ECLI:NL:TACAKN:2016:109 Accountantskamer Zwolle 16/1377 en 16/1378 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2016:109
Datum uitspraak: 18-11-2016
Datum publicatie: 18-11-2016
Zaaknummer(s): 16/1377 en 16/1378 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht gegrond met doorhaling
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Kantoortoetsing. De jonge accountant, die het kantoor voortzet, krijgt nog een kans het stelsel van kwaliteitsbeheersing verder aan de normen aan te passen. Berisping. De oudere accountant, die zich inmiddels zelf uit het register heeft laten uitschrijven, wordt een (definitieve) doorhaling voor de duur van 1 jaar opgelegd.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaken met de nummers 16/1377 en 16/1378 Wtra AK van 18 november 2016 van

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

gevestigd te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

gemachtigde: mr. M.A.M. Verduijn,

t e g e n

(1) Y1,

accountant-administratieconsulent,

(2) Y2,

voorheen accountant-administratieconsulent,

beiden kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E N.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        de op 27 mei 2016 ingekomen klaagschriften van 26 mei 2016 met bijlagen;

-        de op 27 juni 2016 ingekomen in één geschrift vervatte verweerschriften van 23 juni 2016.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 16 september 2016 waar zijn verschenen namens klaagster: mr. M.A.M. Verduijn, advocaat te ’s-Gravenhage, en G.J.A.H. van der Wielen AA, adviseur van klaagsters Raad voor Toezicht ( hierna: de Raad), en betrokkenen in persoon.

1.3       Klaagster en betrokkenen hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (klaagster heeft dit mede gedaan aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene (1) is sedert [datum] als accountant-administratieconsulent ingeschreven in het ledenregister. Betrokkene (2) was van [datum] tot en met [datum] als accountant-administratieconsulent ingeschreven in het ledenregister. Ten tijde van de toetsing en hertoetsing waren betrokkenen als openbaar accountant werkzaam in de accountantspraktijk ‘[A]’, waarvan zij beiden maat waren.

2.2       De accountantspraktijk van betrokkenen is op 12 november 2013 onderworpen aan een periodieke preventieve toetsing op grond van de destijds geldende Verordening op de kwaliteitstoetsing. Deze toetsing heeft geresulteerd in het eindoordeel van 29 januari 2014 dat tot stand is gebracht met inachtneming van en op grond van de thans geldende Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen (hierna: VoKwb). Dit eindoordeel hield in dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkenen niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen en aangepast diende te worden. Betrokkene (1) heeft naar aanleiding daarvan per e-mail van 7 juli 2014 een (derde versie van een) verbeterplan ingediend. Dat verbeterplan is bij brief van 27 augustus 2014 door de Raad goedgekeurd.

2.3       De accountantspraktijk van betrokkenen is bij brief van 23 januari 2015 aangewezen voor een hertoetsing in 2015 op grondslag van de VoKwb. De Raad heeft betrokkenen bij brief van 8 april 2015 geïnformeerd over de datum van de hertoetsing.

2.4       Op 17 juni 2015 heeft de hertoetsing plaatsgevonden en wel op basis van de dossiers van vier samenstellingsopdrachten, waarvan twee onder de verantwoordelijkheid van betrokkene (1) en twee onder de verantwoordelijkheid van betrokkene (2) vielen. Het conceptverslag van de hertoetsing is bij brief van 1 juli 2015 aan betrokkenen gezonden. Betrokkenen hebben hierop gereageerd bij e-mail van 14 juli 2015 en op 17 juli 2015 is het definitieve toetsingsverslag aan betrokkenen gezonden.

2.5       Bij brief van 26 augustus 2015 heeft de Raad het eindoordeel van de hertoetsing aan betrokkenen toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkenen in opzet en werking niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep (Wab). De Raad heeft betrokkenen in die brief tevens meegedeeld klaagster te zullen adviseren zijn bevindingen in de vorm van een klacht aan de tuchtrechter voor te leggen. 

2.6       Klaagster heeft daarop besloten de onderhavige tuchtklachten tegen betrokkenen in te dienen. Hierover zijn betrokkenen bij brieven van 4 december 2015 geïnformeerd.

3.         De klacht

3.1       De klacht houdt in - zoals de Accountantskamer deze begrijpt in het licht van de tekst van artikel 3 VoKwb zoals deze luidde ten tijde van de hertoetsing van 17 juni 2015 (hierna: VoKwb (oud)) - het verwijt dat betrokkenen in strijd met artikel 3 VoKwb (oud) er niet voor hebben zorg gedragen dat de accountantspraktijk, waarbij zij werkzaam zijn, ten tijde van de hertoetsing beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat was afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten en waarmee voldaan werd aan het bepaalde bij en krachtens de Wab, nu betrokkenen wat betreft de 4 getoetste dossiers onder meer hebben gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen ‘professionaliteit’ en ‘vakbekwaamheid en zorgvuldigheid’ zoals neergelegd in artikel 2 van de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

3.2       Aan deze klacht is ten grondslag gelegd dat de toetsers tijdens de hertoetsing van 17 juni 2015 in de vier onderzochte samenstellingsdossiers tekortkomingen hebben geconstateerd in a) de aanvaarding en continuering, b) de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden en c) de afwerking en rapportering.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wab is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit heeft plaatsgehad na 4 januari 2014, worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (hierna: VGBA). Voorts dient dit handelen en/of nalaten te worden getoetst aan voormelde VoKwb (oud).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

 4.4      In artikel 3 VoKwb (oud) is bepaald dat de accountant ervoor zorgt dat de accountantspraktijk of accountantsafdeling waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wab. Gelet op deze bepaling kan naar het oordeel van de Accountantskamer van betrokkenen worden verlangd dat deze steeds zorgen voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing.

4.5       In het onder 2.4 vermelde definitieve toetsingsverslag hebben de toetsers geconstateerd dat betrokkene (2) niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen in het kader van de permanente educatie. Ter onderbouwing van onderhavige klachten heeft klaagster dit niet aangevoerd. Deze bevinding zal door de Accountantskamer verder onbesproken worden gelaten. Ter zitting is namens klaagster één van de bevindingen van de toetsers ‑ naar aanleiding van hetgeen betrokkenen in hun verweerschrift dienaangaande hebben gesteld ‑ niet langer aangemerkt als tekortkoming in de zin van het bij 3.1 vermelde klachtonderdeel. Het gaat daarbij om hetgeen in de klaagschriften staat vermeld in paragraaf 4.36 aangaande de waarneming; deze bevinding zal door de Accountantskamer verder eveneens onbesproken worden gelaten.

4.6       De onderdelen van de klacht als vermeld onder 3.2 zijn in het klaagschrift toegelicht met de constateringen van de volgende tekortkomingen door de toetsers bij gelegenheid van de hertoetsing van de praktijk van betrokkenen op 17 juni 2015, welke tekortkomingen evenzovele overtredingen opleveren van onder meer het in de NVCOS 4410 bepaalde.

‑ inzake a) de aanvaarding en continuering ‑

Ten aanzien van samenstellingsopdracht 02 hebben de toetsers geconstateerd dat de opdrachtvoorwaarden niet vastliggen in een schriftelijke opdrachtbevestiging. Ten aanzien van de samenstellingsopdrachten 01, 03 en 04 hebben zij geconstateerd dat deze zeer gedateerd zijn en respectievelijk stammen uit 2007, 2004 en 2004, terwijl bij de eerste toetsing in 2013 expliciet was aanbevolen deze opdrachtbevestigingen te vernieuwen. De overeenstemming over de voorwaarden van opdracht blijken volgens de toetsers niet op andere wijze en in voldoende mate uit de dossiers.

Verder hebben de toetsers geconstateerd dat er geen jaarlijkse herbeoordeling plaatsvindt voor wat betreft de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), terwijl vastlegging van de werkzaamheden in het kader van de Wwft plaatsvindt door middel van een checklist die wordt afgetekend zonder datumvermelding.

- inzake b) de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden ‑

Ten aanzien van de samenstellingsopdrachten 02, 03 en 04 hebben de toetsers geconstateerd dat de onderbouwing in het dossier van diverse materiële posten in de jaarrekening onvoldoende is. Tevens hebben zij voor de samenstellingsopdrachten 03 en 04 geconstateerd dat in de gebruikte werkprogramma’s de dossierverwijzingen ontbreken. Voor alle vier de samenstellingsopdrachten hebben de toetsers geconstateerd dat er een te beperkte vastlegging van de bedrijfsverkenning plaatsvindt. Ten aanzien van de samenstellingsopdrachten 02, 03 en 04 hebben de toetsers geconstateerd dat de toelichting op de financiële informatie ontbreekt of tekortschiet. Zo ontbreken in de samenstellingsopdracht 02 een toelichting op de geconsolideerde balans en de geconsolideerde resultatenrekening en schiet de toelichting op de enkelvoudige jaarrekening tekort.

Ook hebben de toetsers in samenstellingsopdracht 02 geconstateerd dat de grondslagen van de waardering die zijn opgenomen in het onderdeel ‘geconsolideerde jaarrekening’, betrekking lijken te hebben op de enkelvoudige jaarrekening. Bovendien ontbreekt de vermelding van het gekozen stelsel.

Inzake de samenstellingsopdrachten 03 en 04 hebben de toetsers geconstateerd dat de verwijzing naar Titel 9 van Boek 2 BW ontbreekt in de waarderingsgrondslagen.

Bovendien hebben zij geconstateerd dat de jaarrekening van de moedermaatschappij op commerciële grondslagen is uitgebracht, terwijl het pensioen in eigen beheer is gewaardeerd op fiscale grondslagen.

‑ inzake c) de afwerking en rapportering ‑

Volgens de toetsers zijn in de rapportages de nodige onvolkomenheden aanwezig. In alle vier de dossiers van de samenstellingsopdrachten is geen gedateerde bevestiging van de leiding van de betreffende entiteit aanwezig. Tevens ontbreekt op alle vier de afgegeven samenstellingsverklaringen het adres van de accountant. Tenslotte hebben de toetsers vastgesteld dat op de jaarrekening van de samenstellingsopdrachten 02, 03 en 04 de mededeling waarom geen accountantsverklaring is opgenomen, ontbreekt.

4.7       Betrokkene (1) heeft ter zitting ten aanzien van de hiervoor bij 4.6 weergegeven bevindingen verklaard dat in het verleden bij de uitoefening van de accountantspraktijk bepaalde werkzaamheden niet overeenkomstig de regels zijn uitgevoerd en dat er al zoveel als mogelijk actie is ondernomen en verbeteringen zijn doorgevoerd.

4.8       Ter zitting heeft betrokkene (2) verklaard dat hij geen materieel verweer heeft gevoerd tegen de klacht en dit ook niet wenst te doen. Betrokkene (2) is inmiddels uitgeschreven en heeft verklaard niet meer als accountant te willen werken en dat hij zich nagenoeg heeft teruggetrokken uit de accountantspraktijk.

4.9       Op grond van het voorgaande is de Accountantskamer van oordeel dat aannemelijk is geworden dat betrokkenen hebben gehandeld in strijd met de betreffende voorschriften uit onder meer de NVCOS 4410. Zij hebben daarmee het fundamentele beginsel van ‘vakbekwaamheid en zorgvuldigheid’ als bedoeld in artikel 2 van de VGBA niet in acht genomen. Gezien de aard en de omvang van de vastgestelde tekortkomingen, waarvoor betrokkenen verantwoordelijk zijn, moet worden geoordeeld dat de accountantspraktijk van betrokkenen ten tijde van de hertoetsing van 17 juni 2015 niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing als bedoeld in artikel 3 VoKwb (oud). Van omstandig-heden die meebrengen dat betrokkenen hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, is niet gebleken. De klacht onder 3.1 en 3.2 is daarom in zoverre gegrond te achten.

4.10     Nu de klachten gegrond moeten worden verklaard, kan de Accountantskamer op grond van artikel 2 Wtra een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. In dat kader houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van het verzuim van betrokkenen en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. De Accountantskamer overweegt daartoe als volgt.

4.11     Wat betreft betrokkene (1) zouden de onder 4.6 geconstateerde tekortkomingen de maatregel van (tijdelijke) doorhaling in het accountantsregister hebben kunnen rechtvaardigen. Betrokkene (1) heeft ter zitting echter toegezegd de hulp in te zullen roepen van een extern deskundige om het stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn praktijk op orde te brengen. Ook kan uit het definitieve verslag van de hertoetsing worden afgeleid, dat een aantal bij de eerste toetsing van 12 november 2013 geconstateerde tekortkomingen ten tijde van de hertoetsing door betrokkene (1) waren verholpen. Tevens heeft betrokkene (1) verklaard dat hij nog meer oog zal hebben voor de vaktechnische inhoud van zijn werk. Tenslotte is meegewogen dat aan betrokkene (1) niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en dat hij, zoals klaagster zelf ook heeft kenbaar gemaakt, als betrekkelijk jonge accountant nog een kans verdient zijn accountantspraktijk op te bouwen. Klaagster heeft daarbij toegezegd door middel van een vervroegde toetsing de vinger aan de pols te houden. Een en ander overziende acht de Accountantskamer in deze klachtzaak het passend en geboden af te zien van een maatregel van (tijdelijke) doorhaling in het accountantsregister en te volstaan met de maatregel van berisping.

4.12     Wat betreft betrokkene (2) rechtvaardigen de onder 4.6 geconstateerde tekortkomingen de maatregel van doorhaling in het accountantsregister. Betrokkene (2) heeft, naar het oordeel van de Accountantskamer, geen inzicht getoond in de beroepsmatige tekortkomingen van zijn eigen handelen en niet inhoudelijk gereageerd op de geconstateerde tekortkomingen. Tevens is niet gebleken dat betrokkene (2) aan de verbeteringen naar aanleiding van de eerste toetsing heeft meegewerkt. Betrokkene (2) heeft ter zitting voorts verklaard niet te willen terugkeren als accountant en niet meer als beleidsbepaler in een accountantspraktijk te zullen gaan werken. Anderzijds is meegewogen dat aan betrokkene (2) niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Een en ander overziend acht de Accountantskamer het in deze klachtzaak passend en geboden de maatregel van doorhaling in het accountantsregister te bevelen. De Accountantskamer bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene (2) niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven op één jaar.

4.13      Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart de klachten onder 3.1 en 3.2 gegrond in voege als hiervoor omschreven en voor het overige ongegrond;

·       legt ter zake aan betrokkene (1) op de maatregel van berisping ;

·       legt ter zake aan betrokkene (2) op de maatregel van als bedoeld in artikel 2, onder e. Wtra, te weten die van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registe rs, welke maatregel ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

·       bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene (2) niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven op één jaar;

·       verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. H. de Hek en mr. C.H. de Haan (rechterlijke leden) en P. Mansvelder RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. H.J. Haanstra, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 18 november 2016.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.