ECLI:NL:TACAKN:2025:8 Accountantskamer Zwolle 24/2621 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2025:8
Datum uitspraak: 24-01-2025
Datum publicatie: 24-01-2025
Zaaknummer(s): 24/2621 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht. Betrokkene is als CFO werkzaam bij een vennootschap waarvan de aandelen door een derde van klaagster zijn gekocht. Tussen deze derde als koper en klaagster als verkoper van de aandelen is een meningsverschil ontstaan. Dat gaat onder meer over de voorraad grondstoffen bij de vennootschap waarvan de aandelen zijn verkocht. Volgens de koper is de werkelijke voorraad grondstoffen aanzienlijk lager dan de geadministreerde voorraad. De verschillen lopen volgens de koper in de miljoenen. Betrokkene heeft een (voortgezet) onderzoek gedaan naar de verschillen en heeft daarover een memorandum geschreven. Tussen de koper en de vennootschap als eisers en klaagster als gedaagde is een gerechtelijke procedure gestart die mede is gebaseerd op het memorandum van betrokkene. Dit memorandum schiet volgens klaagster in meerdere opzichten tekort. De Accountantskamer wijst de klacht af, vooral omdat klaagster haar klacht niet op het correcte toetsingskader heeft gebaseerd. Bij toepassing van het wel correcte toetsingskader (kort gezegd: het memorandum is een standpunt in een civielrechtelijk geschil) heeft betrokkene niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld of nagelaten.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 24 januari 2025 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 17 mei 2024 ontvangen klacht met nummer 24/2621 Wtra AK van

X B.V.

gevestigd te [plaats1]

K L A A G S T E R

advocaten: mr. M.F. Eliëns te Amsterdam

t e g e n

Y

registeraccountant

kantoorhoudende te [plaats1]

B E T R O K K E N E

advocaat: mr. drs. J.F. Garvelink te Amsterdam

1. De procedure

1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • de e-mail van klaagster van 28 mei 2024 met bijlage
  • de e-mail van klaagster van 29 mei 2024 met bijlage
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de op de zitting door partijen overgelegde pleitaantekeningen.

1.2. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 18 november 2024. Beide partijen en hun advocaten zijn verschenen. Ter zitting is klaagster ook bijgestaan door mr. W.K. de Pree te Amsterdam.

2. De uitspraak samengevat

Betrokkene is als CFO werkzaam bij een vennootschap waarvan de aandelen door een derde van klaagster zijn gekocht. Tussen deze derde als koper en klaagster als verkoper van de aandelen is een meningsverschil ontstaan. Dat gaat onder meer over de voorraad grondstoffen bij de vennootschap waarvan de aandelen zijn verkocht. Volgens de koper is de werkelijke voorraad grondstoffen aanzienlijk lager dan de geadministreerde voorraad. De verschillen lopen volgens de koper in de miljoenen. Betrokkene heeft een (voortgezet) onderzoek gedaan naar de verschillen en heeft daarover een memorandum geschreven. Tussen de koper en de vennootschap als eisers en klaagster als gedaagde is een gerechtelijke procedure gestart die mede is gebaseerd op het memorandum van betrokkene. Dit memorandum schiet volgens klaagster in meerdere opzichten tekort.

De Accountantskamer wijst de klacht af, vooral omdat klaagster haar klacht niet op het correcte toetsingskader heeft gebaseerd. Bij toepassing van het wel correcte toetsingskader (kort gezegd: het memorandum is een standpunt in een civielrechtelijk geschil) heeft betrokkene niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld of nagelaten.

3. De feiten

3.1. Betrokkene is sinds 1999 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Betrokkene staat ingeschreven in de ledengroep accountants in business.

3.2. [vennootschap1] is een vennootschap die sierbestratingsmiddelen produceert (hierna: de vennootschap). Klaagster heeft in december 2021 haar belang in de vennootschap verkocht aan [BV1], een investeringsmaatschappij (hierna: de koper). De aandelen zijn in februari 2022 overgedragen.

3.3. Per 1 september 2022 is een nieuwe statutair bestuurder (CEO) van de vennootschap benoemd. Betrokkene is met ingang van 1 april 2023 bij de koper in dienst getreden en is sedertdien CFO van de vennootschap. Hij heeft een interim-CFO opgevolgd.

3.4. De interim-CFO was samen met de nieuwe CEO na september 2022 begonnen met een onderzoek naar eventuele voorraadverschillen bij de vennootschap toen betrokkene per 1 april 2023 bij de koper in dienst trad en CFO van de vennootschap werd. Betrokkene heeft dit onderzoek voortgezet. Hij heeft op 19 december 2023 een memorandum opgesteld (hierna: het memorandum) waarin hij verslag heeft gedaan van het onderzoek naar eventuele voorraadverschillen en de uitkomsten van dit onderzoek. De eerste alinea van het memorandum luidt als volgt:

Mijn naam is [Y]]. Ik ben opgeleid tot Registeraccountant en heb vervolgens acht jaar bij een groot accountantskantoor gewerkt. Ik bediende destijds vooral klanten in de ‘Retail & Manufacturing’-industrie. Op 1 april 2023 trad ik bij [BV1] in dienst als CFO. In die hoedanigheid ben ik ook verantwoordelijk voor de financiën van [vennootschap1]’.

3.5. Volgens het memorandum was de waarde van de voorraad grondstoffen volgens de administratie van de vennootschap aanzienlijk hoger dan de waarde van de daadwerkelijk aanwezige voorraad grondstoffen. Dit verschil in waarde is gebaseerd op tellingen van de aanwezige voorraad grondstoffen in de periode augustus 2022 tot en met juni 2023. In navolging van partijen zullen deze voorraadverschillen hierna de telverschillen worden genoemd. In het memorandum is betrokkene ingegaan op de oorzaken van de telverschillen, heeft hij de telverschillen gealloceerd (de toerekening van de telverschillen aan periodes in het verleden) en de volgens betrokkene werkelijke waarde van de voorraden ultimo 2020, ultimo Q3 2021 en ultimo 2021 berekend.

3.6. Koper en de vennootschap hebben klaagster op 21 december 2023 voor de rechtbank Amsterdam gedagvaard, omdat klaagster door haar bij de verkoop van de aandelen gegeven garanties zou hebben geschonden. Onder andere is gevorderd dat klaagster wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding: het door betrokkene berekende telverschil per Q3 van 2021 van € 4.471.701. In deze procedure is het memorandum van betrokkene overgelegd.

3.7. Klaagster heeft een andere accountant onderzoek laten doen naar de stellingen die in de dagvaarding zijn ingenomen en het memorandum van betrokkene. Deze accountant heeft op 12 maart 2024 een rapport uitgebracht.

4. De klacht

4.1. Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

4.2. Klaagster verwijt betrokkene het volgende:

a. betrokkene heeft zonder onderbouwing verstrekkende beschuldigingen geuit;

b. de door betrokkene toegepaste onderzoeksmethodiek is gebrekkig vanwege onduidelijkheid over de telmethode en de resultaten;

c. de interpretatie door betrokkene van de feiten is gebrekkig;

d. betrokkene heeft geen hoor en wederhoor toegepast.

5. De beoordeling

5.1. De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

5.2. De Accountantskamer overweegt over het toetsingskader het volgende. Betrokkene is accountant in business en als CFO werkzaam voor de vennootschap. Hij heeft het memorandum in zijn hoedanigheid van CFO geschreven en dat aan het begin ervan tot uitdrukking gebracht. Het memorandum is in opdracht van de CEO geschreven en bevat de onderbouwing van het standpunt dat de koper van de aandelen en de vennootschap in de tegen klaagster aanhangig gemaakte civiele procedure hebben ingenomen. Het memorandum van betrokkene is feitelijk het standpunt dat de koper en de vennootschap jegens klaagster in de civiele procedure hebben verwoord.

Het onderscheid dat klaagster aanbrengt tussen de positie van betrokkene als accountant enerzijds en die van de koper en de vennootschap anderzijds, is onjuist. Die posities, maar ook het belang van de koper, de vennootschap en betrokkene vallen namelijk samen: het ontvangen van schadevergoeding. Het memorandum is dus geen rapport van een accountant dat in opdracht van een derde ten behoeve van de ondersteuning van die derde in een (potentieel) geschil is opgesteld, waarbij de accountant zelf geen belang heeft bij de uitkomst van het (potentiële) geschil en daarom een van de derde voor wie hij het rapport opstelt te onderscheiden positie inneemt. De toepassing door klaagster van Handreiking 1127 (Opdrachten uitgevoerd ter ondersteuning bij (potentiële) geschillen) op het handelen of nalaten van betrokkene zoals dat uit het memorandum blijkt, is daarmee eveneens onjuist. Dat betrokkene in de aanhef van het memorandum heeft vermeld dat hij registeraccountant is, kan aan deze vaststelling niet afdoen.

5.3. De Accountantskamer is van oordeel dat het handelen of nalaten van betrokkene getoetst moet worden aan de norm die in de jurisprudentie is ontwikkeld met betrekking tot het handelen of nalaten van een accountant in een zakelijk conflict waarbij hij zelf is betrokken. In zo’n geval is het, vanwege het betrokken eigen belang, de accountant toegestaan een verdedigbaar civielrechtelijk standpunt aan zijn wederpartij kenbaar te maken, behoudens bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat een accountant zich met het oog op de fundamentele beginselen anders had moeten opstellen kan onder meer sprake zijn indien de accountant bewust (opzet) een onjuist of misleidend standpunt heeft ingenomen of indien de accountant in sterke mate verweten kan worden (aanmerkelijke schuld) dat hij een onjuist of misleidend standpunt heeft ingenomen.[1]

5.4. De Accountantskamer zal hierna toetsen of klaagster aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene in zijn memorandum bewust of verwijtbaar een onjuist of misleidend standpunt heeft ingenomen of anderszins in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels heeft gehandeld. Bij de beoordeling slaat de Accountantskamer alleen acht op het rapport van de door klaagster ingeschakelde accountant voor zover klaagster haar klacht uitdrukkelijk met (delen uit) dit rapport heeft toegelicht en onderbouwd. De uitkomst van de toetsing door de Accountantskamer is dat de klacht ongegrond is. Dit wordt hierna toegelicht.

5.5. Klachtonderdeel a: betrokkene heeft zonder onderbouwing verstrekkende beschuldigingen geuit.

5.5.1. Klaagster verwijt betrokkene dat hij in zijn memorandum meerdere beschuldigingen heeft geuit, zoals bijvoorbeeld het ‘manipuleren van de voorraad’, maar dat onduidelijk is waarop die beschuldigingen zijn gebaseerd. Vermoedelijk op interviews met medewerkers van de vennootschap, maar betrokkene heeft geen namen van medewerkers in zijn memorandum opgenomen en geen gespreksverslagen eraan toegevoegd, aldus klaagster. Ook heeft betrokkene niet vermeld in hoeverre hij de beschuldigingen en verklaringen van medewerkers op betrouwbaarheid en waarheidsgehalte heeft getoetst. Dat klemt volgens klaagster te meer omdat de controlerend accountant de beschuldigingen van betrokkene heeft afgewezen en geen medewerking aan foutherstel van vastgestelde jaarrekeningen van de vennootschap heeft willen verlenen.

5.5.2. De Accountantskamer overweegt dat betrokkene in § 2 van het memorandum constateringen heeft opgenomen die de CEO en de voorganger van betrokkene bij de vennootschap (de interim-CFO) al hadden gedaan toen betrokkene per 1 april 2023 voor de vennootschap ging werken. Vanaf § 3 heeft betrokkene vermeld welke – opvolgende – werkzaamheden hij heeft verricht. Betrokkene heeft in § 3, getiteld ‘Oorzaken van de telverschillen’ geschreven: ‘Ik heb, in opvolging van het hiervoor reeds vermelde voorwerk van (…)[2], nader onderzoek gedaan naar de vermeende oorzaken van de enorme telverschillen. In dat kader heb ik onder meer de opzet van maatregelen van interne controle uitvoerig geïnventariseerd en het bestaan en de werking daarvan vastgesteld. Uit interviews en minder formele gesprekken met medewerkers heb ik veel informatie verkregen over hoe zaken in het verleden in zijn werk gingen. Daarnaast heb ik fysieke en elektronische dossiers en systeemdata geraadpleegd, voor zover deze beschikbaar bleken.’ Betrokkene heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat één medewerker van de vennootschap bereid was een schriftelijke verklaring over de administratie van de voorraad grondstoffen af te leggen, en dat andere medewerkers daartoe niet bereid waren uit angst voor mogelijke repercussies van de kant van de voormalig CEO van klaagster. Betrokkene heeft erop gewezen dat hij volledig toegang had tot de administratie van de vennootschap en zelf heeft geconstateerd dat er met de voorraad bewust was gemanipuleerd.

5.5.3. De Accountantskamer is van oordeel dat klaagster niet aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene in zijn memorandum opzettelijk, althans verwijtbaar onjuiste of misleidende standpunten heeft ingenomen of anderszins in strijd is gekomen met gedrags-en beroepsregels. Klaagster heeft de constateringen van betrokkene in het memorandum als zodanig niet bestreden. Haar kritiek betreft de onderbouwing ervan. Haar verwijten komen kort gezegd neer op het ontbreken in het memorandum van de ‘bewijsmiddelen’ voor de manipulatie van de voorraad grondstoffen, zoals de verklaringen van medewerkers, en de waardering door betrokkene van die ‘bewijsmiddelen’. Betrokkene was vanwege de aard van het memorandum, een standpunt in een civielrechtelijk geschil, echter niet gehouden om zijn standpunten met bewijsmiddelen te onderbouwen. In zijn memorandum heeft betrokkene uiteengezet welk (opvolgend) onderzoek hij zelf heeft ingesteld en tot welke constateringen hem dat heeft gebracht.

Anders dan klaagster betoogt heeft betrokkene niet tuchtrechtelijk verwijtbaar nagelaten.

5.6. Klachtonderdeel b: de door betrokkene toegepaste onderzoeksmethodiek is gebrekkig vanwege onduidelijkheid over de telmethode en de resultaten.

5.6.1. Volgens klaagster suggereert betrokkene in het memorandum zonder daarbij een voorbehoud te maken, dat hij een integrale inventarisatie van de voorraad heeft gedaan, maar waarschijnlijk heeft hij de voorraadtelling gedaan door het doen van partieel roulerende inventarisaties[3], waardoor geen rekening kan zijn gehouden met elders op het (grote) terrein opgeslagen voorraden. Betrokkene heeft volgens klaagster de telverschillen niet met details over tellijsten of terreindelen, die op de verschillende telmomenten onderdeel waren van de inventarisaties, onderbouwd en hij heeft verschillende categorieën grondstoffen samengenomen, zoals zand, cement, kleurstof en coatings, waardoor de telverschillen per categorie niet kunnen worden nagegaan. Ook heeft betrokkene de telverschillen in euro’s vermeld en niet in aantallen, waardoor niet is vast te stellen wat de telverschillen waren en welke prijzen zijn gehanteerd, hoewel de prijzen door de jaren heen variëren. Betrokkene heeft bij het inventariseren van bulkgrondstoffen gebruik gemaakt van drones, maar hij heeft geen details over deze techniek in het memorandum verwerkt, zoals de naam van het bedrijf dat het onderzoek door middel van drones heeft gedaan, welke bulkvoorraden zijn geïnventariseerd en of die wel geschikt zijn om met drones te worden geïnventariseerd. Een toelichting of andere onderzoeksmethoden zijn overwogen, ontbreekt. Tot slot verwijt klaagster betrokkene dat hij geen verklaring heeftgegeven voor de uiteenlopende telverschillen door de jaren heen voor eenzelfde categorie producten (de volatiliteit).

5.6.2. Betrokkene heeft uiteengezet dat de voorraadinventarisatie vanwege de aanzienlijke omvang van de grondstoffen gedurende een langere periode heeft plaatsgevonden en al was begonnen voordat hij voor de vennootschap ging werken. Onder meer is gebruik gemaakt van een externe partij die met drones de bulkvoorraden nauwkeurig heeft berekend. Betrokkene stelt dat hij niet was gehouden zijn bevindingen gedetailleerd in het memorandum op te nemen.

5.6.3. De Accountantskamer overweegt dat betrokkene in § 1 van het memorandum het volgende heeft vermeld: ‘Ik heb in dat kader[4] onder meer beschikbare documenten en systeemdata bestudeerd, met (…) en (…)[5] gesproken, met betrokken medewerkers gesproken, berekeningen gemaakt en met de accountant overleg gehad.’ In § 3 van zijn memorandum heeft betrokkene geschreven: ‘Een belangrijke verbetering die we hebben doorgevoerd, is op het vlak van het meten van bulkvoorraden grondstoffen. In mei 2023 hebben we een gecertificeerd bedrijf ingeschakeld die met behulp van drones en speciaal ontwikkelde software bulkvoorraden grondstoffen zeer nauwkeurig en betrouwbaar kan meten. Door deze voorraadopnames relatief kort op elkaar plaats te laten vinden, kan een goederenbeweging tussen beide tijdstippen veel nauwkeuriger worden vastgesteld en inzicht worden verkregen in oorzaken van verschillen. Tevens kan door middel van extrapolatie een betrouwbare analyse worden gemaakt van de periode waarin de eerder vastgestelde grote verschillen moeten zijn ontstaan.’ En betrokkene heeft geschreven: ‘Sinds de intensivering van de inventarisaties heeft het vele maanden geduurd voordat alle artikelen betrouwbaar waren geteld en de verschillen in kaart waren gebracht; van augustus 2022 tot en met juni 2023. Er bleek in totaal voor maar liefst EUR 7,2 miljoen aan telverschillen uit deze inventarisatiemomenten te zijn geconstateerd: (…)

5.6.4. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene, gelet op de aard van het memorandum, zijn onderzoeksmethoden en de resultaten ervan in § 1 en § 3 van het memorandum in voldoende mate heeft uiteengezet. Anders dan in het betoog van klaagster ligt besloten, was betrokkene niet gehouden om gespecificeerd en met stukken onderbouwd uiteen te zetten langs welke wegen en met toepassing van welke rekenmethode hij tot zijn bevindingen is gekomen. Ook was betrokkene niet gehouden nadere informatie te verstrekken over het bedrijf dat de inventarisatie van de voorraad grondstoffen met behulp van drones had gedaan. Klaagster stelt ook hier te hoge eisen aan het memorandum, gegeven de aard ervan: een partijstandpunt in een civielrechtelijk geschil.

5.7. Klachtonderdeel c: de interpretatie door betrokkene van de feiten is gebrekkig.

5.7.1. Klaagster voert aan dat er volgens betrokkene twee oorzaken zijn voor de telverschillen:

onbetrouwbare inventarisaties in het verleden en fouten in stuklijsten. Volgens klaagster kunnen onbetrouwbare inventarisaties geen oorzaak van telverschillen zijn, maar alleen van het niet constateren van telverschillen en volgens klaagster heeft betrokkene niet onderbouwd dat er fouten in stuklijsten zijn gemaakt. Kort gezegd: welke, wanneer en in welke mate stuklijsten aan de telverschillen hebben bijgedragen. Betrokkene heeft volgens klaagster geen alternatieve oorzaken, zoals diefstal, voor de telverschillen benoemd. De aanname van betrokkene dat telverschillen in de loop van de tijd gelijkmatig zijn ontstaan en kunnen worden toegerekend op basis van de productie per jaar, is volgens klaagster onnavolgbaar omdat betrokkene niet heeft benoemd welke stuklijsten fouten bevatten, vanaf wanneer en hoe groot die fouten zijn en betrokkene andere oorzaken, die zich op verschillende momenten kunnen voordoen, uitsluit.

5.7.2. Betrokkene heeft aangevoerd dat de kwestie niet zo ingewikkeld is als klaagster doet voorkomen. Het komt neer op een vergelijking van de werkelijke voorraad met de geadministreerde voorraad. De toerekening aan de boekjaren is gedaan aan de hand van het grondstoffenverbruik volgens de geboekte productie en die methode is in het memorandum beschreven.

5.7.3. De Accountantskamer overweegt dat betrokkene in § 4 van het memorandum met de titel ‘Allocatie van de telverschillen’ het volgende heeft geschreven:

‘Verder is onderzocht hoe deze telverschillen op een voldoende betrouwbare wijze aan de historische verslagjaren kunnen worden toegewezen (gealloceerd).

Het overgrote deel van de telverschillen, namelijk EUR 6.497.000, heeft betrekking op de voorraad grond- en hulpstoffen, verpakkingsmaterialen en marketing. Een veel kleiner deel heeft betrekking op de voorraad eindproduct. Dat laatste sluit aan bij het geconstateerde feit dat de voorraad eindproduct wél regelmatig werd geïnventariseerd en via een positief telverschil door verkoop werd opgeboekt wanneer de administratieve voorraad negatief was (zonder positieve voorraad kan namelijk geen verkooporder worden ingezet). Dit soort telverschillen valt buiten het bestek van dit memo.

Voor elk artikel dat door de onderneming wordt geproduceerd, bestaat een stuklijst. Uit die lijst blijkt hoeveel van elke grond- of hulpstof nodig is om het artikel te kunnen produceren. Daarbij wordt rekening gehouden met normatieve afvalpercentages.

Wanneer men alle geproduceerde hoeveelheden van alle artikelen beschouwt in samenhang met de stuklijsten, kan worden vastgesteld wat het geboekte verbruik van de verschillende grondstoffen is geweest. Wanneer wordt verondersteld dat het telverschil in de loop van tijd gelijkmatig is ontstaan (wat gezien de vermelde oorzaken van de telverschillen aangenomen moet worden), kan door een vergelijking met consumptie van de voorraden het niet geboekte verbruik (het telverschil) naar rato worden toegerekend.

De telverschillen van de tellingen die in 2022 zijn geconstateerd, zijn op deze manier gealloceerd over de jaren 2015 t/m 2022, gebaseerd op de productieregels van het artikel subgroep in elk jaar. De telverschillen van de tellingen die in 2023 zijn geconstateerd, zijn analoog over de jaren 2015 t/m 2023 gealloceerd. Door deze aanpak worden de telverschillen uit 2022 niet gealloceerd over 2023 en wordt een deel van het telverschil uit 2023 nog toegerekend aan 2023.

Tot slot is de gehele lijst doorlopen en zijn telverschillen handmatig gealloceerd, bijvoorbeeld:

(…)

Het voorgaande proces leidde per artikelgroep tot de volgende allocatie van de telverschillen over de jaren 2015 t/m 2023:

(…)’

5.7.4. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene bewust of verwijtbaar een onjuist of misleidend standpunt ten aanzien van de oorzaken van de telverschillen en de allocatie van die verschillen heeft ingenomen. Gelet op de aard van het memorandum heeft betrokkene dit in voldoende mate uiteengezet. Tot meer was betrokkene niet verplicht. Het onderzoek naar de oorzaken van de telverschillen heeft betrokkene in § 3 van het memorandum in algemene termen uiteengezet[6]. Of er wellicht ook andere oorzaken zijn aan te wijzen, zoals diefstal, hoefde betrokkene niet in zijn memorandum op te nemen. Die kunnen onderdeel zijn van het debat dat bij de civiele rechter wordt gevoerd aan welk debat het memorandum een bijdrage levert.

5.8. Klachtonderdeel d: betrokkene heeft geen hoor en wederhoor toegepast.

5.8.1. Volgens klaagster had betrokkene een drietal in het verleden bij de vennootschap betrokken partijen moeten horen (kort gezegd: drie leden van het management van voor de aandelenoverdacht) en had betrokkene in zijn memorandum moeten vermelden dat de controlerend accountant, hoewel betrokkene daarom had verzocht, niet wilde meewerken aan foutherstel van vastgestelde jaarrekeningen.

5.8.2. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene vanwege de aard van het memorandum zoals uiteengezet onder 5.2 niet verplicht was de door klaagster genoemde personen te horen. Klaagster kan in de civiele procedure eventueel verklaringen van deze personen overleggen. Evenmin was betrokkene gehouden in het memorandum te vermelden wat de visie van de controlerend accountant op de geconstateerde telverschillen en de eventuele consequentie daarvan voor vastgestelde jaarrekeningen is, daargelaten dat op grond van artikel 2:362 lid 6 BW het bestuur van de vennootschap, en niet haar accountant, tot foutherstel kan besluiten.

5.9. De klacht zal ongegrond worden verklaard.

6. De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. de Haan, voorzitter, mr. G.F.H. Lycklama à Nijholt en mr. dr. J.E. Brink- Van der Meer (rechterlijke leden) en P. Mansvelder RA en drs. J. Hetebrij RA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van de Beld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op

24 januari 2025.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.

[1] Aldus ECLI:NL:CBB:2018:4 waarin het kort gezegd ging om memo’s die een accountant tevens CFO had geschreven in een civielrechtelijk geschil waarbij de organisatie was betrokken waaraan de accountant/CFO was verbonden.

[2] Betrokkene noemt hier de naam van de interim-CFO.

[3] De Accountantskamer begrijpt: een inventarisatie waarbij in tegenstelling tot een integrale inventarisatie, in de loop van het boekjaar telkens een ander deel van de voorraad wordt geteld.

[4] Betrokkene bedoelt de telverschillen met betrekking tot de voorraad die na de overname van de aandelen in februari 2022 waren gebleken.

[5] Betrokkene noemt de namen van de CEO en de interim-CFO van de vennootschap

[6] Zie in dit verband het citaat uit § 3 in rechtsoverweging 5.5.2.