ECLI:NL:TACAKN:2019:18 Accountantskamer Zwolle 18/805 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2019:18
Datum uitspraak: 15-03-2019
Datum publicatie: 15-03-2019
Zaaknummer(s): 18/805 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De klacht ziet op de controle door betrokkene van de jaarrekening van een stichting die onderwijs aanbiedt op ruim dertig scholen. Klager verwijt betrokkene, samengevat weergegeven, dat hij a) het jaarverslag ten onrechte heeft goedgekeurd, b) zich niet integer heeft gedragen, c) heeft geprobeerd klager te intimideren en d) in strijd heeft gehandeld met het Onderwijsaccountantprotocol. De klacht is in al haar onderdelen ongegrond.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/805   Wtra AK van 15 maart 2019 van

X ,

wonende te [plaats1],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de aan partijen bekende stukken van het dossier in deze zaak, waaronder:

-        het op 2 mei 2018 ingekomen klaagschrift van 1 mei 2018 met bijlagen;

-        het op 29 juni 2018 ingekomen verweerschrift van 28 juni 2018 met bijlagen;

-        het op 6 juli 2018 ingekomen aanvullend klaagschrift van 5 juli 2018, met bijlage;

-        het op 17 juli 2018 ingekomen aanvullend klaagschrift van 16 juli 2018;

-        het op 24 juli 2018 ingekomen aanvullend klaagschrift van 20 juli 2018;

-        het op 1 augustus 2018 ingekomen aanvullend klaagschrift van 19 juli 2018, met bijlage;

-        het op 20 augustus 2018 ingekomen aanvullend klaagschrift van 17 augustus 2018;

-        het op 22 augustus 2018 ingekomen aanvullend klaagschrift van 20 augustus 2018 ;

-        het op 26 september 2018 ingekomen aanvullend verweerschrift van 21 september 2018 met bijlagen;

-        het op 8 oktober 2018 ingekomen aanvullend klaagschrift van 5 oktober 2018.

1.2       De Accountantskamer heeft verder kennis genomen van de brieven van 4 juli 2018 en 8 november 2018 waarin de voorzitter van de Accountantskamer de verzoeken van betrokkene om toepassing te geven aan artikel 29a Wtra en te bepalen dat de door hem gegeven informatie uitsluitend ter kennisneming van partijen staat en niet aan anderen mag worden verstrekt of anderszins openbaar mag worden heeft afgewezen.

1.3       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld op de openbare zitting van 2 november 2018 waar zijn verschenen: klager, bijgestaan door [A], en betrokkene, bijgestaan door drs. [B].

1.4       Klager en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten toegelicht (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd), en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene staat sinds [datum] als registeraccountant ingeschreven in het register van (thans) de Nba.

2.2       [Stichting1] (verder: [stichting1]) heeft over het jaar 2016 een jaarverslag uitgebracht (verder: het jaarverslag). Van het jaarverslag maakt de jaarrekening over het jaar 2016 (verder: de jaarrekening) deel uit. Op 20 juni 2017 heeft betrokkene een controleverklaring afgegeven, waarin onder meer het volgende staat:

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: de Raad van Toezicht van [stichting1]

A.                  Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening 2016

(…)

Naar ons oordeel:

·  Geeft de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van [stichting1] op 31 december 2016 en van het resultaat over 2016 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs;

·  Zijn de in de jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties over 2016 in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand gekomen in overeenstemming met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals opgenomen in paragraaf 2.3.1 Referentiekader van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016.

(…)

B.                  Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie

Naast de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij, omvat het jaarverslag andere informatie, die bestaat uit:

·  het bestuursverslag;

·  de overige gegevens.

Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie:

·  met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat;

·  alle informatie bevat die op grond van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en paragraaf 2.2.3 Bestuursverslag van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/ EZ is vereist.

(…)”

2.3       [Stichting1] is een stichting die op ruim dertig scholen in [plaats1] en omgeving basisonderwijs aanbiedt.

2.4       Klager is als ouder bij een van de scholen van [stichting1] betrokken geweest.

2.5       [Stichting1] heeft een smaadprocedure tegen klager aanhangig gemaakt. [Stichting1] heeft deze procedure verloren. Daarnaast heeft [stichting1]  twee juridische procedures gevoerd tegen de [gemeente]. Ook deze procedures heeft [stichting1] verloren.

2.6       Onder [stichting1] ressorteerde de basisschool [school1]. Per 1 oktober 2015 was het aantal leerlingen op deze school 92. Dat is circa 1% van alle leerlingen van [stichting1].  [School1] is op 1 augustus 2016 gesloten. Met de desinvesteringen die gepaard gingen met de sluiting van [school1] was een bedrag gemoeid van € 87.000,--.

2.7       Klager heeft zich in het voorjaar van 2018 op 11 maart, 28 maart, 29 maart, 3 april en 25 april per mail tot betrokkene gewend met vragen over de jaarrekening, het bestuursverslag en de controle daarop. Betrokkene is met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht niet inhoudelijk op deze vragen ingegaan. Hij heeft klager ter zake verwezen naar het bevoegd gezag van [stichting1].

2.8       Het balanstotaal van [stichting1] op 31 december 2016 bedroeg € 20.098.706,--. De totale baten over 2016 bedroegen € 52.540.093,--.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift, de aanvullingen daarop en de naar aanleiding daarvan door en namens klager gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a.         betrokkene had het jaarverslag niet mogen goedkeuren, omdat:

             - in dat verslag de kosten voor bepaalde juridische procedures niet op de juiste

               manier in de jaarrekening zijn vermeld;

            - de proceskosten met betrekking tot de smaadprocedure ten onrechte niet als

               reservering bij het boekjaar 2016 zijn geboekt;

- de kosten verbonden aan de sluiting van de basisschool [school1] niet in het

  bestuursverslag of in de jaarrekening zijn opgenomen;

- het bestuursverslag en de jaarrekening, vanwege de hierboven genoemde    tekortkomingen,  geen getrouw beeld geven van de ontwikkelingen gedurende

  het boekjaar 2016;

b.         betrokkene heeft zich niet integer gedragen doordat hij:

            - zich niet toetsbaar heeft opgesteld, omdat hij vragen van klager over de

   juridische procedures niet heeft willen beantwoorden;

            - zich, door vragen van klager over de juridische procedures niet te beantwoorden,

              heeft geassocieerd met niet-integer gedrag, bestaande uit het verdoezelen

              van de juridische procedures in het jaarverslag van [stichting1];

             - vragen van klager over het doorsturen van bijlage 2 bij het klaagschrift van

              1 mei 2018 aan de nieuwe accountant van [stichting1], niet heeft beantwoord;

            - vermoedelijk niet heeft voldaan aan het verzoek van klager om bijlage 2 bij het

               klaagschrift van 1 mei 2018 door te sturen aan de nieuwe accountant van

              [stichting1]

               en aldoende actief heeft meegewerkt aan niet-integer gedrag van [stichting1],

               bestaande uit het verdoezelen van governancetekortkomingen in het

               bestuursverslag over 2017;

c.         betrokkene heeft geprobeerd klager te intimideren door te dreigen:

            - om de informatie die klager aan betrokkene heeft gestuurd door te sturen naar

   [stichting1];

            - met het nemen van juridische stappen tegen klager als hij niet zou stoppen met

              het stellen van vragen en het sturen van e-mails aan betrokkene.

d.         betrokkene heeft in strijd gehandeld met het Onderwijsaccountantprotocol door niet erop toe te zien  dat [stichting1]  afwijkingen van de Code Goed Bestuur (verder: de Code) vaststelde en door na te laten om in zijn verklaring op te merken dat het bestuursverslag met betrekking tot die kwesties niet voldoet. Volgens klager is het bestuur afgeweken van de Code door:

 - in het bestuursverslag niet in te gaan op de door [stichting1] gevoerde juridische

procedures;

- in het bestuursverslag niet in te gaan op het artikel in het Parool van [datum]

over de sluiting van de basisschool [school1];

- in het bestuursverslag niet uitgebreider in te gaan op de klacht die klager bij de

Stichting Onderwijsgeschillen heeft ingediend.

3.3       Wat door/namens klager bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen  (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) maar - voor zover het daartoe kan dienen - als ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door/namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4.         De gronden van de beslissing

Over de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaatshad ná 4 januari 2014, worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       Betrokkene heeft, nadat twee eerdere daartoe verstrekkende verzoeken door de voorzitter van de Accountantskamer waren afgewezen, op de zitting nogmaals verzocht om toepassing te geven aan artikel 29a Wtra en te bepalen dat de door hem gegeven informatie uitsluitend ter kennisneming van partijen staat en niet aan anderen mag worden verstrekt of anderszins openbaar mag worden gemaakt. Dit verzoek zal (wederom) worden afgewezen, nu niet is gebleken van gewichtige redenen als bedoeld in genoemd artikel.

klachtonderdeel 3.2 onder a

4.5       Het jaarverslag van [stichting1] en de daarin opgenomen jaarrekening dienen een getrouw beeld te geven van de toestand op de balansdatum, de ontwikkeling gedurende het boekjaar en de resultaten van die rechtspersoon.

Er is geen sprake meer van een getrouw beeld indien het weglaten van bepaalde informatie of het onjuist weergeven daarvan de economische beslissingen die de gemiddelde gebruiker op basis van de jaarrekening neemt, redelijkerwijs zou kunnen beïnvloeden. Dit uitgangspunt wordt aangeduid als de materialiteit.

Klager heeft de kosten die verbonden zijn aan de juridische procedures geschat op een bedrag van € 10.000,--.

Vast staat dat de totale baten van [stichting1] over 2016 € 52.540.093,-- bedroegen en dat het balanstotaal op 31 december 2016 € 20.098.706,-- bedroeg. Gelet op deze bedragen heeft betrokkene de materialiteit, met inachtneming van het Onderwijsaccountanstprotocol OC/EW 2016 (hierna: OAP 2016), volgens welke een maximale materialiteit van 2 % van de baten en 5 % van het balanstotaal aanvaardbaar is, vastgesteld op (afgerond) € 1.004.000,--. Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft betrokkene daarbij geen onjuiste maatstaf aangelegd. Het betoog van klager op de zitting dat een accountant bij de controle van een jaarrekening en de beoordeling van een bestuursverslag van scholen voor een lagere materialiteitsgrens moet kiezen, vindt geen steun in de regelgeving.

Het bedrag van € 10.000,--, waarop klager de juridische kosten heeft geschat, ligt ver onder de door betrokkene gehanteerde materialiteitsgrens. De vraag of de kosten voor die procedures al dan niet op juiste wijze in de jaarrekening zijn vermeld, is derhalve niet relevant. Hetzelfde geldt naar het oordeel van de Accountantskamer voor zover de klacht betrekking heeft op het feit dat in de jaarrekening geen aparte post met betrekking tot reserveringen voor de kosten van deze juridische procedures zou zijn opgenomen.

Klager heeft verder gesteld dat informatie over de kosten van de sluiting van de basisschool [school1] in het jaarverslag van [stichting1] over 2016 ontbreekt.

Vast staat dat slechts circa 1% van de leerlingen van [stichting1] op [school1] zat. Het gaat derhalve om een kleine school. Met de desinvesteringen die gepaard gingen met de sluiting van [school1] was een bedrag gemoeid van € 87.000,--. De aan die sluiting verbonden kosten waren derhalve naar het oordeel van de Accountantskamer financieel niet van materiële betekenis.

Dat de sluiting van die school kwalitatief van materiële betekenis zou zijn, in die zin dat dit de  economische beslissingen van gebruikers van de jaarrekening zou beïnvloeden, is door klager niet, althans onvoldoende gemotiveerd, gesteld.

Gelet op het vorenstaande is de Accountantskamer van oordeel dat de klacht van klager dat het jaarverslag, inclusief jaarrekening en bestuursverslag, vanwege de door klager hierboven genoemde tekortkomingen, geen getrouw beeld zou geven van de ontwikkelingen gedurende het boekjaar 2016, ongegrond is.

klachtonderdeel 3.2 onder b

4.6       Betrokkene heeft gesteld dat hij wel heeft gereageerd op vragen die hem door klager zijn gesteld, maar dat hij op die vragen inhoudelijk niet is ingegaan met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht.

De Accountantskamer oordeelt als volgt.

Artikel 16 VGBA bepaalt dat een accountant, tenzij sprake is van een in dat artikel genoemde uitzondering, verplicht is tot geheimhouding van vertrouwelijke gegevens waarover hij de beschikking krijgt. Gesteld noch gebleken is dat in dit geval sprake is van één van de in artikel 16 VGBA genoemde uitzonderingen, terwijl evenmin (voldoende gemotiveerd) is weersproken dat de gegevens waarom klager heeft gevraagd, een vertrouwelijk karakter dragen. Betrokkene is derhalve op goede gronden niet inhoudelijk op de vragen van klager ingegaan en heeft zich terecht op zijn geheimhoudingsverplichting beroepen.

4.7       Met betrekking tot de klacht van klager dat betrokkene niet heeft voldaan aan zijn verzoek om bepaalde stukken en informatie van klager aan de opvolgend accountant van [stichting1] door te geven is de Accountantskamer van oordeel dat geen algemene verplichting om stukken van derden aan een opvolgend accountant door te sturen, bestaat en dat klager niet voldoende gemotiveerd heeft gesteld waarom betrokkene daartoe in dit specifieke geval wel gehouden zou zijn.

Uit het vorenstaande volgt dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene met de in dit klachtonderdeel genoemde gedragingen in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit heeft gehandeld, zodat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.

klachtonderdeel 3.2 onder c

4.8       Ter onderbouwing van zijn stelling dat betrokkene getracht heeft hem te intimideren, heeft klager verwezen naar de e-mail van 25 april 2018 van betrokkene aan klager, die door klager als bijlage 6 bij zijn klaagschrift van 1 mei 2018 in de procedure is gebracht.

In die mail schrijft betrokkene aan klager, voor zover voor deze procedure van belang, onder meer het volgende:

“ Ik heb u inmiddels meerdere malen gewezen op het feit dat wij vanwege onze geheimhoudingsplicht niet op uw vragen in kunnen gaan. Desondanks blijft u ons bestoken met uw vragen.

Ik verzoek u dringend om hiermee te stoppen en mij niet meer te bestoken met uw vragen, maar u te wenden tot het bevoegd gezag van [stichting1] scholen. Mocht u desondanks door blijven gaan met het sturen van e-mails, dan ben ik genoodzaakt om nadere juridische stappen jegens u te ondernemen. ”

Vaststaat dat klager geen cliënt van betrokkene is. Betrokkene is derhalve niet uit dien hoofde gehouden om klager te informeren. Klager heeft diverse e-mails met vragen aan betrokkene gestuurd. Betrokkene heeft daarop steeds aan klager uitgelegd dat hij vanwege zijn geheimhoudingsplicht niet inhoudelijk op die vragen in kan gaan. Desalniettemin bleef klager vragen aan betrokkene stellen. Tegen deze achtergrond bezien moet de opmerking van betrokkene dat hij, indien klager door zou gaan met het sturen van e-mails en het stellen van vragen aan betrokkene, tegen klager juridische stappen zal ondernemen, niet worden gezien als een poging om klager te intimideren, maar als een aan klager gerichte waarschuwing. Dit getuigt eerder van een zorgvuldige handelwijze ten opzichte van klager dan van een poging tot intimidatie. Betrokkene heeft door klager te wijzen op de mogelijke juridische consequenties van zijn handelen dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Voor zover aan betrokkene wordt verweten dat hij met bovenstaande e-mail heeft gedreigd om de informatie die klager aan betrokkene stuurde door te sturen naar [stichting1], mist het verwijt feitelijke grondslag. In deze e-mail staat immers enkel dat klager zich met vragen moet wenden tot het bevoegd gezag van [stichting1] en dat betrokkene een kopie van deze e-mail zou doorsturen aan [stichting1].

Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

klachtonderdeel 3.2 onder d

4.9       Volgens klager is [stichting1] in het bestuursverslag op een aantal kwesties ten onrechte niet dan wel  niet uitgebreid genoeg ingegaan en heeft betrokkene door dit niet in het verslag vast te stellen in strijd gehandeld met het Onderwijsaccountantsprotocol. Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft klager niet voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van afwijkingen van de Code Goed Bestuur, nog daargelaten dat hij heeft nagelaten om aan te geven op welke wijze [stichting1] naar zijn mening in het bestuursverslag van de gestelde afwijkingen melding had dienen te maken. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

4.10     De conclusie is dat geen van de klachtonderdelen van de klacht doel treft.

4.11      Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

-        wijst het verzoek om toepassing te geven aan artikel 29a Wtra af;

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. drs. M. Stempher, voorzitter, mr. A.A.J. Lemain  (rechterlijk lid) en H. Geerlofs AA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2019.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.