ECLI:NL:TACAKN:2019:80 Accountantskamer Zwolle 19/1309 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2019:80
Datum uitspraak: 13-12-2019
Datum publicatie: 13-12-2019
Zaaknummer(s): 19/1309 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht over beëindiging werkzaamheden en overlegging vertrouwelijke gegevens onderneming in klachtprocedure van een derde; klacht ongegrond. H et met onmiddellijke ingang beëindigen van werkzaamheden was onder de gegeven omstandigheden niet in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Geen schending fundamenteel beginsel van vertrouwelijkheid. Onbestreden is dat klaagsters levenspartner in de klachtprocedure niet slechts geklaagd heeft over betrokkenes werkzaamheden voor zijn B.V., maar ook over vermeende fouten in de jaarstukken van klaagsters onderneming. Betrokkene mocht zich verweren tegen deze klacht.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19 / 1309 Wtra AK van 13 december 2019 van

mr. X ,

K L A AG S T E R ,

kantoorhoudende te [plaats1],

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E .

1.          Het verloop van de procedure

1.1.       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de aan partijen bekende stukken van het dossier in deze zaak, waaronder:

-          het op 15 juli 2019 ingekomen klaagschrift van 8 juli 2019 met bijlagen;

-          het op 13 augustus 2019 ingekomen verweerschrift van 12 augustus 2019.

-          de op 30 september 2019 ingekomen brief van klaagster met een bijlage.

1.2.       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld op de openbare zitting van 4 november 2019  waar zijn verschenen: klaagster mr. [X] en betrokkene drs. [Y] RA.

1.3.       Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd, toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.          De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde op de zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1.       Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven als registeraccountant. Betrokkene is werkzaam bij [accountantskantoor] in [plaats1].

2.2.      Klaagster is advocaat. Klaagster houdt onder de naam [advocatenkantoor] kantoor te [plaats1]. Op 12 december 2012 heeft betrokkene een opdracht tot het samenstellen van de jaarrekening van [advocatenkantoor] aanvaard. Betrokkene heeft sindsdien jaarlijks de jaarrekening voor klaagster samengesteld.

2.3.      Klaagsters levenspartner is directeur-grootaandeelhouder van een besloten vennootschap (B.V.) die ook cliënt was van betrokkene. Tussen klaagsters levenspartner en betrokkene is op enig moment een geschil ontstaan. Bij een bespreking tussen klaagsters levenspartner en betrokkene waarin dit geschil is besproken, op 22 januari 2018, heeft klaagster haar levenspartner vergezeld.

2.4.      Bij e-mail van 23 februari 2018 heeft betrokkene, voor zover hier van belang, het volgende aan klaagster en haar levenspartner geschreven:

Voor u beiden treden wij al jaren op als accountant en als belastingadviseur. Wij willen ons werk met toewijding doen maar de laatste jaren is de relatie moeizaam geworden. In onze bespreking van 22 januari j.l. is [voornaam1][ = klaagster; toevoeging Accountantskamer] , naar u ons achteraf heeft medegedeeld, als juridisch adviseur van [naam verwijderd door betrokkene; toevoeging Accountantskamer] opgetreden.

Wij hebben deze bespreking als zeer onprettig ervaren. Er mag uiteraard kritiek zijn, maar de gekozen bewoordingen en de felheid hiervan horen naar onze mening niet bij een vertrouwelijke relatie tussen ons en klanten. Wij vragen ons oprecht af of er ook van jullie zijde voldoende vertrouwen en respect is om de zakelijke relatie voort te zetten.

2.5.      Bij e-mail van 23 februari 2018 heeft klaagster, voor zover hier van belang, het volgende aan betrokkene geschreven:

Wellicht mis ik iets, maar ik vind dit een wat vreemde samenvatting van het gesprek. [naam verwijderd door betrokkene; toevoeging Accountantskamer] had onvrede en heeft dat op een zorgvuldige, maar wel duidelijke manier bespreekbaar proberen te maken en daar is helaas door [voornaam2] [= betrokkene; toevoeging Accountantskamer] zeer afwerend en emotioneel op gereageerd. Nu weer. Althans, zo duid ik deze mail.

Daarnaast begrijp ik iets helemaal niet: Ik ben helemaal niet als juridisch adviseur opgetreden. Hoezo dit idee? Ik ben met [naam verwijderd door betrokkene; toevoeging Accountantskamer] meegekomen als zijn partner. Niets meer en niets minder. Als dat anders was geweerst had ik dat wel als zodanig benoemd. Ik schrik ervan dat mij nu een rol wordt toebedeeld die ik niet had, niet heb en niet wil hebben.

2.6.      Op van 22 maart 2019 heeft klaagsters levenspartner betrokkene een e-mail gestuurd die de volgende tekst bevat:

[voornaam1] en ik hebben in de loop der jaren een uitgebreid dossier opgebouwd van opeenstapeling van fouten en nalatigheid van jouw kant als accountant in de behartiging van onze belangen als ondernemers en klant.

Wij zullen dit verwerken in een formele klacht bij het NBA.

Klaagsters levenspartner heeft deze e-mail in cc naar klaagster gestuurd. Klaagster heeft hier niet op gereageerd.

2.7.      Bij e-mail van 23 mei 2019 heeft klaagster, voor zover hier van belang, het volgende aan betrokkene geschreven:

Aangezien [voornaam3] [= de levenspartner van klaagster; toevoeging Accountantskamer] in de nabije toekomst zijn zaken overdraagt aan een nieuwe accountant, is het het handigste dat ik hem ga volgen, zodat alles in 1 hand is.

Tot aan de overdracht wil ik graag dat jullie mijn zaken blijven behartigen. Mijn administratie is niet zo spannend dus voor mij maakt het weinig uit wie dat doet.

Als het goed is, is mijn aangifte inkomstenbelasting inmiddels ingediend en mijn jaarstukken zijn ook opgemaakt en door mij goedgekeurd.

De rekening daarvoor zie ik dus graag tegemoet. Een en ander wel conform de afspraken die wij hier over in het verleden hadden. Mijn mappen 2017 had ik graag op, wanneer en waar kan dat?

Daarnaast hebben jullie ooit een loonadministratie voor mij geopend toen mijn dochters bij mij in dienst waren. Op enig moment is dit weer afgesloten omdat zij geen tijd meer hadden om voor mij te werken. Met ingang van 1 mei jl. hadden zij hier wel weer tijd voor.

Dat betekent dat per die datum hun dienstverband heropen.

Beide dames zijn per 1 mei 2019 in dienst als algemeen medewerker op basis van een nul uren contract waarmee zij hier naar € 300 per maand verdienen, een en ander conform de condities zoals dat eerder het geval was.

Graag het verzoek de loonadministratie weer te openen en mij dit te bevestigen en dat zie ik de loonspecificaties ook wel weer tegemoet. Qua kosten ga ik er vanuit dat is hetzelfde zal zijn zoals in het verleden.

Ik neem aan dat zoiets prima over te dragen is tegen de tijd dat [voornaam3] een nieuwe accountant heeft gevonden. Of kan zoiets gewoon via jullie blijven doorlopen? Ik weet niet wat handig is.

2.8.      Bij e-mail van 27 mei 2019 heeft betrokkene, voor zover hier van belang, het volgende aan klaagster geantwoord:

De administratie van jou geef ik donderdag 6 juni aan [voornaam3] in het ziekenhuis af.

Ik geloof dat [voornaam3] al een nieuwe accountant heeft gevonden zodat de vraag of wij de loonadministratie zouden heropenen niet meer aan de orde is.

2.9.      Bij e-mail van 27 mei 2019 heeft klaagster het volgende aan betrokkene geschreven:

Dit vind ik vreemd. Het is wel aan de orde. Anders zou ik de opdracht niet geven.

Daarbij ben ik gewoon cliënt en heb niet opgezegd oid. Laat ajb niet verkeerd lopen. Daar mag ik toch op vertrouwen lijkt mij.

Overigens en verder ook niet van belang: [voornaam3] heeft nog geen nieuwe accountant gevonden.

[voornaam2] en [voornaam4] [= fiscalist; toevoeging Accountantskamer] ik vind het niet prettig dat problemen tussen jullie en [voornaam3] steeds op mijn conto komen. En dat van alles wordt ingevuld zonder mij ook maar iets te vragen.

Graag het verzoek hier professioneel mee om te gaan en mijn zaken te blijven behartigen tot ik zelf opzeg.

De loonadministratie moet dus weer in gang, de eerste salarisstroken over mei 2019 zie ik graag zsm tegemoet.

2.10.    Bij e-mail van 29 mei 2019 heeft betrokkene het volgende aan klaagster geschreven:

De problemen tussen [voornaam3] en mij hebben ook met jou te maken.

[voornaam3] heeft in een klacht aan het NBA verwoord dat ik in jouw jaarstukken talrijke missers heb gemaakt.

(……….)

Maar op 22 maart 2019 (cc ook naar jou) bericht [voornaam3] mij dat jij en hij in de loop der jaren een uitgebreid dossier hebben opgebouwd van opeenstapeling van fouten en nalatigheid van mijn kant als accountant in de behartiging van jullie belangen als ondernemers en klant.

Eerlijk gezegd is er daarom bij mij geen vertrouwen meer in onze relatie en is het dus verstandig deze op te zeggen.

De nieuwe loonadministratie van je dochters kun je ook ergens anders onderbrengen.

2.11.    Bij e-mail van 31 mei 2019 heeft klaagster het volgende aan betrokkene geschreven:

Ik vind deze gang van zaken werkelijk schandalig.

(……..)

Als [voornaam3] een andere adviseur zoekt stap ik waarschijnlijk mee over. Dat heb ik jullie op eigen initiatief gemeld – wel zo netjes – van jullie niet eerder iets gehoord hierover en nu dit.

Hoe het ook zij. Tot die tijd – dus tot die overstap – mag ik verwachten (op grond van jullie beider gedrags- en beroepsregels) dat jullie jullie werk voor mij blijven doen. Door jullie is immers, behoudens de mail hierboven, ook niets anders met mij gecommuniceerd.

Daar waar ik mij netjes opstel en verzoek de loonadministratie op te pakken reageer jij (met instemming van [voornaam4]?/op eigen titel?) dus uitermate vreemd en onprofessioneel.

Ik vind het prima om op jouw/jullie verzoek een andere fiscalist accountant te zoeken maar opzegging ‘op staande voet’ en zonder enige redelijke termijn van 2 à 3 maanden accepteer ik niet. Ik heb die andere accountant/fiscalist immers niet direct gevonden. En tot onderstaande mail was ik niet op de hoogte dat jullie je taken zouden willen neerleggen.

Mijn praktijk loopt door. Er zijn belangen in het spel. De eerste loonbetalingen zijn al gedaan. Ik verwacht dat jullie zaken netjes afwikkelen en overdragen. Dus dit oppakken.

Indien jullie niet per direct aan mij bevestigen dat dit netjes wordt afgewerkt dan houd ik jullie beiden persoonlijk aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen hiervan, boetes daaronder begrepen. Ik heb immers geen idee wat de gevolgen zijn als een loonadministratie niet wordt opgesteld terwijl de loonbetalingen al zijn gedaan.

Daarnaast moeten mijn cijfers 2018 van de orde [= Orde van Advocaten; toevoeging Accountantskamer] voor eind juli afgewerkt zijn. Ook dat heb ik gemaild en is reactieloos gebleven en mocht dat tot problemen leiden dan reken ik jullie dat eveneens aan.

Ik hoop dat mijn visie helder is. Ik zal inderdaad op zoek kan naar andere dienstverleners maar zolang ik die niet heb ga ik ervan uit dat jullie mijn belangen blijven behartigen. Ergo: de loonadministratie oppakken en zorg dragen dat mijn administratie niet in het luchtledige komt te hangen.

2.12.    Betrokkene is niet alsnog tegemoetgekomen aan het verzoek van klaagster om de loonadministratie van [advocatenkantoor] op zich te nemen.

2.13.    Klaagsters levenspartner heeft op enig moment in het voorjaar van 2019 bij de NBA een klacht ingediend tegen betrokkene.

2.14.    Bij e-mail van 17 juni 2019 heeft klaagster, voor zover hier van belang, het volgende aan betrokkene geschreven:

Ik hoorde in de wandelgangen van [voornaam3] dat jij in de beantwoording van de klacht van [voornaam3] letterlijk zaken uit de doeken doet over mijn onderneming en administratie en dat je daarnaast als bijlagen mails van mij aan jou overlegt of mails over mij aan [voornaam4]. Ik heb hierom inzage in de stukken gevraagd en ben not amused. Ik sta hierbuiten en de klachtencommissie heeft dat ook zo met jou en [voornaam3] gecommuniceerd, te weten ‘mevrouw [X] heeft geen klacht ingediend, dus zij blijft hierbuiten’. Ik acht jouw handelwijze in strijd met jouw geheimhoudingsplicht als mijn accountant en tevens in strijd met de AVG.

[voornaam2] dit kan absoluut niet. Ik verzoek en sommeer jou zo nodig de betreffende frases en bewijsstukken per ommegaande in te trekken en mij zulks te bevestigen, onder overlegging van een daartoe strekkende brief aan de klachtencommissie. Zo niet dan heb je ook een klacht van mij bij zowel de klachteninstantie als op grond van de AVG. Ik zit daar niet op te wachten, maar nogmaals, dit kan echt niet. Ik ben ontstemd.

2.15.    Bij e-mail van 6 juli 2019 heeft betrokkene het volgende aan klaagster geschreven:

De klachtencommissie zal ik mededelen dat je het niet op prijs stelt dat je betrokken bent geraakt in de klachtprocedure.

Bij brief van 16 juli 2019 heeft betrokkene dit aan de klachtencommissie van de NBA bericht.

3.          De klacht

3.1.       Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2.       Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a.         Betrokkene heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid door, zonder overleg en communicatie, van de ene op de andere dag zijn werkzaamheden ten behoeve van klaagster te beëindigen;

b.         Betrokkene heeft in het kader van de behandeling van de klacht waarbij klaagster geen partij was vertrouwelijke gegevens en stukken met betrekking tot de onderneming van klaagster in een procedure overgelegd.

3.3.       Wat door/namens klaagster bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen  (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) maar - voor zover het daartoe kan dienen - als ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door/namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4.          De gronden van de beslissing

Over de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1.       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2.       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaatshad ná 4 januari 2014, worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3.       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klagers is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4.1.   Ten aanzien van klachtonderdeel a stelt de Accountantskamer voorop dat de door klaagster aan betrokkene verleende en door hem aanvaarde opdracht betrekking heeft op het samenstellen van “de jaarrekening” van [advocatenkantoor], welke opdracht (doorlopend) over een periode van meerdere jaren is uitgevoerd. Niet gebleken is dat tevens sprake was van een door betrokkene aanvaarde doorlopende opdracht voor het verrichten van andere werkzaamheden, waaronder het verzorgen van een loonadministratie van [advocatenkantoor]. Klaagsters schrijven van 23 mei 2019 bevatte voor wat betreft het verzorgen van de loonadministratie dan ook een nieuwe opdracht. Betrokkene was niet op grond van enige gedrags- of beroepsregel verplicht om deze nieuwe opdracht te aanvaarden. Niet gebleken is dat het voor klaagster onmogelijk was om een andere accountant of boekhouder te vinden die wel bereid was om deze opdracht te aanvaarden. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat het niet aanvaarden van deze opdracht voor haar grote gevolgen heeft gehad.

4.4.2.   Voor wat betreft de opzegging van de opdracht tot het samenstellen van de jaarrekening van [advocatenkantoor] door betrokkene overweegt de Accountantskamer dat uit de overgelegde correspondentie blijkt dat al sinds in ieder geval begin 2018 sprake was van spanningen in de relatie van betrokkene en klaagster. Betrokkene had klaagster er al op 23 februari 2018 op gewezen dat hij de wijze waarop klaagster betrokken was geraakt bij het geschil tussen haar levenspartner en betrokkene als zeer onprettig en niet passend bij de vertrouwelijke relatie met een klant heeft ervaren.  Klaagster meent dat zij slechts als partner en niet als juridisch adviseur van haar levenspartner aanwezig is geweest bij het gesprek met betrokkene. Klaagster miskent daarmee echter dat zij door haar aanwezigheid wel degelijk de indruk kan hebben gewekt dat zij betrokken was bij dit geschil. Klaagsters opmerking in haar e-mail van 23 februari 2018, dat haar levenspartner de bij hem levende onvrede op een zorgvuldige, maar wel duidelijke manier bespreekbaar heeft proberen te maken, maar dat daar helaas door betrokkene zeer afwerend en emotioneel op is gereageerd, duidt er op dat zij, wellicht onbedoeld, wel degelijk betrokken is geraakt bij het geschil tussen haar levenspartner en betrokkene. In elk geval is niet onbegrijpelijk dat betrokkene de opstelling van klaagster als zodanig heeft opgevat.

4.4.3.   Bij het voorgaande komt dat klaagster niet gereageerd heeft op de in cc aan haar toegezonden e-mail van haar levenspartner aan betrokkene, van 22 maart 2019, waarin deze heeft aangegeven dat klaagster en hij een uitgebreid dossier hebben opgebouwd van fouten die betrokkene zou hebben gemaakt in de behartiging van hun belangen en dat klaagster en hij voornemens zijn om een klacht tegen betrokkene in te dienen bij de NBA.  Indien klaagster niet achter de e-mail van haar levenspartner stond, had van haar mogen worden verwacht dat zij hierop zo spoedig mogelijk had gereageerd om dat misverstand weg te nemen. Door dit niet te doen heeft klaagster de reeds eerder ontstane indruk dat zij betrokken was bij het geschil tussen haar levenspartner en betrokkene versterkt.

4.4.4.   De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene zich onder de gegeven omstandigheden op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen vertrouwensbasis meer was voor het voortzetten van de doorlopende samenstelopdracht ten behoeve van [advocatenkantoor]. Betrokkene heeft dan ook kunnen besluiten om zijn werkzaamheden te beëindigen en de opdracht terug te geven.

4.4.5.   De Accountantskamer overweegt voorts dat een accountant, ook indien sprake is van een deugdelijke reden voor de beëindiging van werkzaamheden en voor het teruggeven van een opdracht, hierbij de fundamentele beginselen in acht dient te nemen. De vraag die de Accountantskamer vervolgens dient te beantwoorden is of betrokkene door zijn werkzaamheden voor [advocatenkantoor] met onmiddellijke ingang te beëindigen, heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De Accountantskamer is van oordeel dat het met onmiddellijke ingang beëindigen van werkzaamheden onder de gegeven omstandigheden niet in strijd was met dit fundamentele beginsel. In dit verband is van belang dat de jaarstukken met betrekking tot het jaar 2017 klaar waren en dat de bijbehorende belastingaangifte gereed was. Er was nog voldoende tijd om een andere accountant te zoeken om de jaarcijfers 2018 samen te stellen. Ook is aannemelijk dat er nog voldoende tijd was om een andere accountant te zoeken die klaagster behulpzaam kon zijn bij het tijdig indienen van kengetallen bij de Orde van Advocaten. De Accountantskamer tekent hierbij aan dat de administratie van [advocatenkantoor] niet ingewikkeld was.

4.4.6.   Klachtonderdeel a is dan ook ongegrond.

4.5.1.   Ten aanzien van klachtonderdeel b stelt de Accountantskamer voorop dat uit het bepaalde in artikel 16 van de VGBA volgt dat een accountant die de beschikking krijgt over gegevens of inlichtingen waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, verplicht is tot geheimhouding van die gegevens of inlichtingen, behoudens voor zover een van de uitzonderingen als genoemd in artikel 16 van de VGBA zich voordoet.  

4.5.2.   De Accountantskamer is van oordeel dat in dit geval de uitzondering als bedoeld in artikel 16, onder c, van de VGBA van toepassing is. Tegen betrokkene was immers een klachtprocedure bij de klachtencommissie van de NBA aangespannen door klaagsters levenspartner. Onbestreden is dat klaagsters levenspartner in deze procedure niet slechts geklaagd heeft over betrokkenes werkzaamheden voor zijn B.V., maar ook over vermeende fouten in de jaarstukken van [advocatenkantoor]. Betrokkene mocht zich verweren tegen deze klacht, ook voor zover die klacht betrekking had op zijn werkzaamheden voor [advocatenkantoor]. Betrokkene kon hierbij menen dat de gegevens en inlichtingen die hij aan klachtencommissie van de NBA heeft doen toekomen hiervoor van belang waren.

4.5.3.   Klachtonderdeel b is dan ook ongegrond.

4.6.      De klacht dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

4.7.      Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.          Beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.J. Lemain, voorzitter, mr. J.W. Frieling en mr. M. Aksu (rechterlijke leden) en P. Mansvelder RA en drs. J. Kalisvaart AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 13 december 2019.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.