ECLI:NL:TACAKN:2021:24 Accountantskamer Zwolle 20/345 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2021:24
Datum uitspraak: 02-04-2021
Datum publicatie: 02-04-2021
Zaaknummer(s): 20/345 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht over controle jaarrekening gemeentelijk sportbedrijf. Klacht ongegrond. Niet in geschil is dat de gemeente de verplichting op zich genomen heeft om gedurende langere tijd jaarlijks een bedrag voor groot onderhoud ter beschikking te stellen. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene, gezien deze door de gemeente toegezegde subsidieverlening gedurende langere tijd , akkoord mocht gaan met het voor de voorziening groot onderhoud in de jaarrekening 2017 opgenomen bedrag. Klager heeft onvoldoende onderbouwd waarom dit bedrag, mede gezien de toezegging van de gemeente, onvoldoende  zou zijn. Niet gebleken is dat de jaarrekening op dit onderdeel geen getrouw beeld gaf.

ACCOUNTANTS KAMER

 

UITSPRAAK van 2 april 2021 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 12 februari 2020 ontvangen klacht met nummers 20/345 Wtra AK van

X

wonende te [plaats1]

K L A G E R

t e g e n

Y

registeraccountant

kantoorhoudende te [plaats1]

advocaat: mr. H.E. van Berckel-Dekker te Eindhoven

B E T R O K K E N E

1.             De procedure

1.1.         De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-          het klaagschrift met bijlagen

-          de brief van klager 19 februari 2020

-          het verweerschrift met bijlagen

-          het aanvullend klaagschrift van 27 juli 2020

-          het aanvullend verweerschrift van 18 augustus 2020

-          de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen.

1.2.         De klacht is behandeld op de openbare zitting van 4 december 2020. Klager is verschenen. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.

2.             De feiten

2.1.         Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Betrokkene heeft de jaarrekeningen 2015, 2016 en 2017 gecontroleerd van [stichting1] (hierna: het Sportbedrijf). Hij heeft op 24 mei 2018 een goedkeurende controleverklaring afgegeven bij de jaarrekening 2017 van het Sportbedrijf.

2.2.        Klager is tot 2017 werkzaam geweest als financieel manager van het Sportbedrijf. Klager heeft eerder klachten ingediend tegen accountants, waaronder tegen betrokkene, die betrokken zijn geweest bij de controle van jaarrekeningen van het Sportbedrijf.

3.             De klacht

3.1.         Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klager verwijt betrokkene, zakelijk weergegeven, het volgende:

a.            Door toedoen van betrokkene geeft de door hem gecontroleerde jaarrekening 2017 van het Sportbedrijf geen getrouw beeld van de werkelijke toestand van het Sportbedrijf, omdat de in de jaarrekening opgenomen voorziening groot onderhoud te laag is;

b.            Het in de door betrokkene gecontroleerde jaarrekening 2017 verantwoorde resultaat   geeft geen getrouw beeld van de werkelijke toestand van het Sportbedrijf, omdat   investeringen voor met name software en ten behoeve van de zwembadexploitatie niet uit eigen middelen betaald zijn, maar uit een incidentele bijdrage die het Sportbedrijf               ontvangen had uit hoofde van een herstructureringsplan. Betrokkene heeft ten onrechte investeringen en ontvangen bijdragen niet met elkaar verrekend dan wel een  egalisatierekening investeringsbijdragen opgevoerd;

c.            Betrokkene is tekortgeschoten op het punt van de beoordeling van de inhoud van het  bestuursverslag, omdat daarin is opgenomen dat een positief bedrijfsresultaat over 2018 en de volgende jaren wordt verwacht, terwijl de jaarrekening 2017, indien deze juist zou zijn opgesteld, een aanzienlijk tekort vertoont en op het moment van het opstellen van de jaarrekening 2017 bij betrokkene al bekend moet zijn geweest dat het resultaat over 2018 negatief zou zijn. Het bestuursverlag is daarom in strijd met de jaarrekening.

d.            Betrokkene heeft over de boekjaren 2016 en 2017 een dubbelrol vervuld door zowel de jaarrekening van het Sportbedrijf als de jaarrekening van de gemeente [plaats1] te controleren.  

4.             De beoordeling

4.1.         Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS).

Klachtonderdeel a:

Door toedoen van betrokkene geeft de door hem gecontroleerde jaarrekening 2017 van het Sportbedrijf geen getrouw beeld van de werkelijke toestand van het Sportbedrijf, omdat de in de jaarrekening opgenomen voorziening groot onderhoud te laag is.

4.2.1.     De Accountantskamer is van oordeel dat wat klager in deze klacht aan de orde stelt niet reeds aan de orde is gesteld in de eerdere klacht die klager tegen betrokkene heeft ingediend naar aanleiding van de controle van de jaarrekeningen 2015 en 2016 van het Sportbedrijf (17/2574). De eerdere klacht die klager had ingediend had betrekking op de gehanteerde methode voor de bepaling van de voorziening groot onderhoud. Het nu voorliggende klachtonderdeel heeft blijkens de door klager gegeven toelichting hierop niet zozeer betrekking op de gehanteerde methode, maar op de hoogte van de voorziening groot onderhoud. Dit klachtonderdeel is daarom ontvankelijk.

4.2.2.     De Accountantskamer stelt vast dat de voorziening groot onderhoud in wezen een soort egalisatieregeling is ten aanzien van de door het Sportbedrijf over een periode van vijftien jaar te ontvangen gemeentelijke subsidiebedragen in verband met groot onderhoud. De classificatie van deze voorziening is als zodanig niet in geschil.

Volgens klager zou in de jaarrekening 2017 voor groot onderhoud een bedrag moeten zijn opgenomen van € 5.373.000, terwijl in die jaarrekening voor die post een bedrag is opgenomen van € 2.313.261. Volgens klager is er dus sprake van een tekort van circa € 3.000.000, zodat de jaarrekening 2017 geen getrouw beeld geeft van de werkelijke toestand van het Sportbedrijf.

4.2.3.     Niet in geschil is dat de gemeente [plaats1] de verpichting op zich genomen heeft om gedurende langere tijd jaarlijks een bedrag van € 700.000 voor groot onderhoud aan het Sportbedrijf ter beschikking te stellen. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene, gezien deze door de gemeente [plaats1] toegezegde subsidieverlening gedurende langere tijd , akkoord mocht gaan met het het voor de voorziening groot onderhoud in de jaarrekening 2017 opgenomen bedrag van € 2.313.061. Klager heeft onvoldoende onderbouwd waarom dit bedrag, mede gezien de toezegging van de gemeente [plaats1], onvoldoende  zou zijn. Niet gebleken is dat de jaarrekening op dit onderdeel geen getrouw beeld gaf. Klachtonderdeel a is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel b:

Het in de door betrokkene gecontroleerde jaarrekening 2017 verantwoorde resultaat geeft geen getrouw beeld van de werkelijke toestand van het Sportbedrijf, omdat investeringen voor met name software en investeringen ten behoeve van de zwembadexploitatie niet uit eigen middelen betaald zijn, maar uit een incidentele bijdrage die het Sportbedrijf ontvangen had uit hoofde van een herstructureringsplan. Betrokkene heeft ten onrechte investeringen en ontvangen bijdragen niet met elkaar verrekend dan wel een egalisatierekening investeringsbijdragen opgevoerd;

4.3.        De Accountantskamer volgt betrokkene in zijn verweer dat de door de gemeente [plaats1] verleende eenmalige bijdrage voor het herstructureringsplan een exploitatiesubsidie is als bedoeld in RJ 274.103 en geen investeringssubsidie zoals bedoeld in RJ 274.106. De subsidie was onvoorwaardelijk verstrekt als een bijdrage ter dekking van de eenmalige kosten voor de uitvoering van het door het Sportbedrijf opgestelde herstructureringsplan. De investeringen in dat kader zouden door het Sportbedrijf uit eigen middelen worden betaald. Dat is ook zo beschreven in de toelichting op de balans per 31 december 2017. Betrokkene heeft gesteld dat in overeenstemming met die bedoeling alleen de uit de uitvoering van het herstructureringsplan voortvloeiende eenmalige kosten uit de bijdrage zijn voldaan. Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft klager zijn stelling dat dit niet het geval zou zijn geweest, omdat het Sportbedrijf investeringen uit die bijdrage zou hebben voldaan, niet voldoende onderbouwd. Nu met de verleende subsidie alleen eenmalige kosten zijn gedekt, is een verrekening met gedane investeringen of het vormen van een egalisatiereserve zoals klager stelt geen juiste verwerkingswijze. Klachtonderdeel b is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel c:

Betrokkene is tekortgeschoten op het punt van de beoordeling van de inhoud van het bestuursverslag, omdat daarin is opgenomen dat een positief bedrijfsresultaat over 2018 en de volgende jaren wordt verwacht, terwijl de jaarrekening 2017, indien deze juist zou zijn opgesteld, een aanzienlijk tekort vertoont en op het moment van het opstellen van de jaarrekening 2017 bij betrokkene al bekend moet zijn geweest dat het resultaat over 2018 negatief zou zijn. Het bestuursverlag is daarom in strijd met de jaarrekening.

4.4.1.     De Accountantskamer stelt voorop dat artikel 2:391, vierde lid, eerste volzin, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat het bestuursverslag niet in strijd mag zijn met de jaarrekening. Het behoort tot de taken van een controlerend accountant om te controleren of hieraan is voldaan.

4.4.2.     De Accountantskamer overweegt dat het gegeven dat het resultaat over 2018 uiteindelijk ongunstiger was dan bij de jaarrekening 2017 van het Sportbedrijf voorzien werd, op zichzelf genomen niet tot de conclusie leidt dat betrokkene tekortgeschoten is bij de beoordeling van de toekomstverwachtingen zoals deze waren weergegeven in het bestuursverslag. Het ligt op de weg van klager om aannemelijk te maken waarom dit hier wel het geval zou zijn geweest. De Accountantskamer is van oordeel dat klager hierin niet is geslaagd. Betrokkene heeft ter zitting aangegeven dat hij bij de beoordeling van het bestuursverslag gekeken heeft naar de tussentijdse cijfers en naar de notulen van bestuursvergaderingen. Ten tijde van de afgifte van de controleverklaring had hij geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van het bestuursverslag. De Accountantskamer is gelet op deze toelichting van oordeel dat klager onvoldoende heeft onderbouwd dat voorzienbaar was dat het resultaat over 2018 ongunstiger zou zijn. Klachtonderdeel c is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel d:

Betrokkene heeft over de boekjaren 2016 en 2017 een dubbelrol vervuld door zowel de

jaarrekening van het Sportbedrijf als de jaarrekening van de gemeente [plaats1] te controleren. 

4.5.1.     Niet in geschil is dat betrokkene over de jaren 2016 en 2017 zowel de jaarrekening van het Sportbedrijf als de jaarrekening van de gemeente [plaats1] heeft gecontroleerd. Op vragen van de Accountantskamer naar de strekking van dit klachtonderdeel heeft klager op de zitting gesteld dat er strijd is met de objectiviteit omdat betrokkene als accountant van de Gemeente de door hemzelf afgegeven verklaring bij de sportstichting moest beoordelen. 

4.5.2.     Artikel 1 van de VGBA bepaalt, voor zover hier van belang, dat onder een bedreiging wordt verstaan: onaanvaardbaar risico dat de accountant zich niet houdt aan de fundamentele beginselen als gevolg van eigenbelang, zelftoetsing, belangenbehartiging, vertrouwdheid of intimidatie. In de toelichting op artikel 1 van de VGBA is voor wat betreft bedreiging als gevolg van zelftoetsing het volgende vermeld:

“dit is de bedreiging die ontstaat als de accountant zijn eigen werkzaamheden, werkzaamheden uit naam van de accountantseenheid of het resultaat daarvan beoordeelt.”

Uit de formulering van artikel 1 van de VGBA volgt dat niet ieder denkbeeldig risico een bedreiging  in de zin van artikel 1 van de VGBA is. De toelichting op artikel 1 van de VGBA vermeldt in dit verband het volgende: “Of een risico aanvaardbaar of niet aanvaardbaar is hangt, naast de inschatting van het risico door de accountant zelf, mede af van hoe een objectieve, redelijke en geïnformeerde derde zoals bedoeld in artikel 20 hier tegenaan kijkt. Omstandigheden waarvan die derde zou concluderen dat deze de naleving van de fundamentele beginsel feitelijk niet beïnvloeden, vormen een aanvaardbaar of zelfs geen enkel risico.”

4.5.3.     De Accountantskamer is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden geen sprake was van een onaanvaardbaar risico dat betrokkene zich als gevolg van zelftoetsing niet zou hebben gehouden aan de fundamentele beginselen. Hiertoe acht de Accountantskamer van belang dat bij de controle van de jaarrekening van de gemeente [plaats1] niet zozeer sprake was van beoordeling van eigen werk door betrokkene, maar slechts van het verkrijgen van door hem zelf bij het Sportbedrijf vergaarde controle-informatie. Klachtonderdeel d is daarom ongegrond.

5.             De beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.J. Lemain, voorzitter, mr. I.F. Clement en mr. J.W. Frieling (rechterlijke leden) en drs. E. van Splunter RA en D.J. ter Harmsel AA RB (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 2 april 2021.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.