ECLI:NL:TACAKN:2023:2 Accountantskamer Zwolle 22/286 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2023:2
Datum uitspraak: 23-01-2023
Datum publicatie: 23-01-2023
Zaaknummer(s): 22/286 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen externe accountant over controle jaarrekening groep in verband met vermeende onjuistheden bij buitenlandse dochteronderneming. Klacht deels gegrond; deels ongegrond. Oplegging maatregel van waarschuwing. Bij gebreke van de administratieve gegevens waarop betrokkene zijn controlewerkzaamheden heeft verricht, kan niet worden vastgesteld of en zo ja in hoeverre betrokkene onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht. Klaagsters hebben niet concreet gemaakt dat betrokkene bij de door hem verrichte controlewerkzaamheden tekort is geschoten. De controledocumentatie schiet op onderdelen tekort. Het lag op de weg van betrokkene om in zijn controledossier deugdelijk te documenteren waarom de door accountantsorganisatie Indonesië verschafte informatie voldeed om de daaruit getrokken conclusies te kunnen trekken. De weigering van accountantsorganistatie Indonesië om betrokkene nog toegang te verschaffen tot haar controledossier komt voor risico van betrokkene.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 23 januari 2023 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 10 februari 2022 ontvangen klacht met nummer 22/286 Wtra AK van

X1 B.V.

X2 B.V.

beiden gevestigd te [plaats1]

K L A A G S T E R S

advocaten: mr. D.A. van der Kooij en mr. J. van Kralingen te Amsterdam

t e g e n

Y

registeraccountant

kantoorhoudende te [plaats2]

B E T R O K K E N E

advocaten: mr. F.T. Serraris en mr. drs. J.F. Garvelink te Amsterdam

1.             De procedure

1.1.        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de brief van klaagsters van 14 september 2022 met bijlagen
  • de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen.

1.2.        De klacht is behandeld op de openbare zitting van 30 september 2022. Klaagsters hebben zich laten vertegenwoordigen door [A], bijgestaan door mr. D.A. van der Kooij en

mr. T. van Tatenhove. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. F.T. Serraris.  

2.             De feiten

2.1.        Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Betrokkene is partner Audit & Assurance bij [accountantskantoor1] in [plaats2].

2.2.        [X1] B.V. (hierna: [X1]) was van oudsher (sinds 1978) een familiebedrijf uit [plaats1] dat zich bezighield met de productie van deuren. De productie, die aanvankelijk in Nederland plaatsvond, is geleidelijk naar het buitenland verplaatst, aanvankelijk naar Tsjechië en sinds 2011 ook naar Indonesië. De binnen de groep geproduceerde deuren worden verkocht onder de naam [bedrijfsnaam1].

2.3.        De broers [voornaamA] en [B] waren via hun persoonlijke B.V.’s mede-aandeelhouders van [X1].  [X1] was 100% aandeelhoudster van [X2] B.V. (hierna: [X2]) en [X2] was 100% aandeelhoudster van [BV1] (hierna: [BV1]). [BV1] is 70% aandeelhoudster van de Indonesische dochtermaatschappij [bedrijfsnaam2] (hierna: [bedrijfsnaam2]). In september 2019 heeft [X2] haar aandelen in [BV1] voor € 32.600.000 verkocht aan [BV2] (hierna: [BV2]). De levering heeft plaatsgevonden op 4 november 2019.

2.4.        Vanwege de stijgende houtprijzen is omstreeks 2016/2017 besloten om (nog nat) hout  te kopen in (onder meer) Zuid-Amerika. Dit hout wordt in droogkamers bij de fabriek in Indonesië gedroogd.

2.5.        Betrokkene was sinds 2014 verantwoordelijk voor de controle van de jaarrekeningen van [X1]. [X1] was als groepshoofd wettelijk verplicht om geconsolideerde jaarrekeningen op te stellen. Voor de controle van de geconsolideerde jaarrekeningen van [X1] heeft betrokkene wat betreft het groepsonderdeel [bedrijfsnaam2] gebruik gemaakt van het Indonesische accountantskantoor [accountantskantoor2]. Dit kantoor maakt deel uit van het internationale netwerk van [accountantskantoor1] en zal hierna worden aangeduid met [accountantskantoor1] Indonesië. De controlerend accountant verbonden aan [accountantskantoor1] Indonesië was [C] (hierna: [C]). Betrokkene heeft in het kader van de controle van de jaarrekening 2018 in 2019 een bezoek gebracht aan [accountantskantoor1] Indonesië en aan de fabriek van [bedrijfsnaam2]. [C] heeft op 7 mei 2019 respectievelijk 28 april 2020 goedkeurende accountantsverklaringen afgegeven bij de jaarrekeningen 2018 en 2019 van [bedrijfsnaam2].

2.6.        Betrokkene heeft op 12 juli 2019 een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven bij de (geconsolideerde en enkelvoudige) jaarrekening 2018 van [X1]. Betrokkene heeft op 20 mei 2020 eenzelfde verklaring afgegeven bij de (geconsolideerde en enkelvoudige) jaarrekening 2019 van [BV1].

2.7.        Op 19 juni 2020 heeft [D] (hierna: [D]), CFO van [bedrijfsnaam2], een e-mail met als onderwerp “Accounting error” verzonden aan (onder andere) [A], die ook na de verkoop van de onderneming werkzaamheden voor de verkochte bedrijfsonderdelen is blijven verrichten. De tekst van de e-mail van 19 juni 2020 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“In regards to repeatedly discovering mistakes made by [E], Accounting Assistant Manager, the first one was in March 2020, which occurred on Stock valuation A and Stock valuation B (he miscalculated the inventory valuations), the second one was in Juni 2020, occurred on Account of Down Payment – Purchase Materials, Account of Down Payment – Others (he did not reduce the down payments of the goods that have been received and made a mistake in calculating inventory valuations of paint), I have instructed [F], the Accounting Manager, to immediately make it right, it will take time to do it. If there is an effect on the 2019 financial statements, we will inform the auditor to revise the report.”

2.8.        [accountantskantoor1] Indonesië heeft vervolgens onderzoek verricht naar mogelijke onjuistheden in de administratie van [bedrijfsnaam2]. In een “final conclusion summary” van [accountantskantoor1] Indonesië van 30 juli 2020 is geconcludeerd dat een aantal posten in de administratie van [bedrijfsnaam2] (te weten: advance payments, stock en fixed assets) over 2018 en 2019 zodanig moet worden bijgesteld, dat de impact op de resultaten van [bedrijfsnaam2] over 2018 en 2019 in totaal (afgerond) USD 4.500.000 bedraagt. De jaarrekening  2019 van [bedrijfsnaam2] is herzien, tegelijk met een aanpassing van de vergelijkende cijfers met betrekking tot het boekjaar 2018,  waarbij de balanstotalen zijn verminderd met USD 2.180.597 (2018) en USD4.474.057 (2019).

2.9.        Op 24 juli 2020 hebben [X2] als verkoper en [BV2] als koper een vaststellingsovereenkomst gesloten waarbij onder meer is overeengekomen dat [X2] aan [BV2] een vergoeding van € 6.000.000 betaalt.

2.10.      Op 9 september 2020 heeft [C] een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven bij de herziene jaarrekening 2019 van [bedrijfsnaam2].

3.             De klacht

3.1.        Betrokkene heeft volgens klaagsters gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klaagsters verwijten betrokkene het volgende:

a.            betrokkene heeft, zonder te beschikken over voldoende en geschikte controle-informatie en zonder te beschikken over een deugdelijke grondslag, goedkeurende controleverklaringen afgegeven bij de geconsolideerde jaarrekening 2018 van [X1] en bij de geconsolideerde jaarrekening 2019 van [BV1];

b.            de controledossiers inzake de controle van de geconsolideerde jaarrekening 2018 van [X1] en inzake de controle van de geconsolideerde jaarrekening 2019 van [BV1] zijn ontoereikend.

4.             De beoordeling

4.1.1      Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS).

4.1.2.     Omdat bij de controle van de jaarrekeningen van [X1] en van [BV1] sprake is van controle van financiële overzichten van een groep, is onder meer Standaard 600 van belang. In Standaard 600.1 is het volgende bepaald:

De Standaarden zijn van toepassing op groepscontroles. Deze Standaard heeft betrekking op speciale overwegingen die van toepassing zijn op groepscontroles, in het bijzonder die controles waarbij accountants van groepsonderdelen betrokken zijn.

4.1.3.     Uit de eerste volzin van Standaard 600.1 volgt dat Standaard 600 niet in de plaats komt van de overige Standaarden die van toepassing zijn op controles van historische financiële informatie, maar dat alle Standaarden onverkort van toepassing zijn op een dergelijke controle. Voor zover uit de overige Standaarden verdergaande verplichtingen voortvloeien dan uit Standaard 600, blijven deze verdergaande verplichtingen onverkort van toepassing op de controlerend accountant op groepsniveau.

4.1.4.     De voor accountants geldende wet- en regelgeving gaat uit van een ongedeelde eindverantwoordelijkheid van de groepsaccountant voor het uitvoeren van de controle van de groepsjaarrekening. Voor zover de groepsaccountant gebruik maakt van het werk van andere accountants, ontslaat dit hem niet van zijn ongedeelde eindverantwoordelijkheid.

4.1.5.     Op grond van de Standaarden 230 en 600 dienen, kort gezegd, de werkzaamheden van de groepsaccountant tijdig en voldoende duidelijk in het groepscontroledossier te worden vastgelegd.

4.1.6.     Voor wat betreft de inhoud van de in het groepscontroledossier opgenomen verslagen van de reviews van de werkzaamheden die verricht zijn door component accountants geldt, dat naar vastleggingen in het componentcontroledossier kan worden verwezen, mits deze reviewverslagen voldoende inzichtelijk zijn en deze op zichzelf voldoen aan de eisen die Standaard 230 stelt aan controledocumentatie. Is dit niet het geval, dan kan hiermee niet worden volstaan en is aanvullende vastlegging in het groepscontroledossier vereist.

4.1.7.     Het bezwaar van betrokkene tegen productie 32 van klaagsters wordt verworpen, omdat deze productie voor de termijn van 10 dagen voorafgaand aan de zitting is ingediend en betrokkene blijkens zijn verweer ertegen niet zodanig in zijn verdedigingsbelang is geschaad dat sprake is van strijd met de goede procesorde, hoewel betrokkene kan worden toegegeven dat het fraaier was geweest als productie 32 vanwege de inhoud en omvang ervan op een eerder moment was ingediend.

Klachtonderdeel a:

Betrokkene heeft, zonder te beschikken over voldoende en geschikte controle-informatie en zonder te beschikken over een deugdelijke grondslag, goedkeurende controleverklaringen afgegeven bij de geconsolideerde jaarrekening 2018 van [X1] B.V. en bij de geconsolideerde jaarrekening 2019 van [BV1]

4.2.1.     Klagers stellen zich op het standpunt dat betrokkene is tekortgeschoten in zijn controlewerkzaamheden ten aanzien van de volgende posten in de jaarrekeningen 2018 en 2019 van [bedrijfsnaam2], te weten:

1.            advance payments: deze post is in beide jaarrekeningen te hoog weergegeven omdat vooruitbetalingen geactiveerd zijn gebleven, hoewel vooruitbetaalde materialen al waren geleverd en geboekt;

2.            inventories: het volume en de waardering  van de voorraden is in beide jaarrekeningen te hoog weergegeven;

3.            property and equipment: deze post is in beide jaarrekeningen te hoog weergegeven, omdat niet of foutief is afgeschreven op sommige machines en gebouwen;

4.            prepaid taxes: deze post betreft terug te vorderen omzetbelasting en is te hoog weergegeven in de jaarrekening 2019 van [BV1].

4.2.2.     Betrokkene stelt zich op het standpunt dat hij zijn controlewerkzaamheden ook ten aanzien van het groepsonderdeel [bedrijfsnaam2] zorgvuldig heeft verricht. Hij had geen enkele reden om te veronderstellen dat de cijfers waarop hij zich bij de controles gebaseerd heeft onjuist waren. Hij heeft, in strijd met de daarover met [accountantskantoor1] Indonesië gemaakte afspraken, geen toegang meer tot de elektronische controledossiers van [accountantskantoor1] Indonesië. Hij kan daardoor de financiële gegevens van [bedrijfsnaam2], waarop [accountantskantoor1] Indonesië de goedkeurende controleverklaring bij de herziene jaarrekeningen van [bedrijfsnaam2] heeft gebaseerd, niet vergelijken met de financiële gegevens waarop hij zich destijds heeft gebaseerd. Betrokkene betwist dat de oorspronkelijke jaarrekeningen onjuistheden bevatten en hij heeft geen andere verklaring voor de beweerdelijke verschillen dan dat hem en [accountantskantoor1] Indonesië destijds andere financiële  gegevens ter beschikking zijn gesteld dan thans door klaagsters zijn gepresenteerd.

4.2.3.     De Accountantskamer overweegt het volgende.  

Uit het enkele feit dat beide jaarrekeningen volgens klaagsters ingrijpend zijn herzien volgt niet dat betrokkene niet voldoende en geschikte controle-informatie heeft verkregen en zonder deugdelijke grondslag goedkeurende accountantsverklaringen heeft afgegeven. Klaagsters stellen ten aanzien van bijvoorbeeld de post inventories dat zowel het volume als de waardering ervan in de jaarrekeningen niet klopten en zij stellen vervolgens “de controle is dus kennelijk onvoldoende geweest”, maar deze conclusie is te kort door de bocht. Zo is het mogelijk dat sprake is geweest van fraude of fouten waarvan de gevolgen in de herziene jaarrekening 2019, inclusief de vergelijkende cijfers 2018, zijn gerepareerd, welke fraude of fouten betrokkene niet heeft ontdekt en redelijkerwijs niet heeft kunnen ontdekken.

4.2.4.     Het klachtonderdeel is gebaseerd op de stelling dat betrokkene tijdens de controles had kunnen en behoren te constateren dat de administratieve gegevens die tot de vier genoemde posten in de jaarrekeningen hebben geleid, niet deugdelijk waren. Klaagsters hebben het klachtonderdeel echter niet onderbouwd met de oorspronkelijke administratieve gegevens, dat wil zeggen de gegevens die betrokkene bij de controle van de jaarrekeningen ter beschikking waren gesteld. Aan de hand van die gegevens hadden klaagsters behoren te onderbouwen dat de door betrokkene op die gegevens uitgevoerde controlewerkzaamheden in de gegeven omstandigheden onvoldoende waren om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen (Standaard 500.9).   

4.2.5.     Klaagsters hebben op 14 september 2022 als productie 32 omvangrijke en gedetailleerde, door [accountantskantoor1] Indonesië opgestelde, financiële overzichten - spreadsheets - overgelegd. Volgens klaagsters zijn die spreadsheets gebaseerd op gegevens uit de administratie van [bedrijfsnaam2]. Met deze spreadsheets beogen klaagsters te onderbouwen dat de posten advance payments, inventories en fixed assets in beide jaarrekeningen niet juist zijn. Klaagsters hebben tegenover het gemotiveerde verweer van betrokkene echter niet aannemelijk  gemaakt dat betrokkene tijdens de controle van de jaarrekeningen 2018 en 2019 de beschikking had over de administratieve gegevens die in de spreadsheets zijn verwerkt en dat betrokkene daarom had kunnen en behoren te constateren dat genoemde drie posten in beide jaarrekeningen te hoog waren. Zo heeft betrokkene als verweer onder meer aangevoerd, dat hij de afschrijvingen op de materiële vaste activa, waaronder machines, tijdens zijn bezoek in 2019 aan [accountantskantoor1] Indonesië aan de hand van de activastaat heeft doorgenomen en dat hij daarbij geen bijzonderheden heeft geconstateerd, hoewel volgens de door klaagsters gepresenteerde spreadsheet “Fixed Asset BBK 31 December 2018” in dat jaar voor een totaalbedrag van USD 368.366,44 ten onrechte niet op machines is afgeschreven. Betrokkene heeft voor dit op zichzelf opmerkelijke verschil, ervan uitgaande dat de spreadsheet de correcte gegevens bevat (betrokkene is namelijk niet bij het onderzoek door [accountantskantoor1] Indonesië betrokken geweest; partijen verschillen van mening over de oorzaak ervan) geen andere verklaring dan dat hem destijds een onvolledige en/of onjuiste activastaat is getoond waarvan de onvolledigheid en/of onjuistheid voor betrokkene ondanks adequate controlewerkzaamheden niet kenbaar was. Welke activastaat aan betrokkene in 2019 is getoond, hebben klaagsters in het midden gelaten en betrokkene heeft geen toegang meer tot het controledossier van [accountantskantoor1] Indonesië. Bij gebreke van de administratieve gegevens waarop betrokkene zijn controlewerkzaamheden heeft verricht, kan niet worden vastgesteld of en zo ja in hoeverre betrokkene onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht.

4.2.6.     Tot slot overweegt de Accountantskamer in dit verband dat klaagsters niet concreet hebben gemaakt waarin betrokkene bij de door hem verrichte controlewerkzaamheden tekort is geschoten. Klaagsters hebben door middel van verwijzingen naar en stukken uit het controledossier van betrokkene aangegeven welke controlewerkzaamheden door hem zijn verricht, maar niet aangegeven dat en om welke reden(en) die controlewerkzaamheden niet toereikend zijn en welke controlewerkzaamheden betrokkene had behoren te verrichten. Zo hebben klaagsters wat betreft de post prepaid taxes (met betrekking tot deze post is geen spreadsheet overgelegd) geen andere onderbouwing van het klachtonderdeel gegeven dan een verwijzing naar de in het controledossier opgenomen documenten die hierop betrekking hebben. Volgens klaagsters blijkt daaruit niet welke controle-informatie door betrokkene is verkregen en of die informatie wel toereikend was. Hierop heeft evenwel klachtonderdeel b betrekking.     

4.2.7.     Klachtonderdeel a is ongegrond.

Klachtonderdeel b:

De controledossiers inzake de controle van de geconsolideerde jaarrekening 2018 van [X1] B.V. en inzake de controle van de geconsolideerde jaarrekening 2019 van [BV1]. zijn ontoereikend.

4.3.1.     Op grond van de vereisten van de Standaarden 230 en 600 dienen de werkzaamheden van de accountant respectievelijk het opdrachtteam op groepsniveau tijdig en voldoende duidelijk in het controledossier te worden vastgelegd. Hierbij geldt dat de accountant de controledocumentatie op grond van Standaard 230.8 zo dient op te stellen dat die voldoende is om een ervaren accountant, die niet eerder bij de controle betrokken was, in staat te stellen inzicht te verwerven in:

a.            de aard, timing en omvang van de controlewerkzaamheden die zijn uitgevoerd overeenkomstig de Standaarden en de van toepassing zijnde door wet- en regelgeving gestelde vereisten;

b.            de uitkomsten van de uitgevoerde controlewerkzaamheden, alsmede de verkregen controle-informatie; en

c.            significante aangelegenheden die tijdens de controle aan de orde zijn gekomen, de daaruit getrokken conclusies en significante professionele oordeelsvormingen die tot die conclusies hebben geleid.

Het opdrachtteam op groepsniveau dient op grond van Standaard 600.50 het volgende in de controledocumentatie op te nemen:

a.            een analyse van groepsonderdelen, waarbij is aangegeven welke van deze onderdelen significant zijn en welk soort werkzaamheden zijn uitgevoerd met betrekking tot de financiële informatie van de groepsonderdelen;

b.            de aard, timing en omvang van de betrokkenheid van het opdrachtteam op groepsniveau bij de werkzaamheden die door de accountants van groepsonderdelen op significante groepsonderdelen zijn uitgevoerd, met inbegrip van, indien van toepassing, de beoordeling door het opdrachtteam op groepsniveau van relevante delen van de controledocumentatie van de accountants van deze groepsonderdelen en de conclusies daarover;

c.            schriftelijke communicatie tussen het opdrachtteam op groepsniveau en de accountants van de groepsonderdelen over de door het opdrachtteam op groepsniveau geformuleerde vereisten.

4.3.2.     De Accountantskamer stelt vast dat uit het controledossier blijkt dat betrokkene professioneel-kritische vragen heeft gesteld bij diverse onderwerpen die betrekking hebben op de controle van het groepsonderdeel [bedrijfsnaam2], maar dat de vastlegging van de wijze waarop hieraan opvolging is gegeven, op onderdelen te summier is. Ter adstructie hiervan merkt de Accountantskamer het volgende op.

4.3.3.     Zo is in het reviewmemo 2018 bij onder meer de openstaande items voorraden, te ontvangen BTW en vooruitbetalingen door betrokkene telkens genoteerd dat de aan [accountantskantoor1] Indonesië gestelde vragen zijn “Opgevolgd” met een verwijzing naar e-mails van [accountantskantoor1] Indonesië. Bij de vooruitbetalingen is tevens genoteerd dat er “Geen bijzonderheden” zijn. Uit het controledossier wordt echter niet duidelijk waarom en op welke gronden de antwoorden van [accountantskantoor1] Indonesië - na kritische beoordeling door betrokkene - voldoen. De vastleggingen schieten op dit punt tekort.

4.3.4.     Voor wat betreft de post inventories geldt dat bij de controle van de jaarrekening 2019 door [accountantskantoor1] Nederland aan [accountantskantoor1] Indonesië per e-mail van 21 april 2020 een vraag is gesteld over de waardering van de voorraden, met name om een vergelijking te maken tussen de boekwaarde en de inkoopprijzen en de toegepaste opslagen wegens transport, invoerrechten en opslag te analyseren. Het antwoord van [accountantskantoor1] Indonesië van 30 april 2020 is kort, namelijk “Updated”. Bij dit antwoord zijn door betrokkene, anders dan bij andere antwoorden, geen opmerkingen geplaatst. Het controlememo 2019 van betrokkene vermeldt wel dat aan [accountantskantoor1] Indonesië is gevraagd bedoelde werkzaamheden uit te voeren maar laat het antwoord op die vraag open. De vastleggingen schieten op dit punt dan ook tekort.

4.3.5.     Ten aanzien van de post property and equipment is op 21 april 2020 aan [accountantskantoor1] Indonesië een verklaring gevraagd voor het verschil van USD 0,4 mln tussen de boekwaarde van USD 2,6 mln. volgens een kolom aangeduid met AZ en de actuele boekwaarde van USD 3 mln. Gevraagd is het verschil te verklaren en welke “value is fair?”. Een verklaring voor het verschil is in het antwoord niet gegeven en evenmin welke waarde juist is. [accountantskantoor1] Indonesië heeft onder meer geschreven: “…we satisfied that there is no issues on this.” Door betrokkene is bij het antwoord “akk” genoteerd zonder te documenteren op grond waarvan het antwoord van [accountantskantoor1] Indonesië afdoende was voor zijn beoordeling. In het reviewmemo 2019 is bij de materiële vast activa zonder toelichting op het punt van het eerder geconstateerde verschil van USD 0,4 mln een bedrag van USD 3 mln. genoemd. De controledocumentatie schiet hier tekort.

4.3.6.     In het kader van de controle van de jaarrekening 2019 van [BV1] heeft betrokkene [accountantskantoor1] Indonesië op 21 april 2020 met betrekking tot de post prepaid taxes gevraagd: “The amount of value added taxes to be received is significant. Does [bedrijfsnaam2] comply with local tax laws so the amount will be received in the future? Are previous regular value added tax receivables being collected during the year?” [accountantskantoor1] Indonesië heeft deze vraag in haar e-mail van 30 april 2020 slechts met “yes” beantwoord. In het controledossier is niet vastgelegd op grond waarvan dit wel zeer korte antwoord voldeed. Dit kan ook niet worden afgeleid uit het commentaar dat betrokkene op de e-mail van 30 april 2020 heeft geplaatst en waarnaar hij in zijn verweer heeft verwezen, te weten: “Review + reactie [accountantskantoor1] Indonesie op sectie 4”en de daarbij vermelde verdere tekst. De vastlegging schiet op dit punt dan ook tekort.

4.3.7.     Betrokkene heeft zich erop beroepen dat zijn controledossier weliswaar verwijzingen bevat naar het controledossier van [accountantskantoor1] Indonesië, maar dat hij als groepsaccountant moet kunnen afgaan op informatie in het dossier van de component accountant en dat hij ervan mocht uitgaan dat [accountantskantoor1] Indonesië hem, zoals was overeengekomen, toegang zou blijven verschaffen tot de controledossiers inzake [bedrijfsnaam2]. De Accountantskamer is van oordeel dat dit beroep faalt omdat betrokkene vanwege Standaard 230.8 en (vooral) Standaard 600.50 sub b een zelfstandige documentatieplicht heeft en betrokkene onder meer de beoordeling van relevante delen van de controledocumentatie van de component accountant en de eigen conclusies daarover moet vastleggen alsook de significante professionele oordeelsvormingen die tot die conclusies hebben geleid. Het lag op de weg van betrokkene om in zijn controledossier deugdelijk te documenteren waarom de door [accountantskantoor1] Indonesië verschafte informatie voldeed om de daaruit getrokken conclusies te kunnen trekken. De weigering van [accountantskantoor1] Indonesië betrokkene nog toegang te verschaffen tot haar controledossier komt voor risico van betrokkene.

4.3.8.     De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene in strijd met de Standaarden 230.8 en 600.50 en daarmee in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid heeft gehandeld.

4.3.9.     Klachtonderdeel b is daarom gegrond.

5.             De maatregel

Omdat de klacht (gedeeltelijk) gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van waarschuwing is passend en geboden. Daarbij is in aanmerking genomen dat niet aannemelijk is geworden dat de controlewerkzaamheden van betrokkene onvoldoende waren, maar wel dat hij op onderdelen die werkzaamheden te summier en daarmee onvoldoende heeft gedocumenteerd wat in strijd is met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Verder weegt de Accountantskamer mee dat betrokkene, die in 1999 is ingeschreven in het accountantsregister, niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.  

6.             De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart klachtonderdeel a ongegrond;
  • verklaart klachtonderdeel b gegrond;
  • legt aan betrokkene op de maatregel van

- waarschuwing;

  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;
  • verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klaagsters betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klaagsters vergoedt.

Aldus beslist door mr. C.H. de Haan, voorzitter, mr. A.A.A.M. Schreuder en mr. J.N. Bartels (rechterlijke leden) en drs. E. van Splunter RA en prof. dr. Ph. Wallage RA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2023.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.