ECLI:NL:TACAKN:2021:48 Accountantskamer Zwolle 21/192 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2021:48
Datum uitspraak: 09-07-2021
Datum publicatie: 09-07-2021
Zaaknummer(s): 21/192 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Klagers en betrokkene zijn voormalige maten van een accountantskantoor. Klagers verwijten betrokkene dat hij het beroep van accountant in diskrediet heeft gebracht, niet professioneel heeft gehandeld, niet eerlijk en oprecht is geweest en meer vakantie-uren heeft opgenomen dan was afgesproken. Deze verwijten treffen geen doel, omdat betrokkene de stellingen gemotiveerd heeft weersproken. Over en weer geldt dat aan het woord van de één niet meer of minder waarde kan worden toegekend dan aan het woord van de ander, waardoor niet kan worden vastgesteld of sprake is geweest van klachtwaardig handelen. Ook kan betrokkene niet worden verweten dat hij vier verschillende conceptjaarrekeningen van de maatschap heeft opgesteld, omdat deze zijn opgesteld ten tijde van het tussen partijen bestaande conflict en de daaruit voortvloeiende afwikkeling van de maatschap. Verder is er geen voorschrift dat verbiedt dat een conceptjaarrekening wordt opgesteld als die van het jaar daaraan voorafgaand nog niet is vastgesteld. Klacht ongegrond.

UITSPRAAK van 9 juli 2021 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 25 januari 2021 ontvangen klacht met nummer 21/192 Wtra AK van

X1 AA RB

en

X2 RB

beiden wonende te [plaats1]

K L A G E R S

advocaat: mr. T.M. Maters te Huissen

t e g e n

Y RB

registeraccountant

wonende te [plaats2]

B E T R O K K E N E

1.             De procedure

1.1.         De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-          het klaagschrift van 21 januari 2021 met bijlagen

-          een brief van 3 februari 2021 van klagers met een bijlage

-          de ongedateerde brief van betrokkene, binnengekomen op 5 februari 2021

-          het verweerschrift van 30 maart 2021 met bijlagen

-          de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen.

1.2.         De klacht is behandeld op de openbare zitting van 16 april 2021. Klagers zijn verschenen,  bijgestaan door hun advocaat. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door [gemachtigde1].  

2.             De feiten

2.1.         Betrokkene is sinds [datum1] ingeschreven in het accountantsregister van de NBA.

2.2.        Klagers en betrokkene hebben met ingang van 1 januari 2017 in maatschapsverband samengewerkt onder de naam Accountantskantoor [accountantskantoor1]. De tussen de twee maten (enerzijds klager en anderzijds [BV1], waarvan klagers directeur/groot aandeelhouder zijn) geldende afspraken zijn neergelegd in een maatschapsovereenkomst van 6 september 2017.

2.3.        Betrokkene is na een conflict met klagers arbeidsongeschikt geraakt op

2 februari 2020. [X1] en [X2] hebben de maatschapsovereenkomst bij brief van 2 mei 2020, met ingang van 4 augustus 2020, opgezegd. Zij hebben het accountantskantoor met ingang van

4 augustus 2020 voortgezet en hebben in oktober 2020 het cliëntenbestand overgedragen aan een collega-kantoor.

2.4.        Betrokkene heeft onder meer op 16 mei 2020 en 25 mei 2020 concepten van de jaarrekening 2019 van de maatschap opgesteld. Helsloot heeft daarna een nieuw concept van die jaarrekening opgesteld. De jaarrekening 2019 was op 21 januari 2021 nog niet vastgesteld.

2.5.        Betrokkene heeft op 27 december 2020 de (concept)jaarrekening 2020 van de maatschap opgesteld op basis van de tussentijdse cijfers tot en met 3 augustus 2020.

3.             De klacht

3.1.         Betrokkene heeft volgens klagers gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klagers verwijten betrokkene het volgende:

a.       hij heeft het beroep in diskrediet gebracht door:

-      zich op 2 februari 2020 ziek te melden, terwijl hij op 23 februari 2020 wel in staat bleek

       om tweemaal van de bankrekening van de maatschap geld aan zichzelf over te maken;

-      tijdens zijn ziekte cliënten te benaderen en hen te laten weten niet ziek te zijn maar een

         conflict binnen het kantoor te hebben;

b.       hij heeft niet professioneel gehandeld door geen verklaring van een verzekeringsgeneeskundige te overleggen, zich niet beter te melden en niet meer voor het kantoor te werken, terwijl het de vraag is of hij ziek is/was;

c.       betrokkene handelt niet eerlijk en oprecht door niet de waarheid aan de rechter te vertellen tijdens een door hem jegens klagers aangespannen kort geding;

d.       betrokkene heeft in 2019 meer vakantie-uren opgenomen dan was afgesproken en privébezoeken geboekt als gewerkte uren voor de maatschap;

e.       betrokkene heeft vier conceptjaarrekeningen 2019 van de maatschap opgesteld, met telkens een andere resultaatverdeling en andere kapitaalrekeningen en alle vier niet conform het maatschapscontract;

f.        betrokkene heeft een jaarrekening 2020 van het kantoor opgesteld terwijl die van 2019 nog niet is vastgesteld.

4.             De beoordeling

4.1.         Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Klachtonderdelen a. tot en met d.

4.2          Aan de klachtonderdelen a., b., c., en d. hebben klagers feiten en/of omstandigheden ten grondslag gelegd waartegen betrokkene verweer heeft gevoerd. Partijen verschillen over en weer van mening over de juistheid van deze feiten en omstandigheden en over elkaars stellingen.

4.3          Om te kunnen beoordelen of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, zal eerst moeten worden vastgesteld of de daaraan door klagers ten grondslag gelegde feiten voldoende aannemelijk zijn gemaakt. Betrokkene heeft al deze door klagers gestelde feiten gemotiveerd weersproken en/of deze in een ander daglicht geplaatst. Klagers zijn er niet in geslaagd om deze gemotiveerde stellingen van betrokkene te weerleggen. Verder moet worden geconstateerd dat schriftelijke stukken die de stellingen van hetzij klagers, hetzij betrokkene zouden kunnen ondersteunen veelal ontbreken. Nu over en weer geldt dat aan het woord van de een niet meer of minder waarde kan worden toegekend dan aan het woord van de ander is de conclusie dat niet valt vast te stellen of er met betrekking tot de door klagers gemaakte verwijten sprake is geweest van klachtwaardig handelen door betrokkene.

De klachtonderdelen a., b., c., en d. zijn daarom ongegrond.

Klachtonderdeel e.

4.4.        Klagers hebben zich op het standpunt gesteld dat de door betrokkene opgestelde concepten van de jaarrekening 2019 van de maatschap in strijd met het maatschapscontract zijn opgemaakt. Verder hebben klagers gesteld dat betrokkene in die concepten ten onrechte opeens inventaris met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 heeft geactiveerd die niet op de balans van 31 december 2018 stond, maar buitenvennootschappelijk door betrokkene was geïnvesteerd. Betrokkene heeft de stellingen van klagers gemotiveerd betwist. Verder heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het niet ongebruikelijk is dat er meerdere conceptversies van een jaarrekening zijn en klagers niet duidelijk maken op grond waarvan betrokkene bij het opstellen van die concepten in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en deskundigheid zou hebben gehandeld.

4.5.        Dit klachtonderdeel is ongegrond. Redengevend daartoe is het volgende. De concepten zijn opgesteld ten tijde van het tussen partijen bestaande conflict en de daaruit voortvloeiende afwikkeling van de maatschap. Het is niet ongebruikelijk dat concepten van een jaarrekening ter bespreking aan maten worden voorgelegd voordat deze wordt vastgesteld. Dat partijen van mening verschillen over de juiste opstelling van de jaarrekening over 2019 heeft alles te maken met het conflict dat tussen hen is ontstaan en een verschil van inzicht over de wijze waarop de maatschapsovereenkomst dient te worden uitgelegd. Verder is niet gebleken dat betrokkene in zijn concepten van de jaarrekening 2019 opzettelijk foutieve informatie heeft verwerkt. Klagers hebben in het klaagschrift weliswaar gesteld dat de jaarrekening omissies behelst, maar zij hebben deze stellingen niet met een verwijzing naar producties onderbouwd. Voor zover zij de ontbrekende onderbouwing alsnog op zitting hebben gegeven was dat te laat, omdat van betrokkene niet kon worden verwacht dat hij daar op dat moment nog adequaat verweer tegen  kon voeren.

Klachtonderdeel f.

4.6.        Ook klachtonderdeel f. is ongegrond. Er is geen voorschrift dat verbiedt dat een (concept)jaarrekening over een jaar wordt opgesteld als die van het jaar daaraan voorafgaand nog niet is vastgesteld. Bovendien heeft betrokkene deze (concept)jaarrekening opgesteld op basis van de tussentijdse cijfers tot en met 3 augustus 2020 in verband met het einde van de maatschap en de overdracht van het dossier aan een onafhankelijke accountant.


5.             De beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A. J. Lemain, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, mr S.P. Pompe, (rechterlijke leden) en drs. R.G. Bosman RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2021.

                                                                                                                                              __________

De secretaris is buiten staat                                                                                      Voorzitter

deze uitspraak te ondertekenen

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.