ECLI:NL:TADRAMS:2023:45 Raad van Discipline Amsterdam 23-065/A/A
| ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2023:45 | 
|---|---|
| Datum uitspraak: | 06-03-2023 | 
| Datum publicatie: | 10-03-2023 | 
| Zaaknummer(s): | 23-065/A/A | 
| Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen | 
| Beslissingen: | Voorzittersbeslissing | 
| Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over advocaat wederpartij. Verweerster is binnen de grenzen gebleven van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij geniet in een huurzaak. | 
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam
                  van 6 maart 2023
                  in de zaak 23-065/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
                  
                  verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 25 januari 2023 met kenmerk 2078771/JS/RAB digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Tevens heeft de voorzitter kennis genomen van de nagezonden stukken van verweerster van 6 februari 2023 en de nagezonden stukken van klager van 11 februari 2023.
1    FEITEN
                  Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
                  uit van de volgende feiten.
                  1.1    Klager huurt sinds 2010 een woning in Amsterdam van de verhuurder Y (hierna:
                  de verhuurder). Verweerster heeft de verhuurder bijgestaan in een huurgeschil tussen
                  klager en de verhuurder.
                  1.2    Bij brief van 22 juni 2022 heeft de verhuurder klager gesommeerd om de huurovereenkomst
                  op te zeggen. In deze brief schrijft de verhuurder aan klager, voor zover relevant:
                  “U huurt van ons de [adres huurwoning] te Amsterdam. Wij doen al een tijd onderzoek
                  naar de bewoning van deze woning. Uit ons onderzoek is gebleken dat u niet in deze
                  woning woont en ook niet bij de gemeente Amsterdam op dit adres staat ingeschreven.
                  Dit is voor [de verhuurder] niet acceptabel. Daarom stuur ik u deze brief dat u de
                  huur op moet zeggen. (…)” Klager heeft hierop bij e-mailbericht van 24 juni 2022 gereageerd
                  met, voor zover relevant: “(…) Ik begrijp het niet. Ik hoop dan ook dat een en ander
                  op een misverstand berust en ben graag bereid onze situatie nader toe te lichten.
                  Bij mijn weten immers was er geen plicht om ingeschreven te staan op het adres van
                  een vrije sector woning (…).”
                  1.3    Bij brief van 1 augustus 2022 heeft verweerster klager namens de verhuurder
                  opnieuw gesommeerd om de huurovereenkomst op te zeggen. In deze brief schrijft verweerster
                  aan klager, voor zover relevant: “(…) U zegt dat u bij het sluiten van de huurovereenkomst
                  niet gewezen bent op uw verplichting om ingeschreven te staan op de door u gehuurde
                  woning. Hier hoeft [de verhuurder] u niet op te wijzen. Dit vloeit voort uit de contractuele
                  verplichting om uw hoofdverblijf te hebben en te houden op de door u gehuurde woning.
                  Voor [de verhuurder] is het van belang dat de huurders aan wie zij woningen verhuurt,
                  zich houden aan de contractuele voorwaarden. Als blijkt dat huurders niet langer de
                  door hen gehuurde woningen bewonen, dan start [de verhuurder] een onderzoek en, zoals
                  in uw geval, verzoekt zij - zo nodig sommeert zij - de huurders om de huurovereenkomst
                  vrijwillig op te zeggen ter voorkoming van een ontruimingsprocedure. [De verhuurder]
                  heeft u eerder laten weten dat u de verhuurovereenkomst kunt opzeggen. [De verhuurder]
                  heeft mij verzocht u nogmaals te sommeren dit te doen. Mocht u bereid zijn om met
                  [de verhuurder] afspraken te maken over het einde van de huurovereenkomst, dan is
                  [de verhuurder] uit coulance bereid om u een wat langere opzegtermijn te gunnen. Gaarne
                  verneem ik per ommegaande van u of u bereid bent om hierover afspraken te maken. Bent
                  u hier niet toe bereid, dan zal [de verhuurder] u in rechte betrekken en ontruiming
                  van de door u gehuurde woning vorderen. [de verhuurder] hoopt van harte dat u bereid
                  bent om mee te werken aan een minnelijke regeling (…)”
                  1.4    Op 11 augustus 2022 schrijft klager een brief aan verweerster die als vertrouwelijk,
                  persoonlijk en privé is bestempeld. In deze brief staat, voor zover relevant: “(…)
                  Bijgaand een eerste voorlopige reactie op uw schrijven van 03/08/2022 15:32 voor context
                  en informatie die wellicht beter niet met [de verhuurder] gedeeld moet worden. (…)”
                  1.5    Op 12 september 2022 vindt een bespreking tussen partijen plaats in de gehuurde
                  woning. In een e-mailbericht op diezelfde datum schrijft verweerster aan klager, voor
                  zover relevant: “[De verhuurder] houdt vast aan haar opvatting dat zij wil dat er
                  een einde komt aan de huurovereenkomst. Tijdens de bespreking heb ik te kennen gegeven
                  dat van u wordt verwacht dat u de huurovereenkomst opzegt. Desgewenst kunnen wij overleggen
                  over een langere opzegtermijn (…) gaarne verzoek ik u mij te laten weten of u akkoord
                  gaat met het opzeggen van de huurovereenkomst tegen 28 februari 2023 danwel tegen
                  een andere datum (…). Reden waarom ik u verzoek om mij uiterlijk maandag 19 september
                  a.s. te laten weten of u de huurovereenkomst zult gaan opzeggen en wat u een redelijke
                  opzegtermijn vindt (…)”
                  1.6    Op 13 september 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
                  
                  1.7    In een e-mailbericht van 20 september 2022 van klager aan verweerster schrijft
                  klager, voor zover relevant: “(…) Er is dus voldoende tijd dit geschil in goede samenwerking
                  met [de verhuurder] op te lossen. Daarbij past niet de onnodige intimidatie, dreiging,
                  misleiding en, het schenden van mijn vertrouwen in u gesteld en, het schenden van
                  onze privacy als samengesteld gezin. Reden waarom ik door de nieuwe werkwijze van
                  [de verhuurder] mij gedwongen zag snel juridische hulp te zoeken (…)” Verweerster
                  heeft hierop gereageerd in een brief van 20 september 2022 aan klager met, voor zover
                  relevant: “(…) Er is geen sprake van onnodige intimidatie, dreiging en misleiding.
                  Dit zijn ongepaste opmerkingen, zoals ik u eerder ook al heb laten weten. [De verhuurder]
                  verzoekt u om uiterlijk maandag 26 september a.s. aan mij te laten weten of u de huurovereenkomst
                  wenst op te zeggen. Bent u hier niet toe bereid, dan zal [de verhuurder] in kort geding
                  ontruiming van de door u gehuurde woning vorderen.”
                  1.8    Op 27 september 2022 schrijft verweerster namens de verhuurder in een e-mailbericht
                  aan klager, voor zover relevant: “[De verhuurder] heeft u in de gelegenheid gesteld
                  om uiterlijk gisteren, 26 september 2022, aan haar te laten weten of u bereid bent
                  de huurovereenkomst met betrekking tot de woning gelegen aan [adres huurwoning] op
                  te zeggen tegen 28 februari 2023. U heeft een extra termijn gekregen om een beslissing
                  te nemen. Nu u geen gevolg heeft gegeven aan deze sommatie, zal [de verhuurder] u
                  in rechte betrekken en ontruiming vorderen van de door u gehuurde woning (…)”. 
2    KLACHT
                  De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
                  heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
                  het volgende: 
                  a)    Verweerster heeft klager intimiderend en onnodig dreigend bejegend. 
                  b)    Verweerster heeft het vertrouwen van klager geschonden.
3    VERWEER
                  3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
                  waar nodig, op het verweer ingaan.
4    BEOORDELING
                  4.1    De zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf
                  die in de jurisprudentie bij de beoordeling daarvan wordt aangelegd, is mede ingegeven
                  door de kernwaarde partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt
                  het volgende in. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van
                  zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt.
                  Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de
                  advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat
                  geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen,
                  (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van
                  de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij
                  geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de
                  hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen
                  mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is
                  de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te
                  wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan
                  hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt.
                  Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd
                  zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken,
                  onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
                  Klachtonderdeel a) 
                  4.2    Klager verwijt verweerster onder klachtonderdeel a) dat zij zich intimiderend
                  en onnodig dreigend jegens klager heeft opgesteld door klager herhaaldelijk te verzoeken
                  om de huurovereenkomst per 28 februari 2023 op te zeggen en daarbij te dreigen met
                  een ontruimingsverzoek. De situatie komt op klager over als het onrechtmatig een disproportioneel
                  hoge druk opbouwen om onder dreiging de instemming van klager met een onnodig ‘voorstel’
                  af te dwingen. Dit, terwijl klager herhaaldelijk heeft laten weten geenszins de intentie
                  te hebben om te (moeten) procederen. De kwestie had volgens klager snel en in goed
                  overleg met de verhuurder kunnen worden opgelost door alle feiten en de situatie vertrouwelijk
                  met elkaar te bespreken. Verweerster leek er echter bij voorbaat al op uit te zijn
                  om rechtsmiddelen in te zetten die daar niet voor bedoeld zijn. Klager is het juridisch
                  niet eens met verweerster en volgens klager was er geen sprake van een spoedeisend
                  belang voor de verhuurder. 
                  4.3    De voorzitter overweegt het volgende. Op grond van de onder de feiten genoemde
                  correspondentie tussen klager en verweerster stelt de voorzitter vast dat verweerster
                  namens de verhuurder, klager eerst heeft verzocht en vervolgens meermalen heeft gesommeerd
                  om de huurovereenkomst van de huurwoning van klager op te zeggen toen bleek dat klager
                  zijn hoofdverblijf niet meer had in de huurwoning. Klager is hiertoe voor het eerst
                  op 22 juni 2022 door de verhuurder benaderd, waarna verweerster klager op 1 augustus
                  2022 namens de verhuurder heeft gesommeerd om de huurovereenkomst op te zeggen. Hierna
                  heeft verweerster klager op 20 september 2022 nog een extra reactietermijn gegeven
                  om te beslissen. Toen klager hieraan geen gevolg heeft gegeven, heeft verweerster
                  namens de verhuurder, klager in rechte betrokken en heeft zij op 27 september 2022
                  namens de verhuurder aangekondigd een ontruimingsprocedure te starten. Naar het oordeel
                  van de voorzitter mocht verweerster dit zo doen in het belang van haar cliënt, de
                  verhuurder. Klager heeft de correspondentie van verweerster hierover kennelijk als
                  intimiderend en bedreigend ervaren, maar de voorzitter is van oordeel dat verweerster
                  in haar communicatie de grenzen van de haar als advocaat van de wederpartij toekomende
                  vrijheid niet heeft overschreden. Voor zover klager het inhoudelijk oneens is met
                  het standpunt van de verhuurder over het niet nakomen van de huurovereenkomst en meent
                  dat de verhuurder geen spoedeisend belang heeft, heeft verweerster terecht gesteld
                  dat het niet aan de tuchtrechter is hierover te oordelen, omdat een oordeel hierover
                  is voorbehouden aan de civiele rechter. Op grond van het klachtdossier is verder niet
                  gebleken dat verweerster bij de behartiging van de belangen van de verhuurder de belangen
                  van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel
                  werd gediend. Dat betekent dat klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond is.
                  Klachtonderdeel b)
                  4.4    Onder klachtonderdeel b) verwijt klager verweerster dat zij het vertrouwen
                  van klager heeft geschonden door een brief van klager aan verweerster met privé informatie
                  aan de verhuurder door te sturen.
                  4.5    De voorzitter stelt vast dat bovenaan de onder 1.4 genoemde brief van klager
                  aan verweerster “vertrouwelijk, persoonlijk en privé” staat en dat in de brief wordt
                  vermeld dat deze “beter niet met [de verhuurder] gedeeld moet worden”. Het siert verweerster
                  niet dat zij deze brief heeft gedeeld met de verhuurder, dat had zij beter niet kunnen
                  doen, maar het levert naar het oordeel van de voorzitter, mede gelet ook op de verdere
                  inhoud en strekking van de brief, geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op. Klachtonderdeel
                  b) is eveneens ongegrond.  
BESLISSING
                  De voorzitter verklaart: 
                  de klacht, in beide onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
                  ongegrond
Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 6 maart 2023