ECLI:NL:TACAKN:2021:66 Accountantskamer Zwolle 21/736 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2021:66
Datum uitspraak: 18-10-2021
Datum publicatie: 18-10-2021
Zaaknummer(s): 21/736 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie: De Accountantskamer heeft de accountant eerder in verband met het niet voldoen aan de PE-verplichtingen de maatregel van (onder andere) geldboete opgelegd. De accountant heeft deze geldboete niet betaald. Op grond van artikel 5 lid 4 Wtra is de accountant de nadere maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van zes maanden opgelegd. Het is de accountant zwaar aangerekend dat hij zonder aanvaardbare reden een tuchtrechtelijke uitspraak niet heeft nageleefd. 

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 18 oktober 2021 in de zaak met nummer 21/736 Wtra AK, die op grond van

artikel 5 lid 4 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) is voortgevloeid uit de zaak met nummer 20/1337 Wtra PE van

KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (NBA),

kantoorhoudende te Amsterdam

K L A G E R

gemachtigde: mr. [A]

t e g e n

y

voorheen accountant-administratieconsulent

wonende te [plaats1]

B E T R O K K E N E

1.            De procedure

1.1.        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

haar uitspraak van 20 november 2020 in de zaak met nummer 20/1337 Wtra PE

de last tot tenuitvoerlegging van deze uitspraak van 21 januari 2021

de brief van haar voorzitter aan betrokkene van 5 maart 2021

de oproeping van betrokkene van 3 juni 2021 om op 13 september 2021 door de Accountantskamer te worden gehoord.

1.2.        Betrokkene is verschenen op de zitting van 13 september 2021.   

2.            De feiten

2.1.        Bij uitspraak van 20 november 2020 heeft de Accountantskamer betrokkene in verband met het niet naleven van de PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2016-2018 de maatregelen van berisping en een geldboete van € 7.000,- opgelegd.

2.2.        Betrokkene heeft op 20 november 2020 aan de Accountantskamer laten weten dat er sprake is van een vergissing, omdat hij al vanaf 1 april 2016 niet meer werkzaam is als accountant. De Accountantskamer heeft betrokkene op 24 november 2020 bericht dat hij in hoger beroep kan gaan als hij het niet eens is met de uitspraak.

2.3.        Betrokkene en de NBA hebben geen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak. De uitspraak is onherroepelijk geworden.

2.4.        Bij de last tot tenuitvoerlegging is betrokkene de gelegenheid geboden om de geldboete te voldoen vóór 22 februari 2021.

2.5.        Op 7 februari 2021 heeft betrokkene aan de Accountantskamer bericht dat hij de geldboete niet zal voldoen en dat hij akkoord is met de doorhaling van zijn inschrijving in het accountantsregister. Op 9 februari 2021 heeft betrokkene de NBA gevraagd om hem uit te schrijven uit het accountantsregister.

2.6.        De inschrijving van betrokkene in het accountantsregister is per 28 februari 2021 doorgehaald.

2.7.        Bij brief van 5 maart 2021 is betrokkene een laatste gelegenheid geboden om de geldboete alsnog binnen een termijn van twee weken te betalen. Daarbij is hij gewezen op artikel 5 lid 4 Wtra.

2.8.        Betrokkene heeft de geldboete tot op heden niet betaald.

3.            De beoordeling

3.1.        In artikel 5 lid 4 Wtra is bepaald dat als een geldboete niet binnen de gestelde termijn is voldaan, de Accountantskamer na het horen van betrokkene of het daartoe behoorlijk oproepen ambtshalve kan beslissen een tuchtrechtelijke maatregel als bedoeld in artikel 2, onderdelen d (tijdelijke doorhaling) of e (doorhaling), op te leggen.

3.2.        Betrokkene heeft op de zitting toegelicht dat hij van mening is dat de geldboete ten onrechte is opgelegd, omdat hij sinds 1 april 2016 niet meer werkzaam is als accountant. Betrokkene heeft verklaard dat hij zich kan vinden in de doorhaling van zijn inschrijving in het accountantsregister, maar dat hij niet voornemens is om de geldboete te betalen.

3.3.        De Accountantskamer is van oordeel dat de door betrokkene aangevoerde omstandigheden geen aanvaardbare reden zijn voor het niet betalen van de geldboete. Daarbij wordt opgemerkt dat deze procedure niet kan worden gebruikt als een verkapt hoger beroep tegen de uitspraak van 20 november 2020.

3.4.        Het wordt betrokkene zwaar aangerekend dat hij zonder aanvaardbare reden een tuchtrechtelijke uitspraak niet heeft nageleefd. Voor het goed functioneren van het accountantsberoep en de in verband daarmee op basis van wetgeving bestaande tuchtrechtspraak ten aanzien van accountants is het immers van groot belang dat tuchtrechtelijke uitspraken worden nagekomen. Door het negeren van een tuchtrechtelijke uitspraak heeft betrokkene bovendien het accountantsberoep in diskrediet gebracht, waardoor ook sprake is van schending van het fundamentele beginsel van professionaliteit. Daarom bestaat aanleiding om betrokkene een nadere tuchtrechtelijke maatregel op te leggen.

3.5.        Dat betrokkene zich inmiddels uit het accountantsregister heeft laten uitschrijven, leidt niet tot een ander oordeel. Een accountant blijft immers aan tuchtrecht onderworpen voor gedragingen met betrekking tot de periode waarin hij nog wel in het register ingeschreven stond. Daarnaast is van belang dat deze procedure voortvloeit uit een eerdere procedure bij de Accountantskamer. Omdat een accountant de mogelijkheid heeft om zich na zijn uitschrijving opnieuw te laten inschrijven, moet worden verhinderd dat een accountant op deze manier het opleggen van een nadere maatregel zou kunnen ontlopen.     

3.6.        De Accountantskamer heeft in eerdere, vergelijkbare beslissingen de tuchtrechtelijke maatregel mede afgestemd op de ernst van de klacht die tot het opleggen van (onder meer) de geldboete heeft geleid. De Accountantskamer wijkt voortaan van deze lijn af, omdat het in zaken als de onderhavige niet zozeer gaat om de ernst van die klacht, maar om de op zichzelf staande omstandigheid dat betrokkene een tuchtrechtelijke maatregel naast zich neerlegt.

3.7.        De Accountantskamer acht het passend en geboden om betrokkene de in artikel 2 lid 1 aanhef en onder d Wtra bedoelde ‑ nadere ‑ maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving in de registers voor na te melden duur op te leggen. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat betrokkene zonder aanvaardbare reden een tuchtrechtelijke uitspraak niet heeft nageleefd en dat hij is gewezen op eventuele ambtshalve toepassing van het bepaalde in artikel 5 lid 4 Wtra.

4.            De beslissing

De Accountantskamer:

legt aan betrokkene op de maatregel als bedoeld in artikel 2, lid 1 onder d Wtra, te weten die van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers voor de duur van zes maanden, welke maatregel ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd en eindigt na ommekomst van de vermelde termijn;

verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. C.H. de Haan (rechterlijk lid) en

mr. drs. J.B. Backhuijs RA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van de Beld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2021.

________                                                                                                                          __________

secretaris                                                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.