ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0240 Accountantskamer Zwolle 11/1986 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0240
Datum uitspraak: 05-03-2012
Datum publicatie: 06-03-2012
Zaaknummer(s): 11/1986 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Ongegronde declaratieklacht. Echter meerwerkafspraken onvoldoende gedocumenteerd.  Specificaties declaratie tijdig verschaft. Samenstelling jaarrekening terecht niet afgemaakt nu client, ondanks verzoek daartoe onvoldoende salarisgegevens verschafte.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 5 maart 2012 in de zaak met nummer 11/1986 Wtra AK van

BV X ,

gevestigd te [plaats],

K L A A G S T E R ,

raadsvrouwe: mw. mr. B. Anik,

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsvrouwe: mw. mr. F.C.M. van der Velden.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het klaagschrift met bijlagen, ingekomen op 20 september 2011,

-         de faxberichten van 9 en 16 november 2011 van de raadsvrouwe van klaagster,

-         het verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 21 december 2011,

-         het faxbericht van 31 januari 2012 van de raadsvrouwe van klaagster, met een nadere (onderbouwing van de) klacht,

-         het faxbericht van 8 februari 2012 van de raadsvrouwe van klaagster, met een productie.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 10 februari 2012, waar zijn verschenen: namens klaagster haar directeur A met zijn raadsvrouwe mr. B. Anik, advocaat te Bussum, en betrokkene met zijn raadsvrouwe mr. F.C.M. van der Velden, advocaat te Amsterdam.

1.3 Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten (betrokkene aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Klaagster liet sinds 2006 haar fiscale werkzaamheden verrichten door het kantoor NV1 accountants-belastingadviseurs-organisatie-adviseurs (hierna: NV1). Eind 2008 heeft zij aan betrokkene, die als openbaar accountant is verbonden aan NV1, opdracht gegeven om de jaarrekeningen 2006, 2007 en 2008 samen te stellen. De opdracht tot het samenstellen van de jaarrekeningen 2006 en 2007 is bij brief van 2 december 2008 schriftelijk bevestigd door mr. B, belastingadviseur. Volgens de opdrachtbevestiging bedraagt het honorarium voor deze werkzaamheden maximaal € 25.000,=. De opdracht tot het samenstellen van de jaarrekening 2008 is schriftelijk bevestigd op 18 september 2009, eveneens door mr. B. Volgens de opdrachtbevestiging bedraagt het honorarium voor deze werkzaamheden maximaal € 12.000,=.

2.2 Bij declaratie van 24 juli 2009 heeft NV1 bij klaagster onder meer in rekening gebracht het samenstellen van de jaarrekeningen 2006 en 2007 (voor een bedrag van         € 13.580,=) en het "uitzoeken r/c directie" (voor een bedrag van € 7.095,=). Later is hiervan aan klaagster € 6.188,= gecrediteerd.

2.3 Betrokkene heeft een concept-jaarrekening 2008 opgeleverd met datum 23 september 2009, waarin is vermeld:

"Aangezien de samenstellingswerkzaamheden met betrekking tot de jaarrekening nog niet zijn voltooid wordt nog geen samenstellingsverklaring verstrekt. Tevens merken wij op dat op deze concept-jaarrekening geen accountantscontrole is toegepast. Met betrekking tot onze werkzaamheden merken wij op dat wij tot op heden de salarisadministratie niet tot onze beschikking hadden vanwege automatiseringsproblemen bij de cliënt. Dit heeft ertoe geleid dat wij onze werkzaamheden hebben moeten baseren op andere, wel aanwezige gegevens, bijvoorbeeld de aangiften loonheffing. Dit kan ertoe leiden dat de gepresenteerde salarisgerelateerde posten uit de balans en winst- en verliesrekening onjuist zijn".

2.4 NV1 voerde de financiële administratie van klaagster. Klaagster voerde zelf de salarisadministratie. Klaagster heeft de opdracht aan NV1 per 7 december 2009 beëindigd.

2.5 Tussen NV1 en klaagster loopt een procedure bij de rechtbank Utrecht, waarin NV1 in conventie betaling van openstaande declaraties vordert.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a) Betrokkene heeft zijn werkzaamheden voor wat betreft de jaarrekening 2008 niet afgemaakt;

b) De door NV1 ingediende declaraties vinden geen basis in de opdrachtbevestiging en staan in geen verhouding tot de omvang van het bedrijf van klaagster;

c) Het meerwerk is niet met klaagster overlegd;

d) Er zijn geen specificaties van de declaraties verstrekt.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RA is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 De Accountantskamer stelt voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 Ten aanzien van het klachtonderdeel onder a) overweegt de Accountantskamer als volgt. Feitelijk is het juist dat betrokkene de samenstelling van de jaarrekening 2008 niet heeft afgerond. Het is immers niet verder gekomen dan een concept-jaarrekening. De reden daarvoor was, volgens betrokkene, dat de door klaagster gevoerde salarisadministratie onvoldoende overzichtelijk was en niet aansloot bij de door NV1 gevoerde financiële administratie. Betrokkene heeft, zoals hiervoor onder 2.3 is weergegeven, in de concept-jaarrekening ook opgemerkt dat hij niet over de salarisadministratie beschikte en daarom de samenstellingswerkzaamheden niet kon afronden. Dat deze informatie ooit is aangeleverd, is gesteld noch gebleken. Bij die stand van zaken heeft betrokkene in het licht van de tuchtrechtelijke voorschriften juist gehandeld door geen definitieve jaarrekening op te maken. Daartoe ontbrak immers informatie van materieel belang. Terzijde merkt de Accountantskamer op dat in het licht van onderdeel 14 van Standaard 4410 van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NVCOS 4410) de vraag gesteld kan worden of onder de gegeven omstandigheden een concept-jaarrekening kan worden uitgebracht waarin in plaats van de voorgeschreven samenstellingsverklaring een eigen tekst is opgenomen, maar nu deze vraag niet als klacht is voorgelegd, zal de Accountantskamer deze niet beantwoorden. De Accountantskamer overweegt voorts dat niet is gebleken dat betrokkene de ontbrekende informatie schriftelijk bij klaagster heeft opgevraagd, terwijl dat gelet op het belang van die informatie wel op zijn weg had gelegen. Nu het op grond van de hiervoor en onder 2.3 weergegeven opmerking in de concept-jaarrekening voldoende aannemelijk is dat betrokkene in het overleg met klaagster na september 2009, waarin klaagster aandrong op het afmaken van de jaarrekening, op zijn beurt heeft aangedrongen op het aanleveren van de salarisadministratie, levert het ontbreken van een schriftelijk verzoek echter geen relevant tuchtrechtelijk verwijt op.

Klachtonderdeel a) zal derhalve worden verworpen.

4.4 Het klachtonderdeel onder b) betreft naar de kern genomen de hoogte van de door NV1 ingediende declaraties. In dit verband stelt de Accountantskamer voorop dat betrokkene alleen verantwoordelijk kan worden gehouden voor declaraties die hij zelf heeft uitgebracht of voor zover de declaraties op zijn eigen werkzaamheden zien. Dit betreft dan alleen de declaratie van 24 juli 2009, want dat is de enige declaratie waarop werkzaamheden van betrokkene in rekening zijn gebracht. Ten aanzien van alle overige declaraties is dat niet het geval. Overigens geldt dat ten aanzien van die andere declaraties ook de in artikel 22 lid 1 Wet tuchtrechtspraak accountants bedoelde klachttermijn van drie jaar is overschreden, nu deze allemaal van vóór 20 september 2008 dateren.

4.5 Over de hoogte van een declaratie kan in het kader van een tuchtrechtelijke procedure alleen met succes worden geklaagd, indien betrokkene bij het opstellen en indienen van de declaratie zodanig in strijd met de van hem te verlangen zorgvuldigheid heeft gehandeld dat daardoor aan de orde is een schending van het bij de Wet RA bepaalde (zoals een handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep, een en ander als bedoeld in artikel 33 Wet RA) of van het krachtens die wet bepaalde (zoals de VGC). Het behoort daarmee niet tot de taak van de Accountantskamer om een (bindende) uitspraak te doen over de hoogte van de declaratie. Deze taak en de bevoegdheid daartoe is voorbehouden aan de Raad voor Geschillen van het NIVRA en de burgerlijke rechter.

4.6 Tegen die achtergrond heeft klaagster niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene bij het opstellen en indienen van de declaratie van 24 juli 2009 in strijd heeft gehandeld met de hiervoor gegeven maatstaf. Het gegeven dat klaagster van oordeel is dat de door betrokkene in die factuur in rekening gebrachte bedragen relatief (te) hoog zijn, is immers op zichzelf van onvoldoende gewicht om het declaratiegedrag van betrokkene in strijd te achten met het belang van een goede beroepsuitoefening als voormeld. Daar komt bij dat de declaratie voor de samenstellingswerkzaamheden niet hoger uitkomt dan het vooraf met klaagster afgesproken maximale bedrag. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen dienaangaande door betrokkene is de Accountantskamer dan ook niet gebleken.

Klachtonderdeel b) zal derhalve worden verworpen.

4.7 Ten aanzien van het klachtonderdeel onder c) overweegt de Accountantskamer als volgt. Het hier bedoelde meerwerk betreft het uitzoeken van de rekening-courant verhouding met de directie. Vast staat dat betrokkene in mei 2009 met klaagster heeft besproken dat inzicht in die rekening-courant verhouding moest worden gegeven en dat klaagster daags daarna stukken aan betrokkene heeft gezonden. Voor deze uitzoekwerkzaamheden is in de factuur van 24 juli 2009 een bedrag van € 7.095,= in rekening gebracht (zie onder 2.2). Daaruit leidt de Accountantskamer af dat betrokkene deze werkzaamheden beschouwde als meerwerk. In het andere geval zouden ze immers begrepen zijn geweest in de samenstellingsopdracht, waarvoor een prijsafspraak was gemaakt, en zouden ze niet apart zijn gefactureerd. Dat (een opdracht tot) dit meerwerk schriftelijk is vastgelegd, is in deze procedure echter niet gebleken. Klaagster bestrijdt dat zij opdracht tot meerwerk heeft gegeven; volgens haar betrof het uitzoeken van de rekening-courant verhouding een onderdeel van de reeds opgedragen samenstellings-werkzaamheden. Nu een schriftelijke vastlegging van de (al dan niet) gemaakte afspraken ontbreekt, noch anderszins is gebleken dat betrokkene afdoende in het dossier heeft vastgelegd dat tussen klaagster en betrokkene overeenstemming bestond over de voorwaarden waaronder betrokkenen het meerwerk zou verrichten, moet dit tot het oordeel leiden dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met de van hem te verlangen zorgvuldigheid. Betrokkene had moeten zorgen voor heldere afspraken met klaagster over de door hem als meerwerk beschouwde werkzaamheden en hij had die afspraken deugdelijk moeten vastleggen. Betrokkene treft een tuchtrechtelijk verwijt van het nalaten daarvan. Het klachtonderdeel c) is dus gegrond.

4.8 Het klachtonderdeel onder d) is ongegrond. Klaagster heeft niet weersproken dat zij de specificaties pas in een zeer laat stadium heeft opgevraagd en zij heeft ter zitting erkend dat zij ze inmiddels heeft ontvangen.

4.9 Voor zover (de raadsvrouwe van) klaagster ter zitting nog heeft gesteld dat de door betrokkene opgemaakte concept-jaarrekening 2008 fouten bevat, moet dit buiten beschouwing worden gelaten. In de tekst van het klaagschrift en de brief van 31 januari 2012 is een dergelijke klacht niet te vinden. Het enkel bijvoegen van een bijlage bij het klaagschrift met het opschrift "op- en aanmerkingen concept jaarrekening 2008", zonder daarnaar in het klaagschrift zelfs maar te verwijzen, kan er niet toe leiden dat de inhoud van dat stuk -waarvan overigens niet blijkt wie het heeft opgesteld- onderdeel van de klacht gaat vormen.

4.10 Al het hiervoor overwogene leidt tot de slotsom dat klachtonderdeel c) gegrond is en de overige onderdelen ongegrond zijn. Het gegrond bevonden onderdeel betreft het niet, althans onvoldoende vastleggen van de afspraken met betrekking tot de door betrokkene als meerwerk opgevatte werkzaamheden. De Accountantskamer is van oordeel dat volstaan kan worden met een gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel. Daarbij is in aanmerking genomen dat het voor de (extra) werkzaamheden gedeclareerde bedrag voor een groot deel is gecrediteerd en dat het totaal aan klaagster in rekening gebrachte bedrag voor de samenstellingswerkzaamheden het tevoren met klaagster afgesproken maximum niet overstijgt.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·        verklaart klachtonderdeel c) gegrond;

·        legt aan betrokkene ter zake geen maatregel op;

·        verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. H. de Hek en mr. W.M. de Vries (rechterlijke leden) en drs. R.G. Bosman RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2012.

_________                                                                                        __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster, betrokkenedan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.