ECLI:NL:TACAKN:2018:48 Accountantskamer Zwolle 18/359 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2018:48
Datum uitspraak: 29-06-2018
Datum publicatie: 29-06-2018
Zaaknummer(s): 18/359 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie:   Tijdens toetsing heimelijk geantedateerde stukken toevoegen aan het toetsings(controle)dossier; strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit. Tijdelijke doorhaling voor 3 maanden.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/359 Wtra AK van 29 juni 2018 van

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

gevestigd te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadslieden: mr. M.L. Batting en mr. drs. D.G. Tersmette,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. M.G. Kelder

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de aan partijen bekende stukken van het dossier in deze zaak, waaronder:

-        het op 22 februari 2018 ingekomen klaagschrift van 21 februari 2018 met bijlagen;

-        het op 20 april 2018 ingekomen verweerschrift (gedateerd  22 april 2016) met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 25 mei 2018 waar zijn verschenen: namens klaagster mr. M.L. Batting en mr. drs. D.G. Tersmette advocaten te Den Haag, en betrokkene in persoon, bijgestaan door mr. M.G. Kelder, advocaat te Utrecht.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene staat sedert [datum] als accountant-administratieconsulent ingeschreven in het accountantsregister. Hij was ten tijde van de hierna te vermelden toetsing eigenaar en dagelijks beleidsbepaler van [BV1].

2.2       Bij brieven van 26 april 2016 en van 19 mei 2016 heeft de Raad voor Toezicht (hierna: de Raad) betrokkene laten weten dat een kwaliteitstoetsing van zijn kantoor zou worden uitgevoerd op 23 en 24 augustus 2016. In een brief van 2 augustus 2016 van de Raad  aan betrokkene staat:

“De Raad voor Toezicht heeft, onder andere uit publicaties in de media, vernomen dat uw

accountantspraktijk strafrechtelijk wordt onderzocht in verband met fraude en dat u als

accountant bent gehoord als verdachte. Naar aanleiding hiervan heeft de Raad in zijn onlangs gehouden vergadering gesproken over de uitvoering van de reeds geplande kwaliteitstoetsing d.d. 23 en 24 augustus 2016. De Raad heeft besloten dat de toetsing doorgang zal vinden, maar dat het dossier [dossier1] ([dossier1]), in afwachting van de uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek, niet in de toetsing zal worden betrokken. De Raad zal hier op dit moment geen (nader) onderzoek naar doen.  De Raad deelt u verder mee dat, onafhankelijk van de uitkomst van de toetsing, de uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek mogelijk aanleiding kan geven voor een incidentenonderzoek op termijn. Hangende dit strafrechtelijk onderzoek neemt de Raad hierover nog geen besluit.(...)”

2.3       In verband met strafrechtelijk onderzoek tegen een cliënt van betrokkene is op zijn kantoor een inval gedaan door de inspectie SZW op 28 juni 2016 en is hij begin juli 2016 tweemaal verhoord. Ten tijde van de toetsing stond een derde verhoor van betrokkene gepland voor 16 september 2016.

De rechtbank Rotterdam heeft betrokkene, wegens betrokkenheid bij een door deze cliënt gepleegde valsheid in geschrifte, bij vonnis van 18 december 2017 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Tegen dit vonnis is betrokkene in hoger beroep gekomen.

 2.4      De accountantspraktijk van betrokkene is op 23 en 25 augustus 2016 getoetst op grond van de destijds geldende Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen. Voor het uitvoeren van de toetsing heeft de Raad in april 2016 een toetsingsteam samengesteld,  bestaande uit de toetsers [A] RA en drs. [B] RA RB (hierna: [A] respectievelijk [B]).

2.5       Op 23 augustus heeft [B] het toetsingsdossier [C] (een vrijwillige controle-opdracht), waarvan de toetsing nog niet was afgerond en waarvoor een vervolgafspraak gemaakt diende te worden, met betrokkene besproken. [B] heeft betrokkene medegedeeld dat hij onder meer de volgende stukken miste:

a. een verslag van de bespreking van het conceptjaarverslag met de bestuurder van [C] op 2 mei 2016;

b. een verslag van de bespreking met de Raad van Toezicht van [C] op 10 mei 2016 van de jaarrekening en het accountantsverslag;

c. een vastlegging van de constatering dat de jaarrekening van [C] voldeed aan de vereisten die de branche specifieke richtlijn RJ 655 aan de jaarrekening stelt.

2.6       Betrokkene heeft op 24 augustus 2016 op basis van de in het (controle)dossier [C] teruggevonden aantekeningen van een bespreking van 2 mei 2016 met de bestuurder van [C] voorkomende op een concept van de jaarrekening [C] 2015, en op basis van aantekeningen van een bespreking met de Raad van Toezicht van [C] van 10 mei 2016 voorkomende op het accountantsverslag van 3 mei 2016, twee bespreekverslagen opgesteld, geantedateerd op respectievelijk 2 en 10 mei 2016, en deze toegevoegd aan het controledossier van [C]. Daarnaast heeft hij de op 28 april 2016 gedateerde checklist afronding jaarrekening aangepast zodanig dat daarin vermeld werd dat de jaarrekening getoetst was aan RJ 665.

2.7       Bij e-mail van 26 augustus 2016 aan de toetsers heeft betrokkene excuses gemaakt

voor deze naar aanleiding van de toetsing ontstane situatie. Daarin schrijft hij te bemerken dat de combinatie van het in de picture staan door een fraudeonderzoek en een toetsing hem als persoon zeer raakt.                                                                                        

2.8       Namens de toetsers heeft [A] de Raad bij notitie van 6 september 2016  geïnformeerd over de toetsing en het afbreken daarvan. In die notitie staat:

“In navolging van eerdere telefonische contacten breng ik U hierbij op de hoogte van de stand van zaken bij de toetsing van [BV1].

Wij zijn dinsdag 23 augustus de toetsing begonnen op het kantoor van [BV1]. De heer [Y] AA MBA is de enige (indirecte) aandeelhouder van de vennootschap en tevens de enige verantwoordelijke accountant op de opdrachten.

De toetsing is ingekaderd conform de brief van de Raad voor Toezicht van 2 augustus 2016. De toetsing was aan het einde van de dag op 23 augustus niet afgerond. We spraken af de toetsing op donderdag 25 augustus af te ronden.

Zo was mijn collega [B] bezig met de toetsing van een vrijwillige controleopdracht bij een koepelorganisatie in de kleinschalige zorg. Het papieren dossier was volgens de heer [Y] leidend.

Deze toetsing was al redelijk ver gevorderd en met de heer [Y] en zijn manager werden voorlopige bevindingen besproken.

Bij hervatting van de werkzaamheden op 25 augustus ontstond al snel het vermoeden dat er drie documenten aan het dossier zijn toegevoegd. Deze documenten zijn gedateerd in mei 2016. De documenten hadden betrekking op eerder besproken bevindingen. Na enige aarzeling gaf de heer [Y] aan deze documenten tussen 23 en 25 augustus te hebben opgesteld, aan het dossier te hebben toegevoegd en van een onjuiste datum te hebben voorzien. Dit alles om het oordeel van de toetsing te beïnvloeden. Door is ons gevraagd om er meer documenten zijn toegevoegd hetgeen uitdrukkelijk niet het geval was volgens de heer [Y]. Hetgeen voor ons niet verifieerbaar is. De heer [Y] heeft inmiddels (ook schriftelijk) zijn excuses aangeboden. De betreffende mail is door mij bijgesloten.

We hebben de heer [Y] meegedeeld zijn handelswijze volstrekt onaanvaardbaar te vinden. Voorts stelden we vast dat van voortzetting en afronding van de toetsing onmogelijk sprake meer kan zijn die dag. Een toetsing kan naar onze mening slechts plaatsvinden bij normale collegiale verhoudingen.

Door het schenden van het vertrouwen door de heer [Y] was daar geen sprake meer van.

We besloten derhalve de toetsing op te schorten. We hebben de onderhanden dossiers afgewerkt, met dien verstande dat de bevindingen en conclusies verder niet met de heer [Y] zijn besproken. Aan het toetsen van een tweetal geplande dossiers is nog niet begonnen.

De opschorting van de toetsing zal in ieder geval duren tot het moment dat deze situatie is besproken met (vertegenwoordigers van) de Raad van Toezicht (...).”

2.9       Het toetsingsteam heeft de toetsing voortgezet op 18 oktober 2016. Bij brief van 25 oktober 2016 is het concepttoetsingsverslag en de recapitulatie van de toetsing op 23 augustus, 25 augustus en 18 oktober 2016 aan betrokkene gezonden met het verzoek daarop binnen twee weken te reageren. Dat bespreekverslag behelst een weergave van de notitie van 6 september 2016 van de toetsers en vermeldt dat de door betrokkene toegevoegde stukken betroffen:

• Bespreekverslag met RVT geantedateerd naar 10 mei 2016 betreft goedkeuring

verslagen

• Bespreekverslag 24-11-2015 n.a.v. management letter interim. Fraude onderwerp

opgevoerd en risico foute tarieven.

• Checklist afronding jaarrekening geantedateerd naar 28-4-2016. Opmerkingen toetser

gerepareerd over tekortkomingen grondslagen.

• Bespreekverslag concept jaarrekening met bestuur geantedateerd naar 2-5-2016

• Checklist voor IT waarin verwezen wordt naar 2014, gedateerd 24-8-2016. Na

afronding opdracht

• Onderbouwing analyse fiscaliteit.

2.10     Betrokkene heeft bij brief van 18 november 2016 op het concepttoetsingsverslag gereageerd. Daarin staat onder meer:

“ Zoals al gemeld in mijn mail van 26 augustus is door mij oprecht excuses aangeboden voor de ontstane situatie. De geestelijke druk van een lopend fraude onderzoek in combinatie met een kantoortoetsing heeft geleid tot de neiging om alsnog gevoerd overleg op papier te vast te leggen.

Naar aanleiding van de eerste toetsing dag werd door Dhr. [Y] geconstateerd dat enkele

gespreksverslagen niet in het dossier waren ingevoerd. Dit betrof formeel gevoerde gesprekken met de Bestuurder en de RVT van de Zorginstelling. Onder de aanwezige druk heeft Dhr. [Y] deze gespreksnotities alsnog toegevoegd. Dit heeft hij niet vooraf gemeld aan de betrokken toetser. Wij willen opmerken dat genoemde opmerking geld voor 3 documenten. In de in het verslag opgenomen opstelling wordt gesproken over 6 stukken. Onder andere de genoemde checklist IT (gedateerd 24-8-2016) en de onderbouwing analyse fiscaliteit horen naar onze mening niet thuis in deze opsomming van toegevoegde stukken.

De genoemde (te late) toevoeging in het dossier was reden om in overleg met de compliance officer de formele sluitingsvereisten voor een dossier te herijken en aan alle teamleden kenbaar te maken.

2.11     Bij brief van 6 december 2016 is betrokkene het definitieve toetsingsverslag toegezonden. Daarin is het voorstel voor het eindoordeel “B: voldoet op belangrijke onderdelen niet” gehandhaafd.

2.12     De toetsing heeft geresulteerd in het eindoordeel van 9 februari 2017. Dit eindoordeel houdt in dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene op belangrijke onderdelen in opzet of werking niet voldeed aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep en aangepast diende te worden.

2.13     Betrokkene heeft naar aanleiding daarvan bij brief van 16 maart 2017, in samenwerking met Auxilium,  een verbeterplan ingediend. Dat verbeterplan is bij brief van 26 april 2017 door de Raad goedgekeurd. Per 1 oktober 2017 heeft accountantskantoor [D] [BV1] van betrokkene overgenomen,

2.14     Bij brief van 17 november 2017 heeft het bestuur van de Nba betrokkene laten weten onderhavige klacht in te dienen in verband met het antedateren van stukken en het toevoegen daarvan aan het getoetste dossier.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ten grondslag aan de klacht ligt, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, het verwijt dat betrokkene de toetsing in ernstige mate heeft gefrustreerd en door het toevoegen van tenminste drie (geantedateerde) documenten aan het toetsingsdossier [C] de uitkomst daarvan heeft willen beïnvloeden.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaatshad ná 4 januari 2014, worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       Betrokkene heeft erkend dat hij na afloop van de eerste toetsingsdag op 23 augustus 2016 twee, geantedateerde bespreekverslagen heeft opgesteld en een eerder opgemaakte en gedateerde checklist afronding jaarrekening heeft aangepast en deze documenten toen heeft toegevoegd aan het toetsingsdossier [C]. Hij heeft onbetwist gelaten dat hij de toetsers over deze toevoeging niet heeft geïnformeerd. Betrokkene heeft toegelicht gehandeld te hebben onder druk van de bedreiging van het voortbestaan van zijn kantoor door mogelijke aftoetsing en het lopende strafrechtelijk onderzoek. Nadat de toetsers hem met de toevoeging confronteerden heeft hij excuses gemaakt, zijn relatie met Auxilium geïntensiveerd en zijn kantoor verkocht, zo heeft hij verder betoogd.

4.5       Het hiervoor omschreven gedrag van betrokkene moet worden aangemerkt als oneerlijk en onoprecht optreden in zijn beroepsmatige betrekkingen. Daarmee heeft betrokkene ook willens en wetens het accountantsberoep in diskrediet gebracht.

Het handelen van betrokkene moet worden gekwalificeerd als strijdig met de fundamentele beginselen van  “integriteit” en “professionaliteit”  als bedoeld in de artikelen 6 en 4 van de VGBA. De klacht is dan ook gegrond.

4.6       Nu de klacht gegrond moet worden verklaard, kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij de beslissing daaromtrent houdt zij rekening met de aard en de ernst van het verzuim van de betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van drie maanden passend en geboden. Aldus wordt in aanmerking genomen dat betrokkene met zijn handelwijze het onderzoek van klaagster in verband met haar toezichthoudende taak op de beroepsuitoefening van accountants heeft gefrustreerd althans de uitkomst daarvan door manipulaties in het controledossier ten voordele van zich zelf heeft willen beïnvloeden, welk gedrag een accountant onwaardig is. Daardoor heeft betrokkene in strijd gehandeld met twee fundamentele beginselen. Anderzijds is meegewogen dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld en dat ervan uitgegaan moet worden dat betrokkene de werkzaamheden, welke door hem achteraf en geantedateerd in zijn controledossier gerelateerd werden, op zich wel had verricht.

4.7        Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht gegrond;

·       legt ter zake aan betrokkene op de maatregel als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder d. Wtra, te weten die van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registe rs voor de duur van drie maanden, welke maatregel ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

·       verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel  in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. C. de Haan en mr. M. Aksu (rechterlijke leden) en Th. A. Verkade RA en E.M. van der Velden AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2018.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.