ECLI:NL:TACAKN:2023:43 Accountantskamer Zwolle 23/980 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2023:43
Datum uitspraak: 03-07-2023
Datum publicatie: 03-07-2023
Zaaknummer(s): 23/980 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie: Ambtshalve beslissing ex artikel 5 lid 4 Wtra, n.a.v. niet betalen opgelegde boete. Oplegging maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving voor de duur van zes maanden. De Accountantskamer rekent het betrokkene zwaar aan dat hij zonder aanvaardbare reden een tuchtrechtelijke uitspraak niet heeft nageleefd. Voor het goed functioneren van het accountantsberoep en de in verband daarmee op basis van wetgeving bestaande tuchtrechtspraak ten aanzien van accountants is het immers van groot belang dat tuchtrechtelijke uitspraken geheel worden nagekomen. Door het negeren van een tuchtrechtelijke uitspraak heeft betrokkene bovendien het accountantsberoep in diskrediet gebracht, waardoor ook sprake is van schending van het fundamentele beginsel van professionaliteit.

UITSPRAAK van 3 juli 2023 in de zaak met nummer 23/980 Wtra AK, die op grond van artikel 5 lid 4 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) is voortgevloeid uit de zaak met nummer 22/1612 Wtra AK van

KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (NBA)

gevestigd te Amsterdam

K L A A G S T E R

t e g e n

y

accountant-administratieconsulent

wonende te [plaats1]

B E T R O K K E N E

1. De procedure

1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • haar uitspraak van 9 december 2022 in de zaak met nummer 22/1612 Wtra AK
  • de last tot tenuitvoerlegging van deze uitspraak van 13 februari 2023
  • de brief van de voorzitter van de Accountantskamer aan betrokkene van 31 maart 2023
  • de oproeping van betrokkene van 24 april 2023 om op 12 juni 2023 door de Accountantskamer te worden gehoord.

1.2. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder kennisgeving niet verschenen op de zitting van 12 juni 2023. Hij heeft zich evenmin laten vertegenwoordigen.

2. De feiten

2.1. Bij uitspraak van 9 december 2022 heeft de Accountantskamer betrokkene in verband met het niet voldoen aan zijn PE-verplichting ten aanzien van het onderwerp Fraude(risicofactoren) de maatregelen van berisping en een geldboete van € 420,- opgelegd. Betrokkene en de NBA hebben geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De uitspraak is onherroepelijk geworden.

2.2. Bij de last tot tenuitvoerlegging is betrokkene de gelegenheid geboden om de geldboete te voldoen vóór 14 maart 2023.

2.3. Bij brief van 31 maart 2023 is betrokkene een laatste gelegenheid geboden om de geldboete alsnog binnen een termijn van twee weken te betalen. Daarbij is hij gewezen op artikel 5 Wtra.

2.4. Betrokkene heeft niet gereageerd op de hiervoor genoemde correspondentie en heeft de geldboete tot op heden niet betaald.

3. De beoordeling

3.1. In artikel 5 lid 4 Wtra is bepaald dat als een geldboete niet binnen de gestelde termijn is voldaan, de Accountantskamer na het horen van betrokkene of het daartoe behoorlijk oproepen ambtshalve kan beslissen een tuchtrechtelijke maatregel als bedoeld in artikel 2, onderdelen d (tijdelijke doorhaling) of e (doorhaling), op te leggen.

3.2. Omdat betrokkene niet op de zitting is verschenen en hij ook niet op andere wijze heeft gereageerd, is niet bekend waarom hij de geldboete niet heeft betaald. De Accountantskamer gaat er daarom vanuit dat betrokkene geen aanvaardbare reden heeft voor het niet betalen van de geldboete.

3.3. De Accountantskamer rekent het betrokkene zwaar aan dat hij zonder aanvaardbare reden een tuchtrechtelijke uitspraak niet heeft nageleefd. Voor het goed functioneren van het accountantsberoep en de in verband daarmee op basis van wetgeving bestaande tuchtrechtspraak ten aanzien van accountants is het immers van groot belang dat tuchtrechtelijke uitspraken geheel worden nagekomen. Door het negeren van een tuchtrechtelijke uitspraak heeft betrokkene bovendien het accountantsberoep in diskrediet gebracht, waardoor ook sprake is van schending van het fundamentele beginsel van professionaliteit. Daarom bestaat aanleiding om betrokkene een nadere tuchtrechtelijke maatregel op te leggen.

3.4. De Accountantskamer acht het passend en geboden om betrokkene de in artikel 2 lid 1 aanhef en onder d Wtra bedoelde ‑ nadere ‑ maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving in de registers voor na te melden duur op te leggen. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat betrokkene een tuchtrechtelijke uitspraak niet geheel heeft nageleefd, dat hij is gewezen op eventuele ambtshalve toepassing van het bepaalde in artikel 5 lid 4 Wtra en dat van betrokkene geen reactie is ontvangen.

4. De beslissing

De Accountantskamer:

  • legt aan betrokkene op de maatregel als bedoeld in artikel 2, lid 1 onder d Wtra, te weten die van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers voor de duur van zes maanden, welke maatregel ingaat op de eerste dag nadat deze beslissing van de Accountantskamer onherroepelijk is geworden en de voorzitter een last tot tenuitvoerlegging heeft gegeven. De maatregel eindigt na ommekomst van de termijn van zes maanden;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. I.F. Clement (rechterlijk lid) en drs. J. Hetebrij RA (lid-accountant), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2023.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.