ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0100 Raad van Discipline Amsterdam 09-068U

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0100
Datum uitspraak: 01-09-2009
Datum publicatie: 06-11-2009
Zaaknummer(s): 09-068U
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De advocaat heeft de plicht na te gaan of de cliënt daadwerkelijk afstand wenst te doen van zijn recht op gefinancierde rechtshulp en dat hij de consequenties daarvan overziet en kan dragen. Het niet schriftelijk bevestigen van gemaakte afspraken op dit punt, komt voor risico van de advocaat. Klacht gegrond.

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 1 september

in de zaak 09-068 U

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 9 maart 2009 binnengekomen klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 5 maart 2009, bij de raad binnengekomen op 9 maart 2009, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 1 juli 2009 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 7 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder klager niet heeft gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand en voorts dat verweerder niet schriftelijk heeft bevestigd dat klager wilde afzien van gefinancierde rechtsbijstand en er mee instemde om verweerder te betalen.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klager heeft verweerder medio december 2006 benaderd met het verzoek hem in een strafzaak in hoger beroep als raadsman bij te staan. In verband met deze bijstand heeft klager verweerder een bedrag van € 6.000,00 betaald.

3.2 Bij brief van 17 december 2007 van de vorige raadsman van klager aan verweerder schrijft deze:

 “Van de heer Ben Ali heb ik begrepen dat u hem op betalende wijze zou bijstaan. Ben ik op dit punt verkeerd geïnformeerd door hem?

 Ik wacht uw bericht op dit punt af. Indien u hem op betalende wijze bijstaat, zal ik overgaan tot indienen van de ambtshalve aan mij verstrekte toevoeging.”

3.3 Verweerder heeft de tussen hem en klager gemaakte afspraken over de financiering van zijn bijstand niet schriftelijk vastgelegd.

4 Beoordeling

4.1  De raad stelt voorop dat een advocaat de verplichting heeft een (toekomstige) cliënt erop te wijzen dat deze mogelijk in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand. Deze verplichting geldt niet alleen bij het openen van een nieuwe zaak, maar ook bij voortzetting of heropening daarvan door een (opvolgend) advocaat. Bij het nakomen van deze verplichting zal de advocaat een grote mate van zorgvuldigheid moeten betrachten. Als norm voor die zorgvuldigheid heeft te gelden dat een cliënt, die mogelijk in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp maar daar vanaf ziet, er door de advocaat uitdrukkelijk en duidelijk op wordt gewezen dat hij afstand doet van het recht op gefinancierde rechtshulp. Tevens zal de advocaat zich er deugdelijk van moeten vergewissen dat de cliënt weet en begrijpt welk recht hij prijsgeeft. Derhalve heeft de advocaat de plicht na te gaan of de cliënt ook daadwerkelijk afstand wenst te doen van zijn recht op gefinancierde rechtshulp en dat hij de consequenties daarvan overziet en kan dragen.

4.2 Hoewel uit de brief d.d. 17 december 2007 van de vorige raadsman aan verweerder genoegzaam blijkt dat tussen klager en verweerder de afspraak is gemaakt om betalend op te treden tegen een vergoeding van € 6.000,00, blijkt hieruit niet dat verweerder klager er uitdrukkelijk op heeft gewezen dat hij recht heeft op gefinancierde rechtshulp en hiervan afstand doet. Klager beklaagt zich erover dat verweerder hem hierop niet heeft gewezen. Klager en verweerder spreken elkaar wat dit betreft dus tegen. Verweerder heeft de gemaakte afspraken niet schriftelijk vastgelegd, hetgeen hij ook heeft erkend, en dit komt voor zijn risico. De klacht is mitsdien gegrond.

MAATREGEL

Gelet op het feit dat verweerder tegenover de raad blijk heeft gegeven van inzicht in het

tuchtrechtelijke verwijtbaar handelen is de raad van oordeel dat de klacht gegrond kan worden

verklaard zonder oplegging van een maatregel. Daarbij neemt de raad tevens in overweging dat

aan verweerder niet eerder tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd.

BESLISSING:

De raad van discipline acht:

- de klacht gegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. M. le Belle, E.J. Ferman, P.W.M. Huisman, H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2009.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 1 september 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.