ECLI:NL:TADRAMS:2020:137 Raad van Discipline Amsterdam 20-316/A/A 20-317/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:137
Datum uitspraak: 15-06-2020
Datum publicatie: 22-06-2020
Zaaknummer(s):
  • 20-316/A/A
  • 20-317/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klachten over de advocaten van de wederpartij kennelijk ongegrond. Hoewel aan klager kan worden toegegeven dat het taalgebruik in de door verweerders namens hun cliënte in het geding gebrachte e-mail gebrekkig is, is dit enkele feit onvoldoende voor de conclusie dat verweerders aan de echtheid van de e-mail hadden moeten twijfelen. Verweerster heeft de e-mail bovendien, toen zij erachter kwam dat de e-mail door de vrouw gefabriceerd was, ingetrokken zodat klager hiervan geen schade heeft ondervonden. 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  15 juni 2020

in de zaken 20-316/A/A en 20-317/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerders

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 29 april 2020 met kenmerk 987919 en 987851, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4 en I tot en met VI.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager en zijn ex-echtgenote (hierna: de vrouw) zijn al enkele jaren verwikkeld in verschillende familierechtelijke procedures. In 2019 hebben zij geen overeenstemming kunnen bereiken over de verdeling van de zomervakantie in het kader van de omgangsregeling met hun dochter. Op 19 juli 2019 heeft verweerder klager daarom namens de vrouw in kort geding gedagvaard. De zitting is vervolgens gepland op 23 juli 2019.

1.2    Bij faxbericht van 22 juli 2019 heeft verweerder een e-mailbericht van de werkgever van de vrouw d.d. 12 juli 2019 aan de rechtbank overgelegd. De e-mail luidt, voor zover van belang:

“Na ons gesprek vandaag op kantoor en na ik heb een gesprek met de Facilitair Manager, informeer ik je het volgende:

Over uw verzoek om drie weken vrij te nemen is niet mogelijk, na het zien van jou overuren kunt je slechts een week vrij hebben. Ik wil je er ook aan herinneren dat een van jou collega’s is op vakantie tot 27 juli.

Over 3 uur werken in plaats van 5 is het mogelijk in Spa Zuiver, maar je zou met (…) moeten praten daar is mogelijk en je werktijden aanpassen in Dyflexis planning

Ik wacht op je antwoord.”

Onder de e-mail staat het logo van de werkgever van de vrouw.

1.3    Bij faxbericht van diezelfde dag heeft de advocaat van klager de rechtbank meegedeeld contact te hebben gehad met de werkgever van de vrouw, die haar heeft meegedeeld dat zij de betreffende e-mail niet gestuurd heeft.

1.4    Op de zitting van 23 juli 2019 heeft verweerster de e-mail van de werkgever ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan en de vrouw, mede omdat zij de rechtbank valselijk heeft voorgelicht, veroordeeld in de forfaitaire proceskosten.

1.5    Op 30 juli 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerders.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij niet voorafgaand aan het indienen van het e-mailbericht van de werkgever hebben geverifieerd of het bericht wel authentiek was.

3    VERWEER

3.1    Verweerders hebben tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerders als advocaten van de wederpartij van klager. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2    Verweerders voeren aan dat zij op 22 juli 2019 van de vrouw een e-mail hebben ontvangen waarin zij de e-mail van de werkgever had doorgestuurd. De e-mail is gelezen door verweerders, en gelet op de termijn voor het indienen van stukken, de vertrouwensband met de vrouw en de inhoud van de e-mail, die geen blijk gaf van enige onechtheid, is de e-mail doorgestuurd aan de rechtbank (en de advocaat van klager en overige belanghebbenden). Na ontvangst van de e-mail van de advocaat van klager van 22 juli 2019 heeft verweerster geprobeerd contact op te nemen met de vrouw. Dat is niet gelukt. Verweerster heeft de vrouw wel voorafgaand aan de zitting gesproken. De vrouw heeft verweerster toen meegedeeld dat zij inderdaad een oude e-mail van haar werkgever had aangepast en naar verweerders had gestuurd om in het geding te brengen. Verweerster heeft de vrouw daarop meegedeeld dat zij dat niet mocht doen en dat zij geen beroep zal doen op de e-mail. Verweerster heeft de rechtbank vervolgens voor aanvang van haar pleidooi meegedeeld dat zij de e-mail van de werkgever intrekt, aldus verweerders.

4.3    De voorzitter overweegt als volgt. Zoals hiervoor in 4.1 is overwogen mag de advocaat in beginsel afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en is hij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, is niet gebleken. Hoewel aan klager kan worden toegegeven dat het taalgebruik in de e-mail gebrekkig is, is dit enkele feit onvoldoende voor de conclusie dat verweerders aan de echtheid van de e-mail hadden moeten twijfelen. Verweerster heeft de e-mail bovendien, toen zij erachter kwam dat de e-mail door de vrouw gefabriceerd was, ingetrokken zodat klager hiervan geen schade heeft ondervonden. 

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klachten, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klachten, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 15 juni 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.