met een van de door verweerster geadviseerde advocaten.

1.7 Verweerster heeft per e-mail van 23 november 2017 aan de rechtsbijstandsverzekeraar bericht dat haar medisch adviseur tot de conclusie was gekomen dat de psychiater van de zoon van klager niet tuchtrechtelijk verwijtbaar had gehandeld en dat verweerster op grond daarvan klager had laten weten geen redelijke kans op succes te zien in het voeren van een medisch tuchtrechtelijke (of civielrechtelijke) procedure en dat klager zich hierin niet kon vinden. Zij schreef voorts dat bij klager de indruk was ontstaan dat het budget van € 8.000,- (volgens verweerster € 30.000,- ) geheel zou zijn opgesoupeerd. Zij verzocht de rechtsbijstandsverzekeraar om klager te berichten dat dit niet het geval was, aangezien aan advocaatkosten een bedrag van € 3.764,08 was gedeclareerd, aan de kosten van de medisch adviseur €1.524,38 en aan het opvragen medische informatie € 38,05. Klager heeft per e-mail van 23 november 2017 te kennen gegeven dat verweerster zijn belangen had geschaad door advies te geven aan de rechtsbijstandsverzekeraar, terwijl klager had verzocht dit aan de nieuwe advocaat over te laten. Klager kondigde aan een klacht tegen verweerster te zullen indienen. Verweerster heeft per e-mail van 23 november 2017 geantwoord dat geen enkele financiële afweging had meegespeeld bij haar oordeel dat een medisch tuchtrechtprocedure geen kans van slagen had.

1.8 Bij brief van 27 november 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster klager niet op de hoogte heeft gebracht van het opsouperen van een substantieel deel van het voor het voeren van een procedure bij het Medisch Tuchtcollege bedoelde budget;

b) verweerster geen procedure bij het Medisch Tuchtcollege wilde voeren toen zij ontdekte dat het restbudget onvoldoende was voor het voeren van die procedure;

c) verweerster klager niet op de hoogte heeft gehouden van haar facturen. Verweerster heeft haar facturen nimmer ter goedkeuring aan klager voorgelegd;

d) verweerster zonder plan aan de zaak is begonnen. Verweerster had vooraf behoren aan te geven als het budget ontoereikend was voor het voeren van een klachtprocedure bij het Medisch Tuchtcollege;

e) verweerster zonder toestemming van klager advies heeft uitgebracht aan de verzekeraar. Omdat verweerster de zaak tussentijds had beëindigd, had klager verweerster desgevraagd te kennen gegeven, dit aan zijn nieuwe advocaat over te willen laten.

3 VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

3.1 Voor het daadwerkelijk starten van een medische tuchtzaak bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg dient eerst bewijs (medische gegevens) te worden verzameld en dient te worden beoordeeld of er sprake is geweest van verwijtbaar handelen en zo ja welke verwijten de psychiater zouden kunnen worden gemaakt. De werkzaamheden die tot 23 november 2017 zijn gedeclareerd, maken dan ook een noodzakelijk onderdeel uit van de behandeling van de zaak (de wens om een medische tuchtzaak te starten). De door verweerster gedeclareerde uren bedragen nog niet de helft van het budget en waren noodzakelijk voor de behandeling van de zaak.

Ad klachtonderdeel b)

3.2 Verweerster heeft op 11 oktober 2017 de rapportage van haar medische adviseur aan klager toegezonden en aangegeven dat deze tot de conclusie was gekomen dat er geen sprake was van verwijtbaar medisch handelen. Verweerster heeft klager telefonisch bericht geen goede gronden te zien om een tuchtrechtelijke procedure aanhangig te maken. Klager kon zich niet verenigen met de conclusie van de medisch adviseur. Verweerster heeft op verzoek van klager een nadere toelichting gegeven op haar besluit om geen tuchtrechtelijke procedure te starten en namen doorgegeven van advocaten die klager mogelijk kon benaderen. Het besluit van verweerster om geen medische tuchtzaak tegen de psychiater aan te spannen had niets te maken met de financiële kant van de zaak. Dit was uitsluitend ingegeven door het feit dat er geen redelijk kans van slagen was in die procedure. Het resterende budget was ook voldoende om de tuchtrechtprocedure bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg verder te voeren.

Ad klachtonderdeel c)

3.3 Verweerster heeft haar declaraties op verzoek van klager rechtstreeks aan de rechtsbijstandsverzekeraar verzonden. Klager was op de hoogte van de hoogte van de declaraties aangezien de e-mail van de rechtsbijstandsverzekeraar van 17 mei 2017 in cc aan klager is verzonden.

Ad klachtonderdeel d)

3.4 Het is onjuist dat er geen plan van aanpak met klager is besproken. Verweerster heeft in haar e-mail van 24 november 2016 aan klager de wijze van aanpak van de zaak bericht.

Ad klachtonderdeel e)

3.5 Het is onjuist dat verweerster de zaak heeft beëindigd of een advies aan de rechtsbijstandsverzekeraar heeft uitgebracht. Verweerster heeft de rechtsbijstandsverzekeraar wel geïnformeerd dat er naar haar mening geen redelijke kans op succes was in een tuchtrechtelijke procedure.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Klager verwijt verweerster dat zij hem niet op de hoogte heeft gebracht van het opsouperen van een substantieel deel van het voor het voeren van een medische tuchtrechtprocedure beschikbare budget. Verweerster betwist dat het budget volledig door haar is opgesoupeerd en stelt dat er nog voldoende budget voor het voeren van een medische tuchtrecht procedeerde resteerde. Voorop staat dat klager op de hoogte was van verweersters facturen en ook van het feit dat de ingeschakelde medisch adviseur nog betaald moest worden. Nu de opvattingen van partijen omtrent de inhoud van dit onderdeel van de klacht uiteen lopen en de voorzitter op grond van de aan de raad overgelegde stukken niet kan vaststellen welk deel van het beschikbare budget in november 2017 door de werkzaamheden was opgesoupeerd, kan dit klachtonderdeel niet gegrond worden verklaard. Voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld dient immers eerst voldoende aannemelijk zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is in deze zaak niet het geval.

Ad klachtonderdeel b)

4.2 Vast staat dat verweerster na ontvangst van het advies van haar medisch adviseur aan klager te kennen heeft gegeven dat zij op grond van de conclusie van haar medisch adviseur, dat er geen sprake was van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de psychiater van de zoon van klager, geen goede gronden zag om met succes een tuchtrechtelijke procedure te voeren. Een advocaat is niet gehouden om een procedure te voeren indien hij of zij geen goede gronden ziet om deze met succes te voeren. De voorzitter acht het alleszins begrijpelijk dat klager teleurgesteld was in de conclusie van de medisch adviseur van verweerster en de conclusie die verweerster daaraan verbond. Dit betekent echter niet dat verweerster daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Het behoort tot de taak van een advocaat zijn cliënt te behoeden voor het voeren van een procedure waarin de advocaat geen mogelijkheid tot succes ziet. Verweerster heeft haar standpunt gemotiveerd weergegeven en aangeboden dit nogmaals in een gesprek nader toe te lichten. Verweerster heeft klager voorts desgevraagd namen van advocaten verstrekt tot wie klager zich voor een second opinion kon wenden. Ter zake valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.

Ad klachtonderdeel c)

4.3 Verweerster heeft klager per e-mail van 6 december 2016 bericht haar rekeningen rechtstreeks aan de verzekeraar te zullen toesturen, waarvoor klager haar in antwoord op deze mail heeft bedankt. Verweerster was onder voormelde omstandigheden niet gehouden haar declaraties ter goedkeuring aan klager voor te leggen. Klager is bovendien per e-mail van 9 mei 2017 door de rechtsbijstandsverzekeraar op de hoogte gehouden van de hoogte van het nog resterende budget. Verweerster heeft hierop per e-mail van 15 mei 2017 gereageerd, waarmee klager zich akkoord verklaarde. Uit voorgaande mails blijkt dat klager directe toezending van de facturen aan de rechtsbijstandsverzekeraar voorstond en dat hij bovendien door de rechtsbijstandsverzekeraar op de hoogte is gesteld van het verloop van de financiële stand van zaken. Ter zake valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.

Ad klachtonderdeel d)

4.4 Verweerster heeft aan klager bericht eerst het medisch dossier te zullen opvragen, dit met haar medische adviseur te zullen bespreken en het advies van haar medisch adviseur na ontvangst met klager te zullen bespreken. Aldus heeft verweerster haar plan van aanpak duidelijk gecommuniceerd en daar ook naar gehandeld. Een deel van het beschikbare budget is gebruikt voor het voorwerk door verweerster en het advies van de medisch adviseur. Deze werkzaamheden waren noodzakelijk om tot een goed onderbouwde klacht te kunnen komen. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat het budget ontoereikend was voor het voeren van een tuchtrechtelijke procedure en evenmin dat verweerster om die reden van het voeren van een tuchtrechtelijke procedure heeft afgezien. Ter zake valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.

Ad klachtonderdeel e)

4.5 De voorzitter volgt klager niet in zijn stelling dat verweerster de rechtsbijstandsverzekeraar heeft geadviseerd. Verweerster heeft de rechtsbijstandsverzekeraar enkel op de hoogte gesteld van het gegeven dat haar medisch adviseur had geconcludeerd dat er geen sprake was van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en dat zij op grond daarvan geen goede gronden zag om een tuchtrechtelijke procedure te voeren. Het was vervolgens aan de rechtsbijstandsverzekeraar te bepalen of op basis van de verzekeringspolis de kosten van verdere rechtshulpverlening door de rechtsbijstandsverzekeraar zouden worden gedekt. Ter zake valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.

4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook op alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, op alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 4 februari 2019.

griffier voorzitter

Bij afwezigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal is deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier)

Verzonden d.d. 4 februari 2019.