ECLI:NL:TADRAMS:2022:59 Raad van Discipline Amsterdam 22-014/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:59 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-04-2022 |
Datum publicatie: | 29-04-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-014/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Ongegronde klacht over de eigen advocaat. Niet gebleken is dat zich onbeschoft jegens klager heeft gedragen. Daarnaast heeft verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de wijze waarop hij zich aan klagers zaak heeft onttrokken. Uit het verweer blijkt afdoende dat er geen vertrouwensbasis meer was tussen klager en verweerder en verweerder zodoende geen andere keuze had dan zich aan de zaak te onttrekken. Daarbij stelt de raad vast dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld door zijn beslissing tijdig kenbaar te maken aan klager, klager meerdere malen erop te wijzen dat hij op zoek moet gaan naar een andere advocaat en er bovendien voor te zorgen dat de zitting werd uitgesteld. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 4 april 2022
in de zaak 22-014/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 16 augustus 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 4 januari 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1564184/EJH/YH
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 14 maart 2022. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7 en bijlage I. Verder heeft
de raad kennisgenomen van de door klager bij e-mails van 28 februari 2022, 6 maart
2022 en 11 maart 2022 toegezonden stukken en het op zitting overgelegde stuk.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager en zijn ex-echtgenote zijn verwikkeld in een procedure over de waardering
en verdeling van de goederengemeenschap bij de rechtbank Almelo. Op 17 augustus 2021
stond in deze procedure een zitting gepland.
2.3 Klager werd in deze procedure in eerste instantie bijgestaan door mr. J. Bij
e-mail van 30 juli 2021 heeft zij klager, onder meer het volgende meegedeeld: ‘U schrijft
dat u niet akkoord bent met indiening van het stuk dat ik na veel correspondentie
en besprekingen met u en door zoveel mogelijk wat u wilt daarin te betrekken opstelde
afgezet tegen wat er rechtens verstandig en mogelijk is. U wilt dat ik alles nu weer
omgooi en daartoe ben ik na al het werk dat ik er al in stopte niet bereid nog afgezien
van dat het u met name te doen is op het reageren op de wijze waarop de wederpartij
reageert terwijl ik als advocaat rechtens verantwoorde standpunten namens u moet innemen
en naar voren moet brengen om u goed bij te staan. (…) U huurt mij als deskundige
in echter neemt mijn adviezen vervolgens niet ter harte. Dit is uw goed recht echter
houdt het voor mij dan op. Ik krijg uw akkoord om het stuk dat ik aan u presenteerde
met de producties in te dienen (…) en als u dat akkoord niet geeft houdt het op dan
kan ik niets indienen. (…) Indien u geen vertrouwen meer in mij heeft, dan zal onze
werkrelatie moeten eindigen en zal u op zeer korte termijn een andere advocaat in
de arm moeten nemen.”
2.4 Wegens ziekte en verschil van inzicht over haar dienstverlening aan klager,
heeft mr. J. op 2 augustus 2021 besloten de belangen van klager niet langer te behartigen.
2.5 Verweerder, de kantoorgenoot van mr J, heeft de behandeling van de zaak vervolgens
van mr. J overgenomen.
2.6 Op 4 augustus 2021 heeft verweerder de zaak telefonisch met klager besproken.
Verweerder en klager waren overeengekomen om twee korte aanpassingen in de stukken
aan te brengen, hetgeen verweerder heeft bevestigd per e-mail van dezelfde datum.
Blijkens de e-mail zouden verweerder en klager in de daaropvolgende dagen nog contact
hebben over hoe zij de zitting van 17 augustus 2021 zouden voorbereiden en op welke
wijze verweerder klager ter zitting zou bijstaan. Afgesproken werd dat zij op 6 augustus
2021 telefonisch overleg zouden voeren.
2.7 Klager heeft verweerder op 6 augustus 2021 alsnog een uitgebreide e-mail gestuurd
met opmerkingen ten aanzien van hetgeen zij op 6 augustus 2021 hebben besproken.
2.8 Bij e-mail van 6 augustus 2021 heeft verweerder klager, voor zover relevant,
het volgende geantwoord: “Bij bestudering van het dossier kom ik tot de conclusie
dat er geen andere weg is dan dat de woning en de waarde van de ondernemingen door
een deskundige getaxeerd moeten worden en dat de rechtbank ook in die zin zal beslissen.
(…) Aangezien mevrouw S(…) en haar compagnon hun dagelijkse werkzaamheden en inkomsten
hebben in De K(…) B(…) B.V. is er geen andere mogelijkheid dan toescheiding van alle
aandelen aan haar, uiteraard met inachtneming van de eisen in de statuten en verrekening
van de helft van de waarde. Mr. J(…) heeft u dit ook al diverse keren voorgehouden,
maar het is mij duidelijk dat u dit anders ziet en blijft zien. Als advocaat draag
ik de volledige verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de opdracht. Ik mag evenwel
geen handelingen verrichten tegen de kennelijke wil van mijn cliënt. Ik maak uit het
dossier op dat Mr. J(…) er alles aan heeft gedaan om uw belangen zo goed mogelijk
te behartigen. Uit uw email van hedenochtend, door u opgesteld nadat u en ik de afgelopen
dagen ontzettend veel moeite hebben gedaan om op één lijn te komen, kan ik tot geen
andere conclusie komen dan dat ik er geen vertrouwen in heb dat ik de zaak overeenkomstig
uw wensen af zal kunnen ronden. Ik heb daarom geen andere keuze dan de opdracht neer
te leggen. Gezien de inhoud van het dossier zie ik ook geen mogelijkheden dat een
andere medewerker van ons kantoor de opdracht zal kunnen overnemen. Ik zal de rechtbank
en Mr. E(…) [RvD: advocaat van de ex-echtgenote] berichten dat ons kantoor niet langer
voor u optreedt. Uiteraard zal ik de rechtbank verzoeken de behandeling van de zaak
op 17 augustus uit te stellen. Maar het is aan de rechtbank wat de beslissing zal
zijn op het uitstelverzoek. Ik adviseer u met de grootst mogelijke spoed een opvolgende
advocaat te zoeken. Dan kan deze ook bij de rechtbank om uitstel vragen. Zoals u inmiddels
heeft ervaren bij de eerste voorlopige voorziening heeft u een advocaat nodig om namens
u op te treden. Het spijt mij dat ik u niet anders kan berichten. Uiteraard ben ik
bereid het voorgaande vandaag telefonisch toe te lichten. Ik ben vandaag tot 16 uur
bereikbaar.”
2.9 Klager heeft op 6 augustus 2021 naar aanleiding van verweerders e-mail telefonisch contact met hem opgenomen. Ter bevestiging van het telefoongesprek heeft verweerder klager het volgende bericht gestuurd: “U belde mij om 15.45 uur om te vertellen dat u wel vertrouwen in mij heeft en dat u heel graag wilt dat ik de zaak voor u afrond. Ik heb u nogmaals verteld dat ik mijn ernstige twijfels heb. U gaat mij dit weekend een mail sturen. U vertelde mij ook dat u inmiddels met mevrouw S(…) overleg heeft gevoerd en dat ik volgens u een brief van haar advocaat kan verwachten die een opening uit de impasse kan bieden. Ik ben bereid deze brief af te wachten alvorens definitief de zaak neer te leggen. Dit omdat u zo aandringt dat ik de zaak voor u afrond. Indien ik maandag de bedoelde brief niet heb ontvangen, dan zal ik alsnog mijn werkzaamheden voor u neerleggen. Ik heb geprobeerd duidelijk te maken dat het desondanks van belang is dat u op zoek gaat naar een andere advocaat, voor het geval wij er onverhoopt toch niet uitkomen. Hoe korter voor de zitting om uitstel wordt gevraagd, hoe kleiner de kans dat het verzoek tot uitstel zal worden gehonoreerd. Tenslotte hecht ik eraan dat ik slechts door wil gaan indien u accepteert dat (de aandelen in) D(…) BV en de De K(…) B(…) BV aan mevrouw S(…) worden overgedragen (met inachtneming van de statuten en verrekening van de helft van de waarde). Dit ongeacht de vraag of de aandelen van De K(…) B(…) in de huwelijksgemeenschap vallen. S(…) kan dan aan u worden overgedragen (zoals mevrouw S(…) al heeft aangeboden). Met deze mail kom ik tegemoet aan uw zeer indringende verzoek om mijn werkzaamheden niet neer te leggen. Ik hoop dat het goed zal uitpakken. Eventuele nadelige gevolgen zijn geheel voor uw rekening en risico.”
2.10 Bij e-mail van 11 augustus 2021 heeft klager verweerder in uitgebreide bewoordingen
laten weten dat hij geen enkel vertrouwen meer in hem heeft en dat hij wil dat mr.
J zijn zaak weer verder zou oppakken.
2.11 Verweerder heeft klager hierop bij e-mail van 12 augustus 2021 als volgt bericht:
“Heden ontving ik uw uitgebreide e-mail, waarin u onomwonden laat weten geen enkel
vertrouwen in mij te hebben. Mij (en daarmee ook de andere medewerkers van [het kantoor])
rest thans geen enkele andere mogelijkheid dan de opdracht met onmiddellijke ingang
neer te leggen. Ik verwijs u voor een nadere toelichting naar de scan van bijgevoegde
brief die ik heden per post aan u doe toekomen. U zult zo meteen scans ontvangen met
betrekking tot de berichtgeving aan de Rechtbank en Mr. E(…). U treft aan als bijlage
de produkties die Mr. E(…) heden zond aan de Rechtbank. Zoals u zult lezen betreft
dit een aantal pagina's van prod. 23 die dezerzijds is gezonden aan de rechtbank.
U dient per ommegaande op zoek te gaan naar een opvolgend advocaat. Wij zullen in
overleg met hem of haar de zaak overdragen.”
2.12 Bij e-mail van 16 augustus 2021 heeft verweerder klager vervolgens als volgt
bericht: “De rechtbank heeft ons bericht dat de zitting van 17 augustus niet doorgaat
en dat u een termijn wordt gegund om een nieuwe advocaat te vinden. Ik ga er van uit
dat u hier onmiddellijk mee aan de slag gaat teneinde deze advocaat voldoende voorbereidingstijd
te geven. De rechtbank zal wel de echtscheiding uitspreken in een tussenbeschikking.
Ik ga er van uit dat deze rechtstreeks aan u zal worden verzonden. U kunt deze tussenbeschikking
met uw nieuwe advocaat bespreken.”
2.13 Op 16 augustus 2021 heeft klager bij de deken over verweerder een klacht ingediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende:
a) Klager is niet tevreden over de wijze van behandeling van zijn zaak door verweerder.
b) Verweerder heeft zich zonder afdoende reden onttrokken aan de zaak.
4 VERWEER
4.1 Verweerder voert verweer tegen de klacht. De raad zal hierna, waar nodig, op
het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien
het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit
van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling
geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met
betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat
bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat
heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar
hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen
die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden
gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen
de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt
een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende
advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline
5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Klachtonderdeel a)
5.2 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder zijn zaak niet goed te hebben
behandeld. Volgens klager zette verweerder haaks en op onbeschofte wijze in op de
ingezette koers onder dreiging dat hij zich zou onttrekken aan de behandeling van
de zaak. Daarbij eiste verweerder van klager dat hij zijn aandelen in een zakelijk
belang met een enorme miskenning van de waarde in de aanbieding zou doen.
5.3 Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is de raad niet gebleken. Allereerst
biedt het klachtdossier geen steun voor klagers standpunt dat verweerder op enigerlei
wijze onbeschoft is geweest naar klager toe, dan wel haaks op de ingezette koers de
zaak heeft behandeld. Verweerder heeft begin augustus 2021 de behandeling van de zaak
van zijn kantoorgenote overgenomen. Uit de e-mail van verweerder van 4 augustus 2021
blijkt dat verweerder en klager overeenstemming hadden bereikt over de aanpassingen
in de stukken die bij de rechtbank moesten worden ingediend. Desondanks heeft klager
in zijn zeer uitgebreide e-mail van 6 augustus 2021 toch nog allerlei opmerkingen
bij de stukken geplaatst. Uit klagers opmerkingen valt niet af te leiden dat deze
waren ingegeven door een door verweerder ingezette andere koers dan tijdens hun overleg
was besproken. Evenmin ziet de raad aanknopingspunten voor klagers stelling dat verweerder
zijn aandelen in de aanbieding deed. Zoals uit de stukken en verweerders toelichting
op de zitting blijkt, heeft verweerder klager naar zijn beste weten en inzicht geadviseerd
hoe hij dacht dat de rechter zou omgaan met de aandelen indien partijen zelf daarover
geen overeenstemming zouden bereiken. De raad verklaart klachtonderdeel a) dan ook
ongegrond.
Klachtonderdeel b)
5.4 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder zich zonder afdoende reden
te hebben onttrokken aan zijn zaak.
5.5 Verweerder voert hierover aan dat hij - mede gelet op de veelvuldige discussies
die klager in het verleden met mr. J heeft gevoerd over de inhoud en uitvoering van
gemaakte afspraken - klager naar aanleiding van zijn uitgebreide e-mail van 6 augustus
2021 bij e-mail van diezelfde datum had laten weten dat hij er onvoldoende vertrouwen
in had dat met klager afspraken konden worden gemaakt zonder dat daarover opnieuw
gediscussieerd hoefde te worden. Voor wat betreft de inhoud van klagers opmerkingen
is verweerders visie dat zij gelet op klagers wensen en de juridische (on-)mogelijkheden
niet tot een eensluidende strategie zouden kunnen komen. Omdat verweerder als advocaat
volledige verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van een opdracht, maar geen
handelingen mag verrichten tegen de kennelijke wil van zijn cliënt, zag verweerder
geen mogelijkheid de zaak overeenkomstig klagers wensen af te ronden en had hij geen
andere keuze dan de opdracht neer te leggen. Om die reden heeft verweerder klager
geadviseerd met spoed op zoek te gaan naar een opvolgende advocaat en toegezegd de
rechtbank te verzoeken de mondelinge behandeling van 17 augustus 2021 uit te stellen.
Aangezien klager er bij verweerder echter op had aangedrongen de zaak toch voor hem
af te ronden en daarbij had laten weten in afwachting te zijn van een brief van de
advocaat van de wederpartij die een opening uit de impasse zou bieden, heeft verweerder
klager nog een laatste kans gegeven. Daarbij heeft hij klager wel geadviseerd nog
steeds op zoek te gaan naar een andere advocaat, voor geval zij er onverhoopt toch
niet samen zouden uitkomen. Toen klager bij e-mail van 11 augustus 2021 verweerder
in wel te verstane bewoordingen liet weten geen enkel vertrouwen meer te hebben in
verweerder, heeft verweerder zich alsnog aan de zaak onttrokken en klager per e-mail
van 12 augustus 2021 verzocht per ommegaande op zoek te gaan naar een opvolgend advocaat,
zodat hij in overleg met hem of haar de zaak kon overdragen. Vervolgens heeft verweerder
uitstel verzocht van de behandeling van de zaak op de zitting van 17 augustus 2021
en heeft de rechtbank dit uitstelverzoek toegewezen.
5.6 De raad is van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld door de wijze waarop hij zich aan klagers zaak heeft onttrokken. Hiertoe
overweegt de raad dat het een advocaat vrijstaat om zijn werkzaamheden te beëindigen
en hij daartoe, als de vertrouwensbasis is komen vervallen, zelfs gehouden is. Wel
dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen
op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.
Uit het verweer blijkt afdoende dat er geen vertrouwensbasis meer was tussen klager
en verweerder en verweerder zodoende geen andere keuze had dan zich aan de zaak te
onttrekken. Daarbij stelt de raad vast dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld door
zijn beslissing tijdig kenbaar te maken aan klager, klager meerdere malen erop te
wijzen dat hij op zoek moet gaan naar een andere advocaat en er bovendien voor te
zorgen dat de zitting van 17 augustus 2021 werd uitgesteld. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar
handelen is in dit opzicht dan ook evenmin sprake. De raad verklaart klachtonderdeel
b) daarom eveneens ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen a) en b) ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 april 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 4 april 2022