ECLI:NL:TACAKN:2023:13 Accountantskamer Zwolle 22/1097 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2023:13
Datum uitspraak: 24-02-2023
Datum publicatie: 24-02-2023
Zaaknummer(s): 22/1097 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Een accountant heeft jaarrekeningen van een onderneming samengesteld op basis van het microregime terwijl het regime voor kleine rechtspersonen van toepassing is. De klacht wordt gegrond verklaard en aan de accountant wordt de maatregel van berisping opgelegd. De accountant heeft door jaarrekeningen op te stellen volgens een regime dat op grond van de wettelijke bepalingen niet van toepassing is, gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 24 februari 2023 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 27 juni 2022 ontvangen klacht met nummer 22/1097 Wtra AK van

X B.V.

gevestigd te [plaats1]

K L A A G S T E R

advocaat: mr. M.A. Vles te Weert

t e g e n

Y

accountant-administratieconsulent

kantoorhoudende te [plaats2]

B E T R O K K E N E

advocaat: mr. R. Bosman te Rotterdam

1.             De procedure

1.1.        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen.

1.2.        De klacht is behandeld op de openbare zitting van 21 november 2022. Klaagster heeft zich laten vertegenwoordigen door [A], bijgestaan door mr. M.A. Vles. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door mr. R. Bosman. 

2.             De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1.        Een accountant heeft jaarrekeningen van een onderneming samengesteld op basis van het microregime terwijl het regime voor kleine rechtspersonen van toepassing is.

De beslissing van de Accountantskamer.

2.2.        De klacht wordt gegrond verklaard en aan de accountant wordt de maatregel van berisping opgelegd. De accountant heeft door jaarrekeningen op te stellen volgens een regime dat op grond van de wettelijke bepalingen niet van toepassing is, gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

3.             De feiten

3.1.        Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de NBA.

3.2.        [X] (hierna: afwisselend klaagster en [X]), [BV1] (hierna: [BV1]) en [BV2] (hierna: [BV2]) houden elk een derde van de aandelen van [BV3] (hierna: [BV3]). [BV3] is enig aandeelhouder van [BV4] (hierna: [BV4]).[BV4] levert automatiseringsdiensten aan bedrijven.

3.3.        Op enig moment is onenigheid ontstaan tussen de aandeelhouders van [BV3] en is besloten om de samenwerking te beëindigen. De ontvlechting van de samenwerking heeft tot tal van geschillen geleid. [X] is met ingang van 16 november 2018 als directeur van [BV4] en met ingang van 26 november 2018 als directeur van [BV3] geschorst en in februari 2019 bij beide vennootschappen ontslagen.

3.4.        Betrokkene heeft over de boekjaren 2017 tot en met 2019 de jaarrekeningen van [BV3] en [BV4] samengesteld. Voor 2020 heeft betrokkene een conceptjaarrekening opgesteld. Bij het opstellen van deze jaarrekeningen is het microregime als bedoeld in artikel 2:395a van het Burgerlijk Wetboek (BW) toegepast.

3.5.        Tijdens de aandeelhoudersvergadering van [BV3] van 24 december 2021 heeft [X] zich erover beklaagd dat de jaarrekeningen van [BV3] op basis van het microregime zijn opgesteld. Vervolgens heeft het bestuur van [BV3] navraag gedaan bij betrokkene. Betrokkene is tot de conclusie gekomen dat het microregime inderdaad niet had mogen worden toegepast. Betrokkene is in overleg getreden met het bestuur van [BV3] en hij heeft aangegeven dat hij de jaarrekeningen wil corrigeren. In overleg met [bedrijfsnaam1] is een herstelmethode bepaald. Op 25 januari 2022 heeft betrokkene de gecorrigeerde jaarrekeningen, die zijn opgesteld op basis van het regime voor kleine rechtspersonen als bedoeld in artikel 2:396 BW, beschikbaar gesteld.

4.             De klacht

4.1.        Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klaagster verwijt betrokkene dat hij bij het opstellen van de gepubliceerde jaarrekeningen 2017 tot en met 2019 en van de conceptjaarrekening 2020 van [BV3] ten onrechte het microregime heeft toegepast.

5.             De beoordeling

5.1.1.     De kern van de klacht is dat betrokkene bij het opstellen van jaarrekeningen ten onrechte het microregime heeft toegepast.

5.1.2.     De Accountantskamer zal zich bij de beoordeling van deze klacht beperken tot de klacht zoals weergegeven in het klaagschrift. Voor zover klaagster met wat ter zitting is aangevoerd bedoeld heeft om nieuwe klachtonderdelen aan te voeren, is dit naar het oordeel van de Accountantskamer in strijd met de goede procesorde.

5.2.        Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS).

5.3.        Tussen partijen is niet in geschil dat het microregime voor jaarrekeningen ten onrechte is toegepast, omdat geen toepassing is gegeven aan het bepaalde in het tweede lid van artikel 2:395a BW. Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij te veel heeft vertrouwd op zijn assistent die de jaarrekeningen feitelijk heeft samengesteld. In eerste instantie is alleen gekeken naar de enkelvoudige jaarrekeningen. Zijn kantoor verzorgt bijna uitsluitend enkelvoudige jaarrekeningen.

5.4.        De Accountantskamer stelt vast dat van een vakbekwaam handelend accountant verwacht mag worden dat hij toepassing geeft aan het bepaalde in artikel 2: 395a lid 2 BW. Aan betrokkene kan derhalve worden verweten dat hij in strijd met die bepaling bij het samenstellen van de jaarrekeningen van meerdere jaren het microregime heeft toegepast. Dat de samenstellingswerkzaamheden feitelijk zijn verricht door een assistent van betrokkene excuseert hem niet. Betrokkene was vaktechnisch verantwoordelijk voor deze werkzaamheden. Op grond van het bepaalde in artikel 14 lid 2 VGBA was betrokkene gehouden om ervoor te zorgen dat sprake was van toereikende begeleiding van, toezicht op en beoordeling van de werkzaamheden van zijn assistent. Dat betrokkene deze fout niet heeft gezien klemt temeer nu sprake was van een evidente en ernstige fout die een bekwaam handelend accountant niet hoort te maken. Betrokkene heeft hiermee dan ook gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

5.5          Op basis van de stukken in het dossier en de ter zitting afgelegde verklaringen kan evenwel niet worden vastgesteld dat het ten onrechte toepassen van het microregime het gevolg is geweest van opzettelijk handelen van betrokkene. Hieruit volgt dat niet gebleken is dat betrokkene gehandeld heeft in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit.

5.6.        De klacht is daarom gegrond.

6.             De maatregel

6.1.        Omdat de klacht gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van berisping is passend en geboden. Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene, door jaarrekeningen van meerdere jaren op te stellen op basis van een regime dat op grond van de wettelijke bepalingen niet van toepassing is, gehandeld heeft in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Bij het opleggen van een maatregel weegt de Accountantskamer mee dat betrokkene weliswaar getracht heeft zijn fout te herstellen, maar dat hij dat niet op een adequate wijze heeft gedaan nu hij de aanvankelijk door hem afgegeven verklaringen niet van onwaarde heeft verklaard. Dit klemt temeer nu bekend was dat sprake was van een conflict tussen de aandeelhouders. Betrokkene had onder deze omstandigheden extra op zijn hoede moeten zijn.

7.             De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt aan betrokkene op de maatregel van

- berisping;

  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;
  • verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klaagster betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klaagster vergoedt.

Aldus beslist door mr. A.A.J. Lemain, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en mr. S.P. Pompe (rechterlijke leden) en mr. drs. J.B. Backhuijs RA en A.M. Janssen AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2023.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                          voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.