ECLI:NL:TACAKN:2021:31 Accountantskamer Zwolle 20/1812 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2021:31
Datum uitspraak: 03-05-2021
Datum publicatie: 03-05-2021
Zaaknummer(s): 20/1812 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een accountant die een brief “Waarmerking berekeningsmethodiek Certificaten van aandelen” heeft opgesteld. Anders dan betrokkene heeft betoogd, kan deze brief niet worden beschouwd als een rapport van feitelijke bevindingen als bedoeld in Standaard 4400N. In de brief wordt onder andere een conclusie getrokken met betrekking tot de waarde van de certificaten en de indruk gewekt dat een bepaalde mate van assurance wordt gegeven. Dat past niet in een rapport van feitelijke bevindingen. Omdat aan de brief een aspect van assurance niet kan worden ontzegd, heeft de Accountantskamer de brief beoordeeld als een assurance-rapport waarop van toepassing is Standaard 3000A. Dit betekent onder meer dat de brief moet berusten op een deugdelijke grondslag. Deze grondslag ontbreekt echter, omdat betrokkene heeft erkend dat hij geen assurance-werkzaamheden heeft uitgevoerd. Klacht is gegrond. Berisping.      

ACCOUNTANTS KAMER

 

UITSPRAAK van 3 mei 2021 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 14 september 2020 ontvangen klacht met nummer 20/1812 Wtra AK van

X

wonende te [plaats1]

K L A G E R

t e g e n

drs. Y

registeraccountant en accountant-administratieconsulent

kantoorhoudende te [plaats2]

B E T R O K K E N E

gemachtigde: mr. [A] te [plaats3]

1.            De procedure

1.1.        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-        het klaagschrift met bijlagen

-        het e-mailbericht van klager van 24 september 2020

-        het verweerschrift

-        de brief van klager van 26 januari 2021 met bijlagen

-        de op de zitting door beide partijen overgelegde pleitaantekeningen.

1.2.        De klacht is behandeld op de openbare zitting van 1 maart 2021. Klager is verschenen, bijgestaan door drs. [B] te [plaats1]. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. P. Geervliet, advocaat.

2.            De feiten

2.1.        Betrokkene is sinds 1998 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA als accountant-administratieconsulent. Sinds 2009 staat hij ook ingeschreven als registeraccountant.

2.2.        Klager is werkzaam geweest voor [BV1] (hierna: [BV1]). Hij heeft 1.040 certificaten van aandelen in [BV1] verkregen.

2.3.        Op grond van de notariële akte “verplichting tot aanbieding certificaten” van 30 juni 2008 is klager verplicht tot verkoop en levering van deze certificaten wanneer zijn dienstbetrekking met [BV1] (of een dochtervennootschap of groepsmaatschappij) eindigt.

2.4.        In deze notariële akte is ook vastgelegd op welke manier de verkoopprijs van de certificaten moet worden bepaald.

2.5.        De naam van [BV1] is in 2014 gewijzigd in [BV2] (hierna: [BV2]). Daarnaast zijn twee werkmaatschappijen van [BV2] opgericht, te weten [BV3] (hierna: [BV3]) en[BV4] (hierna: [BV4]).

2.6.        In 2014 is het dienstverband van klager overgegaan van [BV1] naar [BV4].

2.7.        [BV2] heeft in 2020 haar aandelen in [BV4] en [BV3] verkocht.

2.8.        Bij e-mailbericht van 10 juni 2020 heeft de advocaat van [BV2] klager erop gewezen dat zijn dienstverband overgaat naar een andere onderneming en dat hij daarom verplicht is om de door hem gehouden certificaten te verkopen aan [BV2]. Bij deze e-mail is een door de directie van [BV2] gemaakte prijsbepaling van 29 april 2020   gevoegd, waarin de waarde per certificaat is bepaald op € 16,99.  

2.9.        Klager heeft [BV2] verzocht om een berekening van de prijs door een accountant als bedoeld in de akte van 30 juni 2008..

2.10.      Betrokkene heeft op 6 juli 2020 een brief aan [BV2] gestuurd (hierna: de brief), waarin hij het volgende heeft geschreven:

“(…) Betreft: Waarmerking berekeningsmethodiek Certificaten van aandelen.

Geachte heer (…),

In overeenstemming met de statuten, verstrek ik u, uit hoofde van mijn functie als openbaar

accountant, deze brief en de gewaarmerkte de berekening van de waarde van de certificaten van de Stichting Administratiekantoor [BV3], die door u op 29 april 2020 was getekende. Het document ‘Stak [BV2] Prijsbepaling Certificaten van aandelen dd 31 12 19’ als bijlage is opgenomen.

Het gewaarmerkte document is getoetst op:

- Gehanteerde berekeningsmethodiek:

De gehanteerde berekeningsmethodiek is overeenkomstig met de statuten “Afschrift ener akte houdende verplichting tot aanbieding certificaten”, akte d.d. 30 juni 2008, is toegepast en opgesteld.

- Aansluiting met financiële gegevens:

De gehanteerde financiële gegevens, in de Prijsbepaling, zie bijlage, aansluiten met de op door het bestuur vastgestelde jaarrekening 2019 (,2018 en 2017) van [BV2] d.d, 23 april 2020.

Op grond van bovenstaande gegevens bedraagt de waarde per certificaat per ultimo 2019: € 16,99 (2018: € 10,51). De waarde van 100% certificaten in het ondernemingsvermogen

bedraagt € 920,777 (2018: € 559.531).

Beperking van de verspreidingskring:

Onze brief en gewaarmerkte berekening mag alleen gebruikt worden ten behoeve van het verstrekte doen, namelijk ter bepaling en correspondentie tussen direct betrokken partijen van de organisatie.

Vertrouwende u hiermee van dienst te zijn. (…)”

2.11.      Als bijlage bij deze brief is de door de directie van [BV2] gemaakte prijsbepaling van 29 april 2020 gevoegd. Op deze prijsbepaling staat een paraaf van betrokkene en een stempel van zijn accountantskantoor met de volgende tekst:

 “Gewaarmerkte pagina behorend bij ons oordeel d.d. 6 juli 2020

Paraaf gehanteerd ter waarmerking”

2.12.      De verkoop van de certificaten heeft niet plaatsgevonden, omdat klager en [BV2] het niet eens zijn geworden over de verkoopprijs.

3.            De klacht

3.1.        Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. De kern van de klacht is dat betrokkene onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van de prijsbepaling en dat hij onzorgvuldig heeft gerapporteerd.

4.            De beoordeling

4.1.        Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS).

4.2.        Betrokkene heeft op de zitting desgevraagd geantwoord dat zijn brief van 6 juli 2020 een rapport van feitelijke bevindingen is en dat hij bij het opstellen het kader van Standaard 5500 (Transactiegerelateerde adviesdiensten) heeft toegepast. Betrokkene heeft zijn antwoord daarna gewijzigd in die zin dat hij heeft gezegd dat hij toepassing heeft gegeven aan Standaard 4400(N) (Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden).

4.3.        Naar het oordeel van de Accountantskamer kan de brief niet worden beschouwd als een rapport van feitelijke bevindingen als bedoeld in Standaard 4400N. Hiervoor is van belang dat betrokkene in deze brief een conclusie heeft getrokken met betrekking tot waarde van de certificaten. Het trekken van een dergelijke conclusie past niet in een rapport van feitelijke bevindingen, omdat een accountant daarin alleen rapporteert over de feitelijke bevindingen die volgen uit zijn werkzaamheden. De accountant mag geen oordeel geven of conclusies trekken over het object in zijn totaliteit. [1] Daarnaast heeft betrokkene met zijn brief de indruk gewekt dat een bepaalde mate van zekerheid (assurance) wordt gegeven over de waarde van de certificaten. Daar komt nog bij dat op de bijlage bij de brief staat vermeld dat deze hoort bij het oordeel van 6 juli 2021. Ook dit is niet in overeenstemming met Standaard 4400N, waarin staat dat een accountant moet vermijden dat de indruk wordt gewekt dat sprake is van een assurance-opdracht. [2] Verder voldoet deze brief niet aan de eisen die aan een rapport van feitelijke bevindingen worden gesteld. [3] Zo staat in de brief niet vermeld dat de opdracht in overeenstemming met Standaard 4400N is uitgevoerd, zijn de overeengekomen specifieke werkzaamheden niet omschreven, is het doel waarvoor deze werkzaamheden zijn uitgevoerd niet genoemd, ontbreekt een verwijzing naar de opdrachtvoorwaarden en zijn de beoogde gebruikers niet genoemd.

4.4.        Omdat de gebruikte bewoordingen in de brief kunnen worden opgevat als bedoeld om het vertrouwen van de beoogde gebruikers te versterken in de prijsbepaling, kan aan deze brief een aspect van assurance niet worden ontzegd. Daarom zal de Accountantskamer deze brief beoordelen als een assurance-rapport waarop van toepassing is Standaard 3000A (Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie (attest-opdrachten)). Dit betekent onder meer dat de brief moet berusten op een deugdelijke grondslag. Betrokkene moet voldoende en geschikte assurance-informatie hebben verkregen om tot zijn conclusies te kunnen komen. [4]

4.5.        Betrokkene heeft op de zitting verklaard dat hij alleen heeft getoetst of de gegevens uit de jaarrekeningen van [BV2] (waarbij door een andere accountant een samenstellingsverklaring was afgegeven) aansluiten op de gegevens die in de prijsbepaling zijn gehanteerd en of de prijsberekening juist was uitgevoerd. Hij heeft erkend dat hij geen assurance-werkzaamheden heeft uitgevoerd. Gelet op deze verklaring van betrokkene moet worden geconcludeerd dat betrokkene onvoldoende assurance-informatie heeft verkregen, waardoor de brief geen deugdelijke grondslag heeft. Daarmee heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

4.6.        Dit fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid heeft betrokkene ook geschonden doordat hij onzorgvuldig heeft gerapporteerd. De brief van 6 juli 2020 voldoet niet aan alle eisen die Standaard 3000A aan de inhoud van een assurance-rapport stelt. [5] Daar komt bij dat de brief veel slordigheden bevat, die klager in zijn pleitnota heeft opgesomd, wat een onzorgvuldige indruk geeft.

4.7.        Ter lering van betrokkene wijst de Accountantskamer op het volgende. Voorzichtigheid is vereist bij het vaststellen of sprake is van een opdracht als bedoeld in 4400N dan wel van opdrachten waarvan verwacht wordt dat zij als een controle of andere assurance-opdracht worden uitgevoerd. [6] Daarom is het van belang dat een accountant vooraf overleg voert met de beoogd gebruikers over de uit te voeren werkzaamheden en de uitgangspunten van de opdracht. De accountant kan (mede) op basis daarvan nagaan of de opdracht geschikt is in de gegeven omstandigheden, gelet op doelstelling en de informatiebehoefte van de beoogd gebruikers. Standaard 4400N besteedt daar ook expliciet aandacht aan. [7] Als betrokkene van tevoren (voldoende) overleg had gevoerd met de beoogd gebruikers, had hij meer zicht gehad op de (on)toepasselijkheid van de opdracht. 

4.8.        De slotsom is dat de klacht gegrond is.

  5.           De maatregel

5.1.        Omdat de klacht gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van berisping is passend en geboden. Hierbij is in aanmerking genomen dat betrokkene het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid heeft geschonden, mede doordat zijn rapport (de brief) geen deugdelijke grondslag heeft. Hierdoor heeft betrokkene ten onrechte een bepaalde mate van assurance verschaft. Ook heeft betrokkene bij het aanvaarden van de opdracht zich er niet van vergewist binnen welke regelgeving hij de opdracht uitvoerde en daarbij de belangen van een derde niet in acht genomen.

6.            De beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht gegrond;

·       legt aan betrokkene op de maatregel van

- berisping;

·       verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

·       verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klager betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klager vergoedt.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. A.A.J. Lemain en mr. R.P. van Eerde (rechterlijke leden) en mr. drs. J.B. Backhuijs RA en drs. J. Kalisvaart AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van de Beld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2021.

_________                                                                                                           __________

secretaris                                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.


[1] Paragraaf 5 Standaard 4400N

[2] Paragraaf 5 Standaard 4400N

[3] Paragraaf 35 Standaard 4400N

[4] Paragraaf 12 onder a Standaard 3000A

[5] Paragraaf 69 Standaard 3000A

[6] Paragraaf A11 Standaard 4400N

[7] Paragraaf 23 e.v. Standaard 4400N