ECLI:NL:TACAKN:2015:21 Accountantskamer Zwolle 14/1662 Wtra PE

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:21
Datum uitspraak: 06-02-2015
Datum publicatie: 06-02-2015
Zaaknummer(s): 14/1662 Wtra PE
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie: PE-zaak. Recidive. Tekort 59 PE-punten. Berisping + geldboete € 2.950,=.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/1662 Wtra PE van 6 februari 2015 van

De NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE van ACCOUNTANTS (Nba) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsman: mr. A. Sukkel,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende te [woonplaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1            De Accountantskamer heeft kennis genomen van:

-  het op 11 juli 2014 ingekomen klaagschrift van 10 juli 2014, met bijlagen;

-  het op 20 oktober 2014 ingekomen verweerschrift  gedateerd 17 november 2014.

1.2       De Accountantskamer heeft tevens kennis genomen van haar beslissing van 29 augustus 2011 waarbij aan betrokkene is opgelegd een waarschuwing omdat hem een tuchtrechtelijk verwijt trof aangaande het niet registreren van PE-punten en aangaande zijn informatieverplichting aan zijn beroepsorganisatie in de driejaarscyclus 2007-2009.

1.3       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 7 november 2014 waar is verschenen namens klaagster haar raadsman/gemachtigde, mr. A. Sukkel. Betrokkene is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, het volgende vast komen te staan.

2.1       Betrokkene is sinds 20 augustus 2003 ingeschreven in het accountantsregister van het NIVRA en met toepassing van artikel 72 van de Wet op het accountantsberoep thans in het accountantsregister van de Nba. Betrokkene wordt aangemerkt als accountant in business. Betrokkene heeft geen verklaring verrichte activiteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid van de sinds 1 januari 2010 (tot 1 juni 2013) geldende Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: NVPE) ingediend. Voor de jaren 2010, 2011, 2012 heeft hij geen verzoek ingediend tot gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting om activiteiten op het gebied van permanente educatie (de PE-activiteiten) te verrichten als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de NVPE.

2.2       Bij brief van 2 mei 2013  is betrokkene geïnformeerd dat nog niet aan de minimum PE-verplichting over 2012 en/of de minimumverplichting over de driejaarscyclus 2010-2012 was voldaan dan wel nog niet voldoende PE-activiteiten waren geregistreerd.  Daarbij is betrokkene een termijn van drie maanden gesteld om alsnog aan die verplichtingen te voldoen. Deze termijn eindigde op 3 augustus 2013.

2.3       Bij brief van 3 september 2013 heeft klaagster betrokkene meegedeeld dat hij ook na ommekomst van de gestelde termijn van drie maanden, niet aan zijn PE-(registratie)verplichtingen heeft voldaan, waarbij betrokkene erop is gewezen dat het aanhangig maken van een tuchtklacht is aangewezen. Betrokkene is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Tevens is betrokkene verzocht het bij de brief meegezonden antwoordformulier te controleren en te retourneren op uiterlijk 25 september 2013, ook als de gegevens correct waren. Betrokkene heeft daarop nadat deze brief hem ook is gemaild, per e-mail van 16 juni 2014 gereageerd.

3. De klacht

3.1       Klaagster verwijt betrokkene, althans zo begrijpt de Accountantskamer het klaagschrift, dat hij:

i.    minder dan 120 PE-punten heeft behaald in de driejaarscyclus 2010-2012;

ii.   voor zover alsnog mocht blijken dat hij in de driejaarscyclus PE-punten heeft behaald maar niet geregistreerd, niet heeft voldaan aan zijn registratieverplichting.

Hiermee heeft betrokkene volgens klaagster in strijd gehandeld met de voor hem geldende wettelijke bepalingen en gedrags- en beroepsregels.

4. De gronden van de beslissing

4.1       Op grond van artikel 33 Wet op de registeraccountants (oud, hierna: Wet RA),en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Op het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, zijn de sinds 1 januari 2007 vigerende Verordening Gedragscode RA’s (hierna: VGC) en de NVPE, zoals deze sinds 1 januari 2010 luidden, van toepassing.

4.3       Op grond van de stukken van het geding is vast komen te staan dat betrokkene in de driejaarscyclus 2010-2012, 61 PE-punten heeft behaald. Voor zover betrokkene in zijn verweerschrift naar voren heeft gebracht dat hij na 2012 met het volgen van aanvullende cursussen extra PE-punten heeft behaald is registratie daarvan voor de cyclus 2010-2012 niet meer mogelijk en gaat klaagster ervan uit dat deze worden geregistreerd ten behoeve van de cyclus 2013-2014. Betrokkene heeft dus 59 PE-punten te weinig behaald. Hij heeft aldus niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 VGC juncto artikel 3, tweede lid NVPE, om minimaal 120 punten per driejaarscyclus te behalen en daarmee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als neergelegd in de artikelen A-130.1 en volgende van de VGC. Onderdeel i. van de klacht is daarom gegrond.

4.4       Nu niet gebleken is dat betrokkene voor de periode 2010-2012 PE-punten heeft behaald, die hij niet geregistreerd heeft, behoeft klachtonderdeel ii. geen behandeling.

4.5       Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks  in strijd met het bepaalde krachtens de Wet RA.

4.6       Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid. Betrokkene heeft aan dit vereiste niet voldaan en heeft over de driejaarscyclus 2010-2012 niet het minimum aantal van 120 PE-punten, namelijk slechts 61 PE-punten, behaald. Redenen om betrokkene dit verzuim niet aan te rekenen, zijn gesteld noch gebleken.

4.7       Een en ander zou normaliter oplegging van de maatregelen van waarschuwing en een geldboete rechtvaardigen. De Accountantskamer houdt er echter tevens rekening mee dat betrokkene bij beslissing van 29 augustus 2011 de tuchtrechtelijke maatregel van waarschuwing is opgelegd vanwege tekortkomingen in de PE-verplichting over de driejaarscyclus 2007-2009. Mede gelet daarop is oplegging van de maatregelen berisping en geldboete gerechtvaardigd.

4.8       Bij de beslissing tot het mede opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer mede rekening gehouden met de omstandigheid dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, deswege studiekosten - het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen - hebben moeten maken en dat zulks ten onrechte niet bij betrokkene het geval is. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van zijn bedoelde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op

€ 50,00 per PE-punt. Als gevolg van het tekort van 59 PE-punten is een geldboete van

€ 2950,- gerechtvaardigd. Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra kan beslissen dat betrokkene de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.9       Op grond van al het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·       legt ter zake aan betrokkene op:

-    een berisping

en

-        een geldboete van € 2.950,00 (twee duizend negenhonderdvijftig euro), welke boete binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer NL70RBOS 056.99.92.400  ten name van het Ministerie van Financiën te ‘s-Gravenhage onder vermelding van het zaaknummer 14/1662 Wtra PE.

·     verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. J.W. Frieling (rechterlijk lid) en A.M.H. Homminga AA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen/kan klaagster danwel betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.