ECLI:NL:TADRAMS:2022:138 Raad van Discipline Amsterdam 22-169/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:138
Datum uitspraak: 11-07-2022
Datum publicatie: 18-07-2022
Zaaknummer(s): 22-169/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing; Ongegronde klacht van een advocaat over een advocaat. De raad deelt niet klagers opvatting dat verweerder door zijn brief zowel op zijn privéadres als op zijn kantooradres te laten betekenen bij deurwaardersexploot een onnodige inbreuk op klagers privé- en gezinsleven heeft gemaakt en hiermee de grenzen van zijn vrijheid als advocaat van de wederpartij heeft overschreden.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 11 juli 2022

in de zaak 22-169/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1 Op 25 oktober 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 23 februari 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1564405/EJH/YH van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 17 juni 2022. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Klager is advocaat en staat ingeschreven bij de rechtbank Midden-Nederland. Klager heeft in het verleden de heer R bijgestaan in een strafzaak. De heer R is in eerste instantie veroordeeld tot een gevangenisstraf en een boete voor BV-fraude. De heer R heeft vervolgens verweerder gevraagd hem als advocaat in deze procedure bij te staan.

2.3 Op 4 april 2018 heeft verweerder namens de heer R bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland een klacht ingediend over klager. Een van de klachtonderdelen luidt dat klager heeft verzuimd de heer R te wijzen op zijn recht op gefinancierde rechtsbijstand in de strafzaak en ten onrechte heeft gefactureerd voor zijn werkzaamheden.

2.4 Bij beslissing van Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 24 augustus 2020 zijn de klachten gegrond verklaard en is aan klager de maatregel van voorwaardelijke schorsing opgelegd voor drie maanden met een proeftijd van twee jaar. Bij beslissing van het Hof van Discipline van 4 juni 2021 is het oordeel van de raad en de door de raad opgelegde maatregel van schorsing van drie maanden voorwaardelijk bekrachtigd.

2.5 Bij brief van (onder meer) 7 januari 2021 heeft mr. D van Advocatenclaim klager, namens de heer R, verzocht, en voor zover nodig gesommeerd, de door klager gedeclareerde advocaatkosten in verband met de strafzaak aan de heer R terug te betalen. Daarbij is klager verzocht om binnen veertien dagen een bedrag van € 41.227,03 aan de heer R te betalen, bij gebreke waarvan klager in verzuim zou zijn en namens de heer R zonder nadere aankondiging zou worden overgegaan tot het nemen van rechtsmaatregelen waarvan de kosten eveneens op klager zullen worden verhaald.

2.6 Bij brief van 8 januari 2021 heeft klager de vordering betwist.

2.7 Bij brief van 22 oktober 2021 heeft verweerder zich namens de heer R tot klager gewend en hem opnieuw verzocht om de advocaatkosten ter hoogte van € 41.227,03 en de wettelijke rente daarover aan de heer R terug te betalen. Daarbij heeft verweerder klager het navolgende meegedeeld: “(…) Ondanks het intensieve en recent afgeronde tuchtrechtelijke traject, waarin u meermaals helder op uw tekortkomingen in de bijstand aan cliënt bent gewezen, gaat de voorkeur van cliënt er nog steeds naar uit om deze kwestie met u in der minne op te lossen. Hierdoor wordt een civiele procedure bij de rechtbank voorkomen. Echter, uitgangspunt daarbij is wel dat het volledige bedrag als bedoeld in eerdergenoemde brief van 7 januari 2021, desgewenst in enkele gelijke termijnen, door u betaald moet worden. Graag stel ik u hierbij dan ook in de gelegenheid om daartoe een voorstel te doen, met in achtneming van het hierboven geformuleerde uitgangspunt. Cliënt wil wel dat er voortgang in de zaak komt. Als uiterste doch redelijke termijn voor een voorstel van uw kant stelt cliënt drie weken na dagtekening van deze brief. Dat betekent dat uw voorstel uiterlijk vrijdag 12 november 2021 door mij ontvangen moet zijn. (…) Bij uitblijven van een voorstel van uw kant of bij gebreke van een voorstel dat op zijn minst aanleiding geeft om verder te praten, heb ik de opdracht om u in rechte te betrekken. Ik hoop dan ook binnen de gestelde termijn een acceptabel voorstel van u te mogen ontvangen, gericht op een oplossing van deze kwestie op de kortst mogelijke termijn. (…)”

2.8 Verweerder heeft zijn brief van 22 oktober 2021 bij deurwaardersexploot op zowel het privéadres als op het kantooradres van klager laten betekenen.

2.9 Op 25 oktober 2021 heeft klager over verweerder bij de deken een klacht ingediend.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij zowel op het privéadres als op klagers kantooradres, zonder enige vooraankondiging of melding vooraf, een incassobrief aan klager heeft laten betekenen. Een en ander heeft een onnodige inbreuk op klagers privé- en gezinsleven gemaakt.

3.2 Ter toelichting stelt klager zich op het standpunt dat hij deze actie onnodig vindt, omdat verweerder hem eerst had kunnen aanschrijven. Klager is vaker aangemaand door Advocatenclaim, zo ook bij brief van 7 januari 2021. Aangezien klager niet binnen de in deze brief gestelde termijn had betaald, was het aan de heer R om een procedure te starten. Met het uitbrengen van een deurwaardersexploot is het duidelijk dat verweerder de druk wenst op te voeren om zo betaling af te dwingen. Er is volgens klager een te zwaar middel gebruikt door op vrijdagmiddag bij hem thuis een deurwaardersenvelop in de bus te laten doen, zodat de kans het grootst was dat de vrouw des huizes dat exploot zou aantreffen en enorm zou schrikken. Dat is ook zo gebeurd. Het deurwaardersexploot op zijn kantooradres afgeven is ook onnodig volgens klager, aangezien daar altijd personeel aanwezig is. Klager vraagt zich af waarom verweerder na de eerdere aanmaningen door mr. D. het nodig heeft gevonden een nieuwe aanmaning uit te brengen en dat zelfs bij deurwaardersexploot. Alle termijnen waren immers allang verlopen zonder dat betaling had plaatsgevonden en opnieuw een termijn stellen dient dus geen enkel doel meer. Verweerder had hem op kantoor en thuis een brief kunnen sturen met de mededeling dat hij de dagvaarding ging voorbereiden, maar dat hij ook nog steeds open stond voor minnelijk overleg. De aanpak van verweerder valt niet te rijmen met wat een normaal en correct handelend advocaat zou doen. Klager vermoedt dat verweerder is bezweken voor de overredingskracht van zijn cliënt en niet de vereiste objectiviteit in deze zaak heeft betracht.

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5. BEOORDELING

5.1 De klacht betreft het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij. De advocaat van de wederpartij geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij behoeft de advocaat in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

5.2 De raad deelt niet klagers opvatting dat verweerder door zijn brief van 22 oktober 2021 zowel op zijn privéadres als op zijn kantooradres te laten betekenen een onnodige inbreuk op klagers privé- en gezinsleven heeft gemaakt en hiermee de grenzen van zijn vrijheid als advocaat van de wederpartij heeft overschreden. De raad overweegt hiertoe het volgende. Het is verweerders taak om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Hij hoeft daarbij in beginsel enkel rekening te houden met de belangen van zijn cliënt. Dat is slechts anders indien hij de belangen van klager nodeloos zou hebben geschaad. Hiervan is in deze zaak niet gebleken.

5.3 Verweerder heeft toegelicht dat zijn keuze de brief van 22 oktober 2021 bij deurwaardersexploot op het privéadres en kantooradres aan te bieden louter procesrechtelijk van aard is geweest. Ten tijde van het schrijven van zijn brief van 22 oktober 2021 was het verweerder namelijk onduidelijk of klagers werkzaamheden voor zijn cliënt vanuit zijn besloten vennootschap, dan wel vanuit de eenmanszaak waren verricht. Hoewel klager al eerder bij brief van 7 januari 2021 tot betaling gesommeerd was en daarbij de aankondiging was gedaan dat bij gebreke van betaling rechtsmaatregelen zouden volgen, wilde verweerder nog een allerlaatste poging wagen om klager in de gelegenheid te stellen alsnog een schikkingsvoorstel te doen. Om elk mogelijk misverstand te voorkomen over de vraag of -en zo ja wanneer- klager kennis zou krijgen van zijn brieven van 22 oktober 2021 heeft verweerder de deurwaarder gevraagd de brieven zowel aan klagers kantooradres als aan klagers privéadres te bezorgen. Een belangrijk voordeel was ook dat klager deze manier snel kennis zou kunnen nemen van de brieven en dat daarmee de in die brieven gestelde termijn van drie weken ten volle door klager kon worden benut.

5.4 Verweerder heeft met het voorgaande een toereikende verklaring gegeven voor zijn keuze en toegelicht welke voordelen hij in deze aanpak voor zijn cliënt zag. Het stond verweerder vrij deze keuze te maken. Dat deze handelwijze klager niet welgevallig was, betekent niet dat verweerder hiervan een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Klagers stelling dat zijn echtgenote van de brief geschrokken is, geldt niet als voldoende reden om tot een ander oordeel te komen. In dit verband merkt de raad ook op dat ten tijde van het bewuste exploot klager nog geen domicilie had gekozen aan zijn kantooradres, zoals hij later wél heeft gedaan. Tot slot is de raad met verweerder van oordeel dat  klager onvoldoende concreet heeft gemaakt op welke wijze verweerder een gebrek aan objectiviteit aan de dag zou hebben gelegd of zich op onterechte wijze heeft laten beïnvloeden door zijn cliënt.

5.5 De raad acht gelet op het voorgaande de klacht dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.P.H.I. Cleerdin, voorzitter, mrs. C.C. Horrevorts en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2022.

Griffier                                                                                                Voorzitter

Verzonden op: 11 juli 2022