ECLI:NL:TACAKN:2025:71 Accountantskamer Zwolle 25/207 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2025:71
Datum uitspraak: 17-11-2025
Datum publicatie: 17-11-2025
Zaaknummer(s): 25/207 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Ongegrond klacht over een partijdeskundigenbericht in een civiele procedure. De verkoper heeft betrokkene de opdracht gegeven in een partijdeskundigenbericht de EBITDA te berekenen. Betrokkene heeft een eerste versie van het partijdeskundigenbericht uitgebracht. Klaagster is van mening dat betrokkene bij het opstellen van het partijdeskundigenbericht in strijd heeft gehandeld met alle fundamentele beginselen. Betrokkene zou zich hebben gebaseerd op discutabele aannames en een misleidende voorstelling van zaken hebben gegeven. Ook wekt betrokkene volgens klaagster met haar bericht ten onrechte de schijn van assurance. Klaagster gaat in haar klacht er echter aan voorbij dat het partijdeskundigenbericht slechts een concept betreft en dat betrokkene klaagster in de gelegenheid heeft gesteld – in het kader van hoor/wederhoor – erop te reageren. Betrokkene heeft zich deels moeten baseren op onvolledige informatie omdat niet alle documentatie beschikbaar was gesteld en heeft in verband daarmee voorbehouden geformuleerd en zich bediend van onderbouwde aannames. De hoor/wederhoor-fase diende er juist toe om klaagster de gelegenheid te geven om de juistheid van de aannames te bevestigen dan wel ter discussie te stellen.

UITSPRAAK van 17 november 2025 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 9 januari 2025 ontvangen klacht met nummer 25/207 Wtra AK van

de besloten vennootschap X1 B.V.

gevestigd in [plaats1]

K L A A G S T E R

vertegenwoordigd door haar directeur: [A] te [plaats1]

t e g e n

Y1

accountant-administratieconsulent

kantoorhoudende in [plaats2]

B E T R O K K E N E

1. De procedure

1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift van 8 januari 2025 (gericht aan de NBA) met bijlagen, dat in overleg met klaagster op 9 januari 2025 aan de Accountantskamer is doorgestuurd
  • het e-mailbericht van klaagster van 4 februari 2025
  • de brief van de Accountantskamer van 14 februari 2025
  • de reactie van klaagster daarop van 11 maart 2025
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen van betrokkene.

1.2. De klacht is mondeling behandeld op de openbare zitting van 1 september 2025. Klaagster was daarbij niet vertegenwoordigd; haar gemachtigde heeft per e-mailbericht van 30 augustus 2025 laten weten verhinderd te zijn wegens ziekte. Betrokkene is in persoon verschenen.

2. De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1. Klaagster heeft de aandelen in [BV1] (hierna: de Vennootschap) overgenomen van [BV2]. De prijs voor de aandelen is deels afhankelijk gesteld van de resultaten (op basis van EBITDA) van de Vennootschap over de boekjaren 2022 en 2023. Tussen klaagster en de verkoper is een verschil van mening ontstaan over de hoogte van de EBITDA. De verkoper heeft

betrokkene de opdracht gegeven in een partijdeskundigenbericht de EBITDA over de jaren 2022 en 2023 te berekenen. Betrokkene heeft op 12 december 2024 een eerste versie van het partijdeskundigenbericht uitgebracht. Klaagster is van mening dat betrokkene bij het opstellen van het partijdeskundigenbericht in strijd heeft gehandeld met alle fundamentele beginselen. Betrokkene zou zich hebben gebaseerd op discutabele aannames en een misleidende voorstelling van zaken hebben gegeven. Ook wekt betrokkene volgens klaagster met haar bericht ten onrechte de schijn van assurance.

De beslissing van de Accountantskamer.

2.2. De klacht is geheel ongegrond. Klaagster gaat in haar klacht eraan voorbij dat het partijdeskundigenbericht slechts een concept betreft en dat betrokkene klaagster in de gelegenheid heeft gesteld – in het kader van hoor/wederhoor – erop te reageren. Betrokkene heeft zich deels moeten baseren op onvolledige informatie omdat niet alle documentatie beschikbaar was gesteld en heeft in verband daarmee voorbehouden geformuleerd en zich bediend van onderbouwde aannames. De hoor/wederhoor-fase diende er juist toe om klaagster de gelegenheid te geven om de juistheid van de aannames te bevestigen dan wel ter discussie te stellen.

3. De feiten

3.1. Betrokkene is sinds 1999 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Zij is verbonden aan [BV3] in [plaats2].

3.2. [BV1] (hierna: de Vennootschap), gevestigd in [plaats1], is een onderneming die zich richt op het ontwerpen en bouwen van en het handelen in airconditioning-, warmtepomp- en luchtbehandelingsinstallaties.

3.3. Tussen [BV2] (hierna: de verkoper) en klaagster is op 9 juni 2022 een overeenkomst gesloten, op grond waarvan klaagster de aandelen in de Vennootschap heeft gekocht. Een deel van de verkoopprijs voor de aandelen hebben partijen afhankelijk gesteld van de toekomstige financiële resultaten van de Vennootschap (Earn-out regeling). De verkoper heeft onder voorwaarden recht op een Earn-out als de EBITDA van de Vennootschap over het boekjaar 2022 gelijk is aan of meer bedraagt dan € 424.000. En zij heeft recht op een Earn-out over het boekjaar 2023 als de EBITDA gelijk is aan of meer bedraagt dan € 424.000. Voor 2022 is een Earn-out overeengekomen van € 600.000 bij een EBITDA van € 610.000 of meer. Bij een EBITDA tussen

€ 424.000 en € 610.000 is een bedrag naar rato verschuldigd. Voor 2023 is een Earn-out overeengekomen van € 300.000 bij een EBITDA van € 610.000 of meer. Bij een EBITDA tussen € 424.000 en € 610.000 is een bedrag naar rato verschuldigd. Voor de bepaling van de EBITDA is de verkoper afhankelijk van informatie die door klaagster moet worden verstrekt. In de koopovereenkomst van 9 juni 2022 is daarover het volgende bepaald: ‘Koper zal Verkoper in verband met de Earn-out in de gelegenheid stellen de jaarrekeningen te (laten) controleren – op kosten van Verkoper – en daartoe alle gegevens uit de administratie van de Vennootschap verstrekken c.q. daar inzage in geven’.

3.4. In 2023 respectievelijk 2024 heeft klaagster de jaarrekeningen van de Vennootschap en de berekende EBITDA over 2022 en 2023 aan verkoper toegezonden. Op grond hiervan stelt

klaagster dat verkoper recht heeft op een Earn-out over 2022 van nihil en over 2023 van € 146.514. Tussen klaagster en verkoper is vervolgens discussie ontstaan over het door koper aan verkoper verstrekken van informatie over de Vennootschap en het geven van inzage in de administratie van de Vennootschap.

3.5. De verkoper heeft betrokkene als partijdeskundige opdracht gegeven onderzoek te verrichten naar de jaarrekeningen 2022 en 2023 van de Vennootschap ter beantwoording van de vraag: ‘Wat is de EBITDA over 2022 en 2023, rekening houdend met de tussen partijen overeengekomen grondslagen van de jaarrekening en relevante EBITDA-beschermings-bepalingen?. En ingeval de EBITDA over 2022 en 2023 afwijkt van de door de Koper opgestelde berekeningen als afgeleide vragen:A. Wat zijn specifieke bezwaren en hoe worden deze onderbouwd? B. Zijn er overige bevindingen die de partijdeskundige relevant acht en die in het overleg tussen Koper en Verkoper over de bezwaren betrokken zouden moeten worden?’.

3.6. Betrokkene heeft op 12 december 2024 ‘versie 1’ van het partijdeskundigenbericht (hierna: het partijdeskundigenbericht of het bericht) opgesteld. De raadsman van verkoper heeft in een e-mailbericht van 12 december 2024 op basis van het partijdeskundigenbericht geconcludeerd dat klaagster een bedrag van € 900.000 aan verkoper verschuldigd is (waarvan nog te voldoen € 757.277,02), nu de EBITDA over zowel 2022 als 2023 hoger is dan € 610.000.

3.7. Per e-mailbericht van 13 december 2024 heeft betrokkene het conceptpartijdeskundigenbericht voorgelegd aan klaagster voor een reactie ‘in het kader van wederhoor’. Namens klaagster heeft haar raadsman per e-mailbericht van 6 januari 2025 als volgt bericht:

‘Het Rapport klopt inhoudelijk niet en [X1 BV] maakt bezwaar tegen: (i) de wijze hoe het Rapport tot stand is gekomen en de rol die mevrouw [Y1] daarin heeft gespeeld als ook (ii) de inhoud van het Rapport. Deze kritiek is- zonder daarbij uitputtend te zijn - staccato weergegeven in de bijgaande documenten.

[X1 BV] zal op dit moment verder niet inhoudelijk regeren op het Rapport. Reden hiervoor is dat wat haar betreft de earn-out van zowel 2022 als 2023 reeds is afgewikkeld. De standpunten die tot deze conclusie leiden heb ik al meerdere malen toegelicht. Als gevolg hiervan is een nabetaling niet aan de orde. Ook niet aan de orde is de route van art. 3.10 SPA. Ook daarover heb ik reeds meerdere keren het standpunt van [X1 BV] medegedeeld.

Pas indien onherroepelijk vaststaat dat [X1 BV] wel gehouden is om mee te werken aan de route van art 3.10 SPA, alsdan zal [X1 BV] eventueel nader inhoudelijk terugkomen op het Rapport. Voor nu is dat dus ook om die reden niet opportuun’.

4. De klacht

4.1. Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor haar geldende gedrags- en beroepsregels.

4.2. De Accountantskamer heeft de klacht als volgt opgedeeld in klachtonderdelen op basis van klaagsters reactie van 11 maart 2025:

1. Het is onduidelijk wat de aard van de opdracht is: welk regelgevend kader is van toepassing en verleent betrokkene wel of geen assurance?

2. Betrokkene rapporteert feitelijk niet juist, waardoor de objectieve waarheidsvinding is belemmerd.

4. Het rapport bevat geen opdrachtbevestiging hoewel dat wel is voorgeschreven.

7. Betrokkene trekt (suggestieve) conclusies op de pagina’s 17, 18, 19, 22, 24 en 25 van het partijdeskundigenbericht, hoewel informatie ontbreekt en het trekken van conclusies in strijd is met NV COS 5500N.

11. Zo NV COS 4400 van toepassing is, geldt dat betrokkene, hoewel informatie ontbreekt, aannames doet die niet kwalificeren als ‘feitelijke bevindingen’.

5. De beoordeling

5.1. De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS), met name Standaard 5500N en Standaard 4400.

Klaagster was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling.

5.2. De Accountantskamer heeft partijen per brief van 4 april 2025 geïnformeerd dat de mondelinge behandeling van de klacht plaatsvindt op maandag 1 september 2025 vanaf 10:30 uur. De directeur van klaagster heeft per e-mailbericht van zaterdagmiddag 30 augustus 2025 laten weten dat hij voor de zitting verhinderd is wegens ziekte. Hij heeft tevens verzocht de zitting te verzetten.

5.3. De Accountantskamer heeft deze situatie ter zitting aan de orde gesteld en heeft na beraad besloten om de zitting niet uit te stellen. Zij heeft daartoe als volgt overwogen. De datum voor de mondelinge behandeling is in overleg met partijen vastgesteld. Een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling kan daarom volgens het Procesreglement van de Accountantskamer slechts worden ingewilligd als sprake is van bijzondere omstandigheden. Van degene die om uitstel vraagt, wordt verwacht dat tegelijk met het verzoek bewijsstukken (zoals een medische verklaring) worden overgelegd, waaruit de bijzondere omstandigheden die tot uitstel van de zitting aanleiding zouden geven kunnen blijken. Dat is geregeld in artikel 20 van het Procesreglement. Het onderhavige uitstelverzoek is in het weekend, buiten kantooruren dus, per e-mail toegezonden, zonder enige medische verklaring. Het ligt voor de hand dat de verzoeker in zo’n geval nog voor de zitting telefonisch contact opneemt met het secretariaat van de Accountantskamer om te vernemen of het verzoek is ontvangen en hoe daarop wordt beslist. Minst genomen mag worden verwacht dat de verzoeker vlak voor de zitting telefonisch bereikbaar is voor een nadere toelichting op zijn uitstelverzoek en om de mogelijkheid tot een digitale deelname via een videoverbinding te bespreken. Het secretariaat van de Accountantskamer heeft op maandagochtend 1 september 2025 voorafgaand aan de zitting tot driemaal toe geprobeerd telefonisch contact op te nemen met de directeur, maar hij was niet bereikbaar. Het uitstelverzoek was dus door de Accountantskamer op geen enkele wijze te verifiëren. Mocht de directeur zelf niet in staat zijn geweest het secretariaat telefonisch te woord te staan, dan had hij een derde daarvoor behoren in te schakelen. Om deze redenen heeft de Accountantskamer het verzoek om uitstel afgewezen.

5.4. Omstreeks 11:30 uur heeft de Accountantskamer (tijdens de zitting) een tweede e-mailbericht van de directeur ontvangen, waarin hij schrijft ‘niet echt aanspreekbaar’ te zijn. Deze

mail heeft aan de eerdere beslissing tot afwijzing van het uitstelverzoek niet afgedaan, omdat ook bij deze mail geen bewijsstuk was toegevoegd en de directeur telefonisch niet bereikbaar was.

5.5. Een en ander had tot gevolg dat de klacht ter zitting is behandeld en het onderzoek ter zitting op 1 september 2025 is gesloten.

Klachtonderdeel 1. Het is onduidelijk wat de aard van de opdracht is: welk regelgevend kader is van toepassing en verleent betrokkene wel of geen assurance?

Klachtonderdeel 5. Zo NV COS 4400 van toepassing is geldt dat betrokkene , hoewel informatie ontbreekt, aannames doet die niet kwalificeren als ‘feitelijke bevindingen’.

5.6. De Accountantskamer bespreekt beide klachtonderdelen hierna samen, omdat ze onderling samenhangen.

5.7. Klaagster vindt het onduidelijk wat de aard van de opdracht is en heeft het volgende aangevoerd. In het partijdeskundigenbericht is geen opdrachtbevestiging opgenomen, terwijl dat volgens NV COS 5500N wel verplicht is. Het partijdeskundigenbericht laat verder in het midden of betrokkene assurance verleent. Assurance past niet bij een NV COS 5500N-opdracht, maar betrokkene verwijst wel naar de overige NV COS waarmee zij de (onterechte) indruk wekt dat zij met het bericht wel beoogt assurance te verlenen. Volgens klaagster heeft betrokkene in feite een NV COS 4400-opdracht uitgevoerd, een onderzoek dat leidt tot een rapport van feitelijke bevindingen. In een dergelijk rapport behoorde betrokkene zich dan ook te beperken tot haar bevindingen, de feitelijke resultaten van de uitgevoerde overeengekomen specifieke werkzaamheden, en niet op bevindingen op basis van aannames, en had zij zich dienen te onthouden van het trekken van conclusies.

5.8. De Accountantskamer volgt klaagster hierin niet en overweegt als volgt.

5.8.1. In de koopovereenkomst betreffende de aandelen van de Vennootschap is opgenomen dat de Verkoper het recht heeft de jaarrekeningen te (laten) controleren. Die woordkeuze suggereert een controle-opdracht aan een accountant in de zin van het Stramien voor Assurance-opdrachten. Ter zitting heeft betrokkene toegelicht dat de overeenkomst is opgesteld door juristen (de advocaten van partijen), die niet het oog hebben gehad op accountantscontrole. Zij hebben bedoeld dat een professional de cijfers, waarop de EBITDA is gebaseerd, zal mogen onderzoeken. Uit de mailwisseling tussen de advocaten waarmee betrokkene bekend was, zou volgens betrokkene afdoende blijken dat het partijen niet ging om accountantscontrole, waarmee een bepaalde mate van zekerheid zou worden verkregen. Daaraan had haar opdrachtgever geen behoefte.

5.9. De Accountantskamer kan betrokkene in haar toelichting volgen. Het partijdeskundigenbericht maakt naar het oordeel van de Accountantskamer ook afdoende duidelijk dat betrokkene geen assurance verleent. De aard en inhoud van het partijdeskundigenbericht heeft betrokkene namelijk toegelicht in het bericht zelf onder het kopje Theoretisch kader:

‘Op grond van het recht van Verkoper een opdracht te geven tot het laten uitvoeren van een controle, zou een logisch startpunt zijn in het uitvoeren van werkzaamheden gericht op het verstrekken van een oordeel, ofwel het verstrekken van een accountantsverklaring, conform de

daarop van toepassing zijn controlestandaarden’.

Betrokkene constateert vervolgens dat zij geen controle-opdracht zou kunnen uitvoeren, onder meer omdat essentiële documenten niet beschikbaar zullen zijn, en zij de opdracht daarom zou moeten teruggeven. Dat acht betrokkene onwenselijk:

‘Het teruggeven van de opdracht aan de Verkoper zou zijn belangen aanzienlijk kunnen schaden. Daarom is gezocht naar een alternatieve invulling die zo dicht mogelijk aansluit bij hetgeen partijen hebben beoogd bij het sluiten van de Koopovereenkomst en de daarbij gemaakte afspraken.

Op grond hiervan ziet de partijdeskundige de volgende aanpak als meest passend alternatief:

  • De toepassing van standaard 5500N Transactiegerelateerde adviesdiensten, in combinatie met:
  • Gebruik van Controle- en overige standaarden (NV COS) als leidraad voor het bepalen en uitvoeren van de werkzaamheden als ook het formuleren van informatieverzoeken, teneinde zoveel mogelijk aansluiting te vinden bij de principes van een controle opdracht.

Dit impliceert dat:

  • De werkzaamheden van de partijdeskundige formeel niet worden uitgevoerd in het kader van een assurance-opdracht en dat derhalve geen zekerheid wordt verstrekt omtrent de getrouwheid van de informatie;
  • Drs. [Y1] RV AA treedt op als partijdeskundige namens Verkoper’;

5.10. Betrokkene heeft daarmee haar afwegingen betreffende het toetsingskader uiteengezet in het partijdeskundigenbericht, net als haar overweging dat Standaard 5500N het meest voordehandliggende ‘alternatief’ is voor een controle van de jaarrekeningen en EBITDA-berekeningen, uitmondend in het afgeven van controleverklaringen. Betrokkene heeft naar eigen zeggen hierbij het stappenplan dat is opgenomen in de NBA Handreiking 1127 (Opdrachten uitgevoerd ter ondersteuning bij (potentiële) geschillen) gevolgd in combinatie met NBA Handreiking 1111 (Overige opdrachten).

5.11. Ter zitting heeft betrokkene toegelicht waarom zij in het bericht naar het gebruik van de NV COS heeft verwezen. Er was tijdens de uitvoering van het onderzoek discussie ontstaan over de vraag of de verzoeken om informatie aan klaagster redelijk waren. Betrokkene heeft daarom de context geschetst waarbinnen zij die verzoeken heeft gedaan door in haar bericht te verwijzen naar de overige NV COS en deze als leidraad gehanteerd. De Accountantskamer is het met betrokkene eens dat deze enkele verwijzing niet op zichzelf moet worden bekeken, maar in het licht van het gehele bericht. In dat licht bezien doet de enkele verwijzing naar het ‘gebruik’ van de NV COS niet af aan de vaststelling dat betrokkene geenszins assurance heeft verleend of de schijn van assurance heeft gewekt.

5.12. Omdat betrokkene Standaard 5500N van toepassing heeft verklaard, volgt reeds daaruit dat zij geen opdracht tot het verrichten van specifieke werkzaamheden overeenkomstig Standaard 4400 heeft uitgevoerd. Het verwijt in klachtonderdeel 5 dat betrokkene zich had moeten beperken tot bevindingen, de feitelijke resultaten van de uitgevoerde overeengekomen specifieke werkzaamheden is daarmee ongegrond, omdat het feitelijke grondslag mist.

5.13. De klachtonderdelen 1 en 5 zijn ongegrond.

Klachtonderdeel 3. Het rapport bevat geen opdrachtbevestiging hoewel dat wel is voorgeschreven.

5.14. In Standaard 5500N.28 staat wat in een schriftelijk rapport moet staan om de gebruikers in staat te stellen de aard en omvang van de uitgevoerde adviesdiensten te beoordelen. Eén onderwerp is een kopie van de opdrachtbevestiging of een samenvatting van de daarin opgenomen opdracht en eventuele belangrijke wijzigingen daarin.

5.15. Betrokkene heeft bij haar partijdeskundigenbericht geen kopie gevoegd van de opdrachtbevestiging. Maar zij heeft wel beschreven wat voor haar opdrachtgever de aanleiding is geweest tot het verstrekken van de opdracht, wat de hoofdvraag van de opdrachtgever is en welke werkzaamheden zij zal verrichten om tot een beantwoording van de hoofdvraag en, zonodig, de twee afgeleide vragen te komen (zie ook overweging 3.5). Daarin ziet de Accountantskamer een samenvatting van de opdracht, aan de hand waarvan de gebruikers van het bericht voldoende in staat zijn om de aard en omvang van de uitgevoerde adviesdienst te beoordelen. Klachtonderdeel 3 is daarmee ongegrond.

Klachtonderdeel 2. Betrokkene rapporteert feitelijk niet juist, waardoor de objectieve waarheidsvinding is belemmerd.

Klachtonderdeel 4. Betrokkene trekt (suggestieve) conclusies op de pagina’s 17, 18, 19, 22, 24 en 25 van het partijdeskundigenbericht, hoewel informatie ontbreekt en het trekken van conclusies in strijd is met NV COS 5500N.

5.16. Klaagster heeft naar voren gebracht dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met NBA Handreiking 1127. Zij heeft feitelijk onjuist gerapporteerd, waardoor de objectieve waarheidsvinding wordt belemmerd. Als voorbeeld wijst klaagster op hetgeen op pagina 15 van het bericht staat: ‘Het besturen en analyseren van de verstrekte informatie, evenals de verificatie werkzaamheden ter plaatse (voor zover uitvoerbaar), hebben geleid tot een aantal correcties en normalisaties. Deze correcties hebben met name betrekking op posten zoals omzet, die volgens Verkoper te laag is opgenomen, de kwesties van inbreuk op garanties inzake de voorraad per 31 december 2021 en aanpassingen met betrekking tot het onderhanden werk’. Klaagster heeft niet onderbouwd dat en waarom dit voorbeeld strekt tot de conclusie dat betrokkene feitelijk onjuist heeft gerapporteerd. Dat valt ook niet zonder meer in te zien. Alleen al daarom is klachtonderdeel 2 ongegrond.

5.17. Klaagster heeft verder naar voren gebracht dat betrokkene in het partijdeskundigenbericht uitgaat van aannames en op die basis inhoudelijk (suggestieve) conclusies trekt, terwijl zij zich had dienen te onthouden van een oordeel. Het oordeel is immers aan de gebruiker(s) van het rapport. Klaagster heeft zes voorbeelden van de gehanteerde aannames naar voren gebracht op de pagina’s 17, 18, 19, 22, 24 en 25.

5.18. Betrokkene heeft in haar verweerschrift en ter zitting toegelicht dat zij bij de uitvoering van de opdracht geen beschikking had over alle gewenste informatie. Welke informatie ontbrak en de beperkingen als gevolg daarvan zijn beschreven in het partijdeskundigenbericht. Betrokkene is niettemin van mening dat zij een voldoende deugdelijke grondslag had voor haar partijdeskundigenbericht. Ter zitting heeft betrokkene toegelicht op welke manier zij is omgegaan met die beperkingen. Zo heeft zij op basis van boekingen in de administratie – zoals de kilometerregistratie van de monteurs – een schatting gemaakt van welk percentage van de

opbrengst van een bepaald project aan een bepaald boekjaar moet worden toegerekend. Betrokkene heeft de aannames vrijwel steeds als zodanig benoemd in het bericht en heeft hierin naar het oordeel van de Accountantskamer zorgvuldig gehandeld. Het betrof bovendien slechts een eerste versie van het partijdeskundigenbericht. Het was aan klaagster om in het kader van wederhoor te onderbouwen dat en waarom de deugdelijke grondslag voor het partijdeskundigenbericht zou ontbreken, ofwel op grond waarvan de gehanteerde aannames onjuist zouden zijn. Betrokkene verwijst in dit verband naar haar e-mail aan klaagster op 13 december 2024 (als genoemd in overweging 3.7). Klaagster heeft van die gelegenheid tot dusverre geen gebruik gemaakt, maar licht ook in haar klaagschrift niet toe waarom sprake zou zijn van onjuiste aannames. De enkele verwijzing door klaagster naar gehanteerde aannames in het partijdeskundigenbericht volstaat naar het oordeel van de Accountantskamer daarom niet. Bovendien vermeldt het deskundigenbericht op bladzijde 29: ‘De aanduiding van het onderhavige rapport als versie 1: 12 december 2024 is de versie waarin eventuele opmerkingen en verzoeken van Koper nog niet zijn verwerkt’. Het bericht is duidelijk een eerste concept waarin nog geen wederhoor is verwerkt. Klachtonderdeel 4 is daarom ongegrond.

De conclusie.

5.19. De klacht is geheel ongegrond.

6. De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. de Haan, voorzitter, mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt en mr. J.L.M. Groenewegen (rechterlijke leden) en mr. drs. J.B. Backhuijs RA en drs. D. van der Bij RA RB (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 17 november 2025.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.