ECLI:NL:TACAKN:2024:20 Accountantskamer Zwolle 23/2372 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2024:20
Datum uitspraak: 26-07-2024
Datum publicatie: 26-07-2024
Zaaknummer(s): 23/2372 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Deels gegronde klacht over gedragingen van medewerker van betrokkene, waarvoor betrokkene o.g.v. art. 14 VGBA verantwoordelijk is. Betrokkene was op de hoogte van de e-mail van zijn kantoorgenoot, waarin een vervelende opmerking is aangehaald. Ook was betrokkene ermee bekend dat klagers daardoor gegriefd waren en excuses verlangden. In die situatie wordt van een accountant verwacht dat hij optreedt, maar betrokkene heeft nergens op gereageerd. Tevens is de klacht over uitblijvende factuurspecificaties gegrond. Van frauduleus handelen is onvoldoende gebleken. De Accountantskamer geeft betrokkene een waarschuwing.

UITSPRAAK van 26 juli 2024 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 7 november 2023 ontvangen klacht met nummer 23/2372 Wtra AK van

1. X1 en

2. X2

beiden wonende in [plaats1]

K L A G E R S

t e g e n

drs. Y

registeraccountant

kantoorhoudende te [plaats2]

B E T R O K K E N E

1.             De procedure

1.1.        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • de aanvulling op het klaagschrift van 6 december 2023
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen.

1.2.        De klacht is behandeld op de openbare zitting van 28 juni 2024. Klagers zijn in persoon verschenen. Betrokkene heeft aan de mondelinge behandeling deelgenomen via een videoverbinding.  

2.             De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1.        Klagers zijn sinds 2005 klant geweest van het kantoor van betrokkene. Na de overstap naar een ander kantoor medio 2022 zijn er bij klagers vragen ontstaan over de financiële afrekeningen. In de mailwisseling die daarover heeft plaatsgevonden, heeft een medewerker van het accountantskantoor een vervelende opmerking van een bankmedewerker geciteerd. Dat vinden klagers onprofessioneel. Een antwoord op vragen over de specificatie van de eindafrekening hebben klagers nooit gekregen, betrokkene heeft de eindafrekening direct gecrediteerd. Daardoor is bij klagers het idee ontstaan dat de eindafrekening frauduleus was.

De beslissing van de Accountantskamer.

2.2.        De klacht is deels gegrond. Betrokkene was op de hoogte van de  e-mail van zijn kantoorgenoot, waarin de vervelende opmerking is aangehaald. Ook was betrokkene ermee bekend dat klagers daardoor gegriefd waren en excuses verlangden. In die situatie wordt van een accountant verwacht dat hij optreedt, maar betrokkene heeft nergens op gereageerd. Tevens is de klacht over uitblijvende factuurspecificaties gegrond. Van frauduleus handelen is onvoldoende gebleken. De Accountantskamer geeft betrokkene een waarschuwing.

3.             De feiten

3.1.        Betrokkene is sinds 1992 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Hij is verbonden aan [accountantskantoor1] in [plaats2]. [A] is ook werkzaam bij [accountantskantoor1]. Hij is geen accountant. De verdeling is zo dat betrokkene zich voornamelijk richt op tandartsen en orthodontisten en [A] op artsen en medisch specialisten. Betrokkene verricht bij die dossiers voornamelijk de review. 

3.2.        Klagers zijn werkzaam als huisarts en neuroloog en zijn directeur-grootaandeelhouder van een aantal (praktijk)besloten vennootschappen ([BV1] en Huisartsenpraktijk [BV2]). Zij zijn sinds 2005 klant van [accountantskantoor1] voor onder meer de samenstelling van de jaarrekeningen, de salarisadministratie en fiscale werkzaamheden.

3.3.        In de zomer 2021 heeft [accountantskantoor1] aankondigd de dienstverlening voor de praktijk van een van klagers te willen beëindigen. Op 22 juni 2022 hebben klagers de overeenkomst met [accountantskantoor1] in het geheel beëindigd.

4.             De klacht en de beoordeling daarvan

4.1.        Klagers waren zeventien jaar klant van het kantoor van betrokkene. In 2022 zijn zij overgestapt naar een ander kantoor. Vanwege de overstap moest [accountantskantoor1] een eindafrekening opmaken. De aanleiding voor deze klacht is de mailwisseling die vanaf 23 november 2022 op gang is gekomen tussen klagers en [A] over de eindafrekening. Tegen [A] kan geen klacht worden ingediend bij de Accountantskamer. Hij is geen accountant en dus niet ingeschreven in het register van de NBA. De Accountantskamer heeft aan klagers meegedeeld dat hun klacht tegen [A] (zaaknummer 23/2376 Wtra AK) daarom niet in behandeling wordt genomen.

4.2.        Klagers verwijten betrokkene het volgende:

  1. Onprofessioneel handelen en valse beschuldigingen.
  2. Tekortschieten in zorgplicht.
  3. Frauduleus handelen.

4.3.        De Accountantskamer ziet aanleiding om deze klachtonderdelen gezamenlijk te bespreken vanwege de onderlinge samenhang. Die samenhang ziet op de eerdergenoemde
e-mailconversatie, waarover klagers verschillende verwijten naar voren brengen. Daarom bespreekt de Accountantskamer de klacht in de volgorde van deze e-mailconversatie.

4.4.        De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.5.        In de mails van 23 november 2022, 24 december 2022, 2 januari 2023, 18 januari 2023 en 31 januari 2023 informeren klagers bij [A] wanneer zij de eindafrekening kunnen verwachten. [A] heeft in zijn e-mail van 23 november 2022 wel laten weten dat het kantoor de eindafrekening ‘binnenkort’ zal maken, maar klagers willen weten wanneer ze deze dan kunnen verwachten of althans een indicatie daaromtrent krijgen. [A] heeft in zijn e-mail van 1 februari 2023 aangekondigd dat klagers de eindafrekening eind van die maand kunnen verwachten.

4.6.        De eindafrekening is op 2 maart 2023 aan klagers verstuurd door een andere medewerker van [accountantskantoor1]. Die eindafrekening heeft vragen opgeroepen bij klagers. In hun e-mail van 12 maart 2023 vragen zij om een specificatie met betrekking tot de verwerking van elektronische bankafschriften. En: ‘Nog meer ben ik geinteresseerd in nadere specificatie betreffende het oversluiten van de financiering woonhuis, hetgeen ook nog eens 50% bij mijn partner wordt opgevoerd. In een enkele mail van 2 februari 2022 zijn enkele noodzakelijke digitale overzichten / stukken toegezonden door mevrouw [B] van [accountantskntoor1] (die ik zelf nooit ontvangen had), en er is een keer telefonisch overleg geweest met dhr [Y]’. Tot slot willen klagers een specificatie van de werkzaamheden betreffende de financiering van het nieuwe gezondheidscentrum van klager sub 2. [accountantskantoor1] heeft niet gereageerd op die e-mail, waarop klagers op 22 maart 2022 hebben gerappelleerd. In dat rappel verlangen klagers bovendien een correctie op de eindafrekening in verband met de kosten voor het oversluiten van de hypotheek. Klagers schrijven:‘Er is aan mij geen specificatie verstrekt omtrent deze enorme inspanning, er is zonder ons medeweten blijkbaar (naast een keer telefonisch overleg en aanleveren van reeds bestaande digitale stukken) heel erg veel en lang overlegd met de [bank1]. Ik heb nota bene vrijwel alles zelf gedaan met de bank’.

4.7.        In de mail van 29 maart 2023 laat [A] het volgende weten: ‘Op de afrekennota is duidelijk gespecificeerd welke werkzaamheden zijn verricht. Het bedrag op de creditnota is reeds naar jullie overgemaakt. Je schrijft dat je bijna alles zelf hebt gedaan met de bank. Volledigheidshalve merk ik in dit kader op dat hetgeen door jou gedaan is, geen constructieve bijdrage is geweest inzake de financiering. In de diverse gesprekken met [C] [bankmedewerker, Accountantskamer], heeft [C] ons medegedeeld dat ze door jou op een uitermate vervelende manier is behandeld terwijl je wist dat zij stervende was en tussen de chemo’s door haar werkzaamheden voor jou was aan het afronden (letterlijk heeft zij ons gezegd dat je een narcist bent in de meest extreme vorm). [A] stelt zich op het standpunt dat hij een welles/nietesdiscussie wil vermijden en daarom de kosten voor het oversluiten van de financiering van de woning met 50% zal verminderen.

4.8.        Klagers hebben per mail van 5 april 2023 bezwaar gemaakt tegen de door hen als kwetsende manier ervaren uitlatingen van de bankmedewerker. Verder hebben zij nadere bedenkingen geuit betreffende de eindafrekening. Deze moet volgens hen met een bedrag van € 5.399,20 worden gecorrigeerd. [A] heeft per mail van 5 april 2023 te kennen gegeven dat dat bedrag is overgemaakt naar klagers en dat hij de discussie sluit.

4.9.        Klagers hebben in verband met de mailwisseling tot dit moment aangevoerd dat de valse beschuldiging volgens de bankmedewerker in de mail van [A]  onheus en weinig integer is en getuigt van een onprofessionele bejegening. Klagers verlangen oprechte excuses voor deze onterechte aantijgingen. Daarnaast vinden zij dat betrokkene onprofessioneel handelt (klachtonderdeel a). De eindafrekening was kennelijk niet juist, anders crediteert betrokkene deze niet zomaar. En in plaats van in te gaan op de kritiekpunten worden klagers neergezet als querulanten, terwijl zij slechts opheldering over de eindafrekening wensen. Door de discussie op deze manier uit de weg te gaan, menen klagers dat betrokkene frauduleus handelt (klachtonderdelen b en c).

4.10.      Vaststaat dat betrokkene niet betrokken was in de mailwisseling zoals zojuist beschreven. Betrokkene heeft daarom aangevoerd dat hem geen persoonlijk tuchtrechtelijk verwijt valt te maken van het handelen van [A]. Dat is niet helemaal juist. [A] heeft werkzaamheden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van betrokkene ten behoeve van een professionele dienst. Artikel 14, tweede lid, van de VGBA verlangt dat een accountant ervoor zorgt dat er toereikende begeleiding van, toezicht op en beoordeling van deze werkzaamheden plaatsvindt. Betrokkene was wel in cc meegenomen in de berichtenuitwisseling. Hij was er dus mee bekend dat [A] zich onprofessioneel heeft uitgelaten, door een op zichzelf kwetsende opmerking van de bankmedewerker door te zetten aan klagers op een manier die doet denken dat [A] c.q. [accountantskantoor1] er zelf ook achter staat. Daarom valt het handelen en (vooral zijn) nalaten van betrokkene naar aanleiding van de mail van 29 maart 2023 wel onder het bereik van het tuchtrecht.

4.11.      [A] heeft pas op 19 april 2023 gereageerd op de mail van 5 april 2023 van klagers, overigens pas na twee rappellen. Bovendien is de reactie niet ruimhartig; er worden excuses aangeboden voor het mededelen van de uitlating van de bankmedewerker, maar [A] (noch betrokkene) neemt geen expliciete afstand van de gewraakte uitlating. De Accountantskamer is van oordeel dat deze mail too little, too late is. Van een accountant mag op grond van artikel 14 VGBA worden verwacht dat er een gepaste reactie komt als een medewerker, voor wie hij verantwoordelijk is, over de schreef gaat. Dat geldt in het bijzonder als blijkt dat de ontvanger van het bericht gegriefd is en excuses eist. Klachtonderdeel a inzake de onheuse/onprofessionele bejegening is daarom in zoverre gegrond.

4.12.      Verder overweegt de Accountantskamer dat van een accountant mag worden verwacht dat hij zijn facturen desgevraagd specificeert en dus naar zijn opdrachtgever inzichtelijk maakt welke werkzaamheden hij heeft verricht en in rekening brengt (ECLI:NL:TACAKN:2021:52). Betrokkene was ermee bekend dat klagers concrete vragen hadden bij de eindafrekening. Door niet te reageren op de mail van 12 maart 2023, of althans daarop niet toe te zien, heeft betrokkene dus in strijd gehandeld met voornoemde rechtspraak. Klachtonderdeel b inzake de schending van de zorgplicht is daarom in zoverre gegrond.

4.13.      De Accountantskamer volgt klagers niet in de stelling dat het terugstorten van het bedrag dat teveel in rekening zou zijn gebracht wijst op frauduleus handelen. Zowel in de e-mail van 5 april 2023 als ter zitting is duidelijk gemaakt dat het bedrag is terugbetaald om uit de discussie te geraken. Betrokkene heeft ter zitting toegelicht dat hij de eindafrekening nooit heeft bekeken, dat wil zeggen: niet toen de eindafrekening was opgesteld, niet toen klagers er bezwaren tegen kenbaar maakten en niet toen hij met [A] afsprak dat de eindafrekening werd gecrediteerd. Dat wekt verbazing. De Accountantskamer verwacht van een accountant dat hij een deugdelijke eindafrekening maakt. Als een klant hem erover informeert dat de eindafrekening (mogelijk) niet deugt, ligt het in de lijn der verwachting dat de accountant zich afvraagt of de facturering wel goed is verlopen. Betrokkene heeft hierover slechts opgemerkt dat hij alle vertrouwen heeft in [A], maar hij heeft kennelijk geen aanleiding gezien om het naadje van de kous te willen weten. Wat daar ook van zij, de Accountantskamer ziet er geen bewijs voor frauduleus handelen in. Het is een accountant toegestaan om een civielrechtelijk standpunt in te nemen, zo lang dat maar niet bewust misleidend of onjuist is. Betrokkene heeft hier gekozen voor de vlucht naar voren door toe te staan dat [A] de eindafrekening crediteert, ongeacht of dat terecht is of niet. De Accountantskamer ziet daarin geen bewijs voor frauduleus handelen of van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klagers hebben hun klacht op dit punt onvoldoende onderbouwd, terwijl dat wel op hun weg ligt. Klachtonderdeel c inzake het frauduleuze handelen is in zoverre ongegrond.

4.14.      In de e-mail van 9 april 2023 beschrijven klagers de geschiedenis van de voorschotnota’s bij [accountantskantoor1]. Volgens klagers zouden de voorschotnota’s voor de beide besloten vennootschappen gelijk moeten zijn omdat de werkzaamheden gelijk zijn, maar er zijn verschillende bedragen in rekening gebracht. Klagers hebben berekend dat zij een bedrag van € 2.961,12 teveel hebben betaald. Op dat onderwerp is [accountantskantoor1] niet terug gekomen. Klagers vragen daar nog aandacht voor in hun e-mail van 19 en 27 april 2023. In hun aangetekende brief van 26 mei 2023 verlangen klagers € 8.488,08 terug na een aanvullende berekening van volgens hen onterecht betaalde kosten. Op die berichten is geen reactie gekomen.

4.15.      De Accountantskamer overweegt als volgt. In hun e-mailbericht van 5 april 2023 hebben klagers een bedrag van € 5.399,20 terug gevraagd. Betrokkene heeft ter zitting toegelicht dat hij vooral met dat verzoek heeft ingestemd, omdat hem was gebleken dat sprake was van een persoonlijk conflict tussen klagers en [A] dat was geëscaleerd. In het verzoek van klagers valt te lezen dat zij het geschil achter zich willen laten als er betaald wordt. Ook schrijven zij: ‘Verdere mailwisselingen, los van jullie zorgplichtige belangenbehartiging aan ons adres, zitten wij niet meer op te wachten. Echt heel spijtig dat een relatie opgebouwd vanaf 2005 op deze manier eindigt, wij begrijpen nog steeds niet waarom. Eigenlijk hopen wij dat jullie dit nog trachten te herstellen, maar wij verwachten daar niet veel meer van eerlijk gezegd. Misschien de enige mailreactie waar wij nog wel op zitten te wachten’. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij in dat bericht aanleiding zag om niet meer te reageren. Dat is op zichzelf voorstelbaar. Het aanbod van klagers doet in de verte denken aan een vaststellingsovereenkomst, waarbij tegen betaling finale kwijting wordt overeengekomen (al is daarvan in juridische zin geen sprake). Dat betrokkene niet heeft gereageerd op de e-mail van 19 en 27 april 2023 en op de brief van 26 mei 2023 vindt de Accountantskamer daarom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. In zoverre is klachtonderdeel b ongegrond. Dat laat onverlet dat betrokkene er verstandig aan had gedaan om zijn stilzwijgen hieromtrent toe te lichten aan klagers.

4.16.      De klacht zal wat betreft de klachtonderdelen a en b gegrond worden verklaard.

5.             De maatregel

5.1.        Omdat de klacht (gedeeltelijk) gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De Accountantskamer legt aan betrokkene de maatregel van waarschuwing op. Het gaat bij deze klacht hoofdzakelijk om het handelen en nalaten van [A]. [A] heeft niet, niet tijdig of onprofessioneel gereageerd op vragen over de eindafrekening. Betrokkene valt vooral te verwijten dat hij niet heeft opgetreden toen hij via een bericht in cc had meegekregen dat de berichtenuitwisseling met klagers uit de rails liep. Daarop moet betrokkene een volgende keer zorgvuldiger toezien.

6.             De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klachtonderdelen a en b gegrond en klachtonderdeel c ongegrond;
  • legt aan betrokkene op de maatregel van waarschuwing;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;
  • verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klagers betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klagers vergoedt.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. C.H. de Haan en mr. I.F. Clement (rechterlijke leden) en C.M. Verdiesen AA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2024.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.