ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0120 Accountantskamer Zwolle 10/912 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0120
Datum uitspraak: 06-12-2010
Datum publicatie: 06-12-2010
Zaaknummer(s): 10/912 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met waarschuwing
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Schending van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid doordat betrokkene in aantal gevallen onduidelijkheid heeft doen ontstaan door deze gevallen niet of onvoldoende te documenteren

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 6 december 2010 in de zaak met nummer 10 / 912 Wtra AK van

1.         X,

en de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid

2.         BV1,

en

3.         BV2 ,

beide gevestigd te (plaats) ,

K L A G E R S ,

raadsman: J.G. van ’t Hul AA,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te (plaats),

B E T R O K K E N E ,

raadsvrouw: mr. M.W. Renes.


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 8 juni 2010 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift van 7 juni 2010, met bijlagen;

-         het op 25 augustus 2010 bij de Accountantskamer binnengekomen verweerschrift van 23 augustus 2010, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 27 september 2010, waar aanwezig waren - aan de zijde van klagers - klager sub 1. X in persoon, tevens als vertegenwoordiger van klaagsters sub 2. en sub 3., tot bijstand vergezeld van zijn raadsman/gemachtigde J.G. van ’t Hul AA, accountant-administratieconsulent te Wilnis, en - aan de zijde van betrokkene – Y AA in persoon, tot bijstand vergezeld van zijn raadsman/gemachtigde mr. M.W. Renes, advocaat te Amsterdam, en betrokkenes kantoorwaarnemer A RA.

1.3 Partijen hebben bij op deze zitting hun standpunten toegelicht en doen toelichten (beide aan de hand van aan de Accountantskamer overgelegde pleitnotities) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Klager sub 1. bestuurt door middel van zijn persoonlijke holding, klaagster sub 2., het marketing- en cummunicatieadviesbedrijf in klaagster sub 3.

2.2 Betrokkene is met ingang van het jaar 2005 aan klaagsters sub 2. en sub 3. zijn diensten gaan verlenen, zulks op basis van offertes gedateerd 8 december 2004. De offerte aan klaagster sub 2. (die kennelijk abusievelijk was gericht aan ‘BV3’) hield onder meer in:

Uitgangspunt: deze offerte start met het verzorgen van de administratie, samenstellen van de jaarrekening en aangifte VPB 2004, de loonadministratie start met het boekjaar 2005.

Declaratie voorstel vanaf jaar 2004.

In Euro

Salarisadministratie voor DGA (vanaf 2005)                                    250

Verwerking administratie                                                                  240

Consolidatie voor de VPB                                                                180

Geen uitgebreide jaarrekening

Aangifte VPB                                                                                   320

Deponering KvK                                                                                60

Stelpost, onvoorzien                                                                         200         

                                                                                                                      1.250            

De offerte aan klaagster sub 3 hield in:

Uitgangspunt: deze offerte start met de jaarrekening en aangifte VPB 2004, de loonadministratie start met het boekjaar 2005. De financiële administratie wordt door uzelf verzorgd. Deze financiële administratie wordt door ons beoordeeld en zonodig gecorrigeerd.

Declaratie voorstel vanaf jaar 2004.

In Euro

Salarisadministratie voor gemiddeld 2 personen (start 2005)               700

Salarisadministratie is inc. aan en afmelden personeel UWV

Review administratie, dossier beoordeling en vorming                         580

Eenvoudige jaarrekening                                                                     160

Aangifte VPB, zie Holding                                                                   0

Deponering KvK                                                                                  60

Stelpost, onvoorzien                                                                           250         

                                                                                                                        1.750          

NB voor het verzorgen van een gemiddelde aangifte IB                    360,00

2.3 De offertes bleken de uit te voeren werkzaamheden niet geheel te dekken: klager sub 1. wenste dat de administratie op locatie ten kantore van klagers werd uitgevoerd en dat hij maandelijks de meest relevante bedrijfseconomische gegevens gerapporteerd zou krijgen. Verder dienden met regelmaat specifieke vragen van klager sub 1. te worden beantwoord.

2.4 Hierop heeft betrokkene besloten dat hij zelf de boekhouding op de kantoorlocatie van klagers zou voeren en vervolgens de administratie zou aanpassen naar de wensen van klager sub 1., waarna een boekhouder met de aangepaste administratie kon werken. Hoewel niet uit enige opdrachtbevestiging blijkend, is dit uiteindelijk de omvang van de opdracht geworden.

2.5 Aanvankelijk werd de administratie op het kantoor van klagers gevoerd met behulp van het boekhoudprogramma ‘Exact voor Windows’. Die administratie werd ingericht in samenspraak met klager sub 1. Een personeelslid van betrokkene verrichtte de boekingen in de administratie en betrokkene kwam maandelijks zelf op het kantoor van klagers ter ondersteuning van het boeken, het verzorgen van de loonadministratie en het doornemen van de bijzonderheden.

2.6 Met goedkeuring van klager sub 1. werd medio 2007 overgestapt op het werken met het online boekhoudprogramma van ‘Reeleezee’. Vanaf deze overgang nam betrokkene zelf de boekhouding ter hand, teneinde de boekhouding opnieuw in te richten en vervolgens de werkzaamheden te kunnen uitbesteden aan een ervaren boekhouder.

2.7 Medio maart 2008 heeft mevrouw B (hierna: ‘B) het voeren van de administratie van klagers overgenomen. B werkte als zelfstandig ondernemer en was niet arbeidsrechtelijk of anderszins verbonden aan betrokkene of diens bedrijf; zij was wel op aanraden van betrokkene door klager sub 1. ingehuurd als vaste boekhouder. Nadat B het verzorgen van de financiële administratie had overgenomen, ondersteunde betrokkene haar desgevraagd nog wel maandelijks met het boeken in Reeleezee en bij het doen van de btw-aangifte. De werkzaamheden van B vonden plaats op het kantoor van klagers, terwijl betrokkene de specifieke vragen van B vanuit zijn kantoor beantwoordde.

2.8 Op vermelde wijze kwam grotendeels een einde aan betrokkenes dienstverlening aan klagers. Wel stelde hij nog de jaarrekening 2007 samen en deed hij de aangifte vennootschapsbelasting 2007 voor klaagsters sub 2. en sub 3. De loonadministratie van deze klagers is door het kantoor van betrokkene tot en met het boekjaar 2008 verzorgd.

2.9 In maart 2009 heeft klager sub 1. de opdracht tot het samenstellen van de jaarrekeningen van klaagsters sub 2. en sub 3. ingaande het boekjaar 2008 in handen van een andere accountant gegeven.

3. De klacht

3.1 De klacht behelst een aantal verwijten aan betrokkene inzake diens functioneren bij zijn werkzaamheden voor klagers. De aan die verwijten ten grondslag liggende feiten leveren volgens klagers schendingen op van de fundamentele beginselen van integriteit en van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4, respectievelijk onder a. en c. van de Verordening gedragscode (AA’s) (hierna: VGC).

3.2 De klacht bestond oorspronkelijk uit vier grieven, maar is ter terechtzitting namens klaagsters beperkt tot de volgende drie onderdelen:

-         betrokkene heeft gesteld dat er een vaststellingsovereenkomst bestaat betreffende het afwijken van het gebruikelijke loon van de directeur-grootaandeelhouder (klager sub 1.) van klaagsters sub 2. en sub 3. met de fiscus, maar heeft deze op aanvraag van de opvolgend accountant van klagers niet kunnen produceren;

-         betrokkene is in gebreke gebleven deugdelijk te antwoorden op vragen van de opvolgend accountant van klagers over de aansluiting van de financiële rapportage met de jaarrekening en

-         betrokkene heeft zonder enig overleg met klager sub 1. een agio opgenomen onder het fiscaal vermogen, met als gevolg dat geen aansluiting kon worden gemaakt met het vermogen.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer vast dat het handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, voor zover dit plaatsvond vóór 1 januari 2007, moet worden getoetst aan de destijds geldende Gedrags- en beroepsregels Accountants-Administratieconsulenten (GBAA) en wel in het bijzonder het voor alle accountants geldende hoofdstuk II daarvan en dat, voor zover de klacht betrekking heeft op de periode ná 1 januari 2007, daarop de sindsdien vigerende Verordening gedragscode (RA’s) (hierna: VGC) van toepassing is en wel in het bijzonder het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B daarvan.

4.2 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 Tegenover het eerste klachtonderdeel heeft betrokkene aangevoerd:

-         dat hij de vaststellingsovereenkomst met de fiscus inzake gebruikelijk loon niet in zijn dossier heeft kunnen terugvinden, maar dat het zijn overtuiging is dat hij deze vaststellingsovereenkomst wel heeft aangevraagd;

-         dat terecht mag worden verwacht dat deze overeenkomst wel in zijn dossiers aanwezig was;

-         dat echter de belastingdienst het gebruikelijke loon van klager sub 1 heeft gezien tot en met 2004 en al evenzeer de ongebruikelijk lage lonen van klager sub 1 over de jaren 2005, 2006 en 2007, welke inkomsten alle inmiddels definitief zijn vastgesteld door de belastingdienst;

-         dat, indien geen vaststellingsovereenkomst zou zijn gesloten, het in de lijn der verwachtingen zou liggen dat de belastingdienst in enig jaar (zo niet in alle jaren) bezwaar zou hebben gemaakt tegen de ongebruikelijk lage lonen en

-         dat, nu dit laatste niet is gebeurd, het bestaan van de vaststellingsovereenkomst mag worden verondersteld.

4.4.1 Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel hebben klagers nog aangevoerd dat hun huidige accountant grote moeilijkheden heeft ondervonden bij het aansluiten van de post debiteuren en de post liquide middelen en dat er verder een materieel verschil bleek te bestaan in de rekening-courant verhouding tussen de beheervennootschap (klaagster sub 2.) en de werkmaatschappij (klaagster sub 3.) en nog diverse andere kwesties.

4.4.2 Tegenover het tweede klachtonderdeel heeft betrokkene aangevoerd:

-         dat bij het door hem overnemen van de administratie van klagers nog een aantal uitzoekposten uit het verleden openstond, die begin 2005 reeds met klager sub 1. zijn besproken;

-         dat klager sub 1. in dat gesprek te kennen heeft gegeven dat het een post debiteuren betrof en een post crediteuren die geen schuld/vordering (meer) hadden aan/op klagers;

-         dat zowel de post debiteuren als de post crediteuren een relatief klein bedrag betroffen, welke bedragen ook nog eens grotendeels tegen elkaar wegvielen, zodat de gevolgen voor het balanstotaal gering waren;

-         dat hij in overleg met klager sub 1. heeft besloten prioriteit gegeven aan andere onderwerpen en op een later tijdstip deze posten af te boeken en de gevolgen voor de afgedragen omzetbelasting exact te berekenen;

-         dat het geconstateerde verschil in de post liquide middelen een verschil is tussen administratief saldo per 31 december 2007 en het saldo volgens het laatste dagafschrift en dat dit inherent is aan het gebruikte online administratief pakket ‘Reeleezee’, hetgeen is medegedeeld aan de opvolgende accountant en

-         dat het materiële verschil in rekening-courant tussen klaagster sub 3. en klaagster sub 2. is veroorzaakt door een in 2003 gevormde voorziening op deze rekening-courant bij klaagster sub 2. (en aldus voordat betrokkene met zijn werkzaamheden was begonnen), welke voorziening in de jaren daarna niet meer is gemuteerd.

4.5 Tegenover het derde klachtonderdeel heeft betrokkene aangevoerd:

-         dat klager sub 1. door de omzetting van de vordering in agio gedurende enkele jaren een aanzienlijk bedrag aan inkomstenbelasting heeft weten te besparen en bovendien nog jaren van dit voordeel kan profiteren;

-         dat, aangezien de jaarrekening 2007 inmiddels al geruime tijd gereed was op het moment dat de aangifte vennootschapsbelasting 2007 werd gedaan, dit niet meer is verwerkt in de jaarrekening maar uitsluitend in de aangifte vennootschapsbelasting en

-         dat het wel in de bedoeling heeft gelegen dat de constructie ook zijn weerslag zou krijgen in de jaarcijfers 2007, maar dat als gevolg van de beëindiging van de opdracht aan betrokkene de afwerking in de jaarrekening niet meer door hem heeft kunnen plaatsvinden en dat door overgang van accountant deze post in administratieve zin onjuist is geïnterpreteerd.

4.6 De Accountantskamer is van oordeel dat de drie onderdelen van de onderhavige klacht zich lenen voor gezamenlijke bespreking en overweegt in dat verband het volgende.

4.7 Weliswaar heeft betrokkene de drie klachtonderdelen alle uitvoerig en gemotiveerd weersproken, maar hij heeft daarmee niet kunnen wegnemen de aannemelijkheid dat hij in al deze drie gevallen onduidelijkheid heeft laten bestaan over diverse zaken door deze niet of onvoldoende te documenteren.

4.7.1 In het geval waarop het eerste klachtonderdeel betrekking heeft had immers een (kopie van) de daar bedoelde vaststellingsovereenkomst in betrokkens dossier aanwezig moeten zijn.

4.7.2 Voorts had betrokkene, in het geval waarop het tweede klachtonderdeel betrekking heeft, het - in overleg met klager sub 1. genomen - besluit prioriteit te geven aan andere onderwerpen, hetzij niet moeten nemen en direct tot genoemde afboeking en berekening van de gevolgen voor omzetbelasting moeten overgaan, hetzij duidelijk moeten documenteren in zijn dossier, zodat een opvolgend accountant later op dit punt niet voor raadselen zou worden gesteld. Dat, zoals door betrokkene is gesteld, zowel de post debiteuren als de post crediteuren een relatief klein bedrag betrof, welke bedragen ook nog eens grotendeels tegen elkaar wegvielen zodat de gevolgen voor het balanstotaal gering waren, doet - wat daar verder ook van zij - aan het vorenstaande niet af.

4.7.3 Ook in het geval waarop het derde klachtonderdeel betrekking heeft, is sprake van een gebrek aan documentatie in betrokkenes dossier, als gevolg waarvan - zoals door betrokkene zelf al geconstateerd - de onderwerpelijke post door overgang van accountant in administratieve zin onjuist is geïnterpreteerd.

4.8 In elk van deze gevallen heeft betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de VGC geschonden. Van een schending van het fundamentele beginsel van integriteit als bedoeld in artikel A-100.4 onder a. van de VGC is echter geen sprake, omdat in geen der gevallen - en in het bijzonder ook niet met betrekking tot het gegrond geachte eerste klachtonderdeel - aannemelijk is geworden dat betrokkene in zijn beroepsmatige betrekkingen niet eerlijk en oprecht is opgetreden dan wel de waarheid geweld heeft aangedaan.

4.9 Op grond van het voorgaande moet de klacht in elk van de drie onderdelen gegrond worden verklaard in voege als hiervoor omschreven en ongegrond voor zover deze iets anders heeft beoogd dan hetgeen hiervoor gegrond is verklaard.

4.10 Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen maatregel wordt in aanmerking genomen de aard en ernst van de hiervoor omschreven schendingen van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de VGC, alsmede het gegeven dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. Alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer oplegging van de maatregel waarschuwing passend en geboden.

4.11 Aan het schriftelijkheidsvereiste van de waarschuwing wordt voldaan door de opneming ervan in het dictum van deze uitspraak. Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.12 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·        verklaart de klacht in elk van de drie onderdelen gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·        legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van waarschuwing;

·        verklaart de klacht ongegrond voor zover deze iets anders heeft beoogd dan hetgeen hiervoor gegrond is verklaard;

·        verstaat dat de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mrs. E.A. Maan en prof. dr. mr. P.M. van der Zanden RA, rechterlijke leden, drs. E.J.F.A. de Haas RA en A.M.H. Homminga AA, accountantsleden, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 6 december 2010.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:                                      

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kunnen klagers en/of  kan betrokkene, dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te ’s-Gravenhage.