ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0113 Accountantskamer Zwolle 10/845 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0113
Datum uitspraak: 12-11-2010
Datum publicatie: 15-11-2010
Zaaknummer(s): 10/845 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   In het kader van een tuchtrechtelijke procedure alleen met succes over declaraties worden geklaagd indien betrokkene bij het opstellen en indienen van de declaraties zodanig in strijd met de van hem te verlangen zorgvuldigheid, integriteit of professionaliteit heeft gehandeld dat daardoor aan de orde is een schending van het bij de Wet RA bepaalde (zoals een handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep, een en ander als bedoeld in artikel 33 Wet RA) of van het krachtens die wet bepaalde (zoals de VGC). Daarbij moet onder meer gedacht worden aan situaties waarin de betrokken accountant bij zijn cliënt bewust en te kwader trouw onjuiste of misleidende declaraties indient. Het behoort niet tot de taak van de Accountantskamer om te oordelen over burgerrechtelijke geschillen inzake declaraties van accountants. Deze taak en de bevoegdheid daartoe is voorbehouden aan de Raad voor Geschillen van het NIVRA en de burgergerlijke rechter. Beroepsmatig handelen kan de accountant tuchtrechtelijk verweten worden , indien deze de handeling in persoon heeft verricht of nagelaten of indien deze daarvoor als direct verantwoordelijke heeft te gelden.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 12 november 2010 in de zaak met nummer 10/845 Wtra AK van

BV X ,

gevestigd te [plaats],

vertegenwoordigd door A,

K L A A G S T E R ,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. J. Koekoek.


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 25 mei 2010 ingekomen klaagschrift van 19 mei 2010 met bijlagen;

-         het op 7 juli 2010 ingekomen aanvullende klaagschrift van 6 juli 2010 met bijlagen;

-         het op 6 september 2010 ingekomen verweerschrift van betrokkene van 2 september 2010, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 24 september 2010 waar zijn verschenen: klaagster vertegenwoordigd door A en betrokkene in persoon, bijgestaan door mr. J. Koekoek, advocaat te Haarlem.

1.3 Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten respectievelijk toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

2.1 Betrokkene is werkzaam bij NV1 (hierna te noemen: NV1) te [plaats].

2.2 Bij brief van 22 januari 2004 van B, heeft A een begroting voor vaste maandelijkse accountantskosten ontvangen ten behoeve van onder meer BV X Voor de door NV1 in 2004 te verrichten werkzaamheden zijn daarin onder meer kosten voor de jaarstukken 2003 voor deze vennootschap opgenomen. Deze brief heeft voorts betrekking op BV2, BV3 en V.O.F. 4.

2.3 NV1 had een doorlopende opdracht voor het samenstellen van de jaarrekeningen van de vier samenhangende vennootschappen, BV X, BV5, BV6 en BV7 c.q. hun rechtsvoorgangsters. In 2007 en 2008 is dit door betrokkene herbevestigd bij brieven van 11 september 2007 respectievelijk 11 april 2008. Deze laatste brief is niet door X voor akkoord getekend.

2.4 Bij brieven van 12 februari 2007, 25 oktober 2007 en 20 mei 2008 heeft betrokkene de rapporten, publicatiestukken en notulen AVA, betrekking hebbende op de boekjaren 2005, respectievelijk 2006 en 2007 van BV X, respectievelijk van BV X, BV5, BV6 en BV7 aan klaagster gezonden.

2.5 Vanaf het boekjaar 2008 zijn de werkzaamheden ten behoeve van de vier samenhangende vennootschappen door NV1 gefactureerd aan BV X (c.s.). Klaagster heeft in 2008 en januari 2009 facturen, verdeeld over 10 termijnen, van NV1 ontvangen en betaald. Op de facturen van 24 april 2008, 23 mei 2008, 20 juni 2008, 15 september 2008, 18 november 2008, 16 december 2008 en 15 januari 2009 is ‘boekjaar 2008, termijnnota’ vermeld, al dan niet onder aanvulling van ‘termijnnota’ met vermelding van een bepaalde maand. Op de facturen van 23 juli 2008 en 15 augustus 2008 is enkel vermeld ‘termijnnota juni’ respectievelijk ‘termijnnota juli’.

2.6 Omdat hij vond dat de werkzaamheden over het boekjaar 2008 niet overeenkomstig de gemaakte afspraken zijn verricht, heeft A bij brief van 14 april 2010 deze betalingen bij NV1 teruggevorderd.

2.7 NV1 heeft op 13 mei 2009 een offerte uitgebracht voor het jaar 2009. De werkzaamheden voor 2009 betroffen volgens de offerte onder meer, ‘de jaarcijfers van de vier besloten vennootschappen’, ‘de aangifte vennootschapsbelasting’ en ‘halfjaarcijfers’. A heeft hierop op 19 mei 2009 laten weten daarvan geen gebruik te willen maken. 

2.8 Naast de hiervoor vermelde factuur van 15 januari 2009 heeft klaagster in 2009 vier andere facturen van NV1 ontvangen. Deze facturen vangen steevast aan met vermelding dat het betreft tot en met een bepaalde maand in 2009 verrichte werkzaamheden en vermelden voorts onder meer ‘bezwaarschriften omzetbelasting’, ‘pensioenberekening 2008’, ‘boekjaar 2008/samenstellen jaarrekeningen’ en ‘termijnnota 2009’.

2.9 Bij brief van 15 juli 2009 heeft C, namens NV2, de fiscale jaarberichten 2008, publicatiestukken, notulen AVA en aangifte vennootschapsbelasting aan klaagster gezonden zonder samenstellingsverklaring.

Voor werkzaamheden inzake de aangifte vennootschapsbelasting 2008 heeft klaagster een proformafactuur, gedateerd 28 april 2010, ontvangen.

2.10 Bij brief van 20 april 2010 heeft de raadsman van NV1 klaagster verzocht en voor zover nodig gesommeerd om de hiervoor onder 2.8 vermelde, in 2009 verzonden facturen te voldoen. In deze brief is opgenomen:

Op 22 februari 2004 [de Accountantskamer begrijpt: 22 januari 2004] is aan u een offerte gedaan voor het verrichten van diverse accountantswerkzaamheden, omdat u de accountantskosten graag in vaste maandelijkse termijnen wilde voldoen. In die offerte is duidelijk aangegeven dat zij betrekking heeft op het samenstellen van en bespreken van de jaarstukken van het voorgaande jaar (2003). Evenzo is aangegeven dat zij toeziet op het verzorgen van de fiscale aangiften van het voorgaande jaar. Slechts het opmaken van de halfjaarcijfers kunnen als werkzaamheden van het lopende jaar worden aangemerkt (...). U heeft daarop aangegeven de facturen van 2009 niet te betalen, omdat u geen gebruik maakte van de offerte van 2009. Cliënten hebben vervolgens aangegeven dat er dan ook geen werkzaamheden meer zouden worden verricht en dat er dus bijvoorbeeld ook geen jaarcijfers 2008 voor u zouden worden gemaakt.

Waarin u zich waarschijnlijk heeft vergist, is het feit, dat het uiteraard geen jaarcijfers over het voorafgaande jaar kunnen worden gemaakt, als niet alle termijnen in de daaropvolgende jaar ook daadwerkelijk worden voldaan. Desondanks hebben cliënten besloten, zie de e-mail van 9 juli j.l. van de heer C, om de hand over het hart te strijken, omdat Van Lanschot Bankiers dringend behoefte had aan de cijfers 2008 van BV X c.s., met de mededeling dat de discussie over de openstaande nota’s daarna zou worden afgerond.

De betreffende jaarstukken zijn vervolgens geproduceerd en deze voldoen ook in alle opzichten. (...)

2.11 NV1 is een civielrechtelijke procedure gestart om betaling te verkrijgen van deze door klaagster onbetaald gebleven en betwiste facturen uit 2009.

3. De klacht

3.1 Ter zitting heeft klaagster aangegeven dat haar klacht als volgt kan worden samengevat:

a. Volgens klaagster heeft zij met betrokkene afgesproken dat betrokkene voor het boekjaar 2008 commerciële jaarstukken zou samenstellen. Dat heeft betrokkene niet gedaan terwijl klaagster daar, zo stelt zij, wel voor heeft betaald. Daarmee in verband staande heeft betrokkene, zo stelt klaagster, in 2009 wederom bedragen in rekening gebracht voor vermelde, te verrichten werkzaamheden ten behoeve van het boekjaar 2008, waardoor daarvoor dubbel is gedeclareerd.

b. Voorts is volgens klaagster in 2009 gedeclareerd voor werkzaamheden voor het boekjaar 2008, te weten het vervaardigen van fiscale jaarstukken, waarvoor geen opdracht is gegeven.

Klaagster vindt dat betrokkene in strijd met de voor accountants geldende gedragsregels, met name in strijd met de beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft gehandeld en schade heeft toegebracht aan de eer van de stand van registeraccountants en aan haar persoonlijk.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RAis de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde, zoals de Verordening gedragscode RA’s

(VGC) en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 Voorts overweegt de Accountantskamer dat, zoals zij al eerder heeft geoordeeld [1] dat beroepsmatig handelen tuchtrechtelijk verwijtbaar kan zijn aan een accountant die de handeling in persoon heeft verricht of nagelaten of die daarvoor als direct verantwoordelijke heeft te gelden.

4.4 Voldoende aannemelijk is dat, voor zover NV1 klaagster heeft gedeclareerd voor door haar vervaardigde fiscale jaarstukken, deze werkzaamheden zijn verricht door de fiscalist C namens NV2. Nu klaagster erover klaagt dat betrokkene in 2009 gedeclareerd heeft voor werkzaamheden die klaagster niet heeft opgedragen door deze fiscale jaarstukken voor het jaar 2008 te vervaardigen, is de klacht als vermeld onder 3.1 sub b. reeds ongegrond, omdat betrokkene voor deze werkzaamheden niet als de direct verantwoordelijke heeft te gelden. Daarenboven is de Accountantskamer van oordeel dat dit klachtonderdeel eveneens ongegrond is, omdat het declareren voor wel verrichte, maar niet opgedragen werkzaamheden, daargelaten de vraag of de burgerlijke rechter daaraan een verplichting tot betaling zal verbinden, niet is een handelen dat op grond van na te melden rechtsoverweging tot een tuchtrechtelijk gegrond verwijt aanleiding kan geven.

4.5 Ter zake van declaraties kan naar het oordeel van de Accountantskamer in het kader van een tuchtrechtelijke procedure alleen met succes worden geklaagd [2] , indien betrokkene bij het opstellen en indienen van de declaraties zodanig in strijd met de van hem te verlangen zorgvuldigheid, integriteit of professionaliteit heeft gehandeld dat daardoor aan de orde is een schending van het bij de Wet RA bepaalde (zoals een handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep, een en ander als bedoeld in artikel 33 Wet RA) of van het krachtens die wet bepaalde (zoals de VGC). Daarbij moet, voor zover voor onderhavige klacht van belang, dan onder meer gedacht worden aan situaties waarin de betrokken accountant bij zijn cliënt bewust en te kwader trouw onjuiste of misleidende declaraties indient.

Het behoort niet tot de taak van de Accountantskamer om te oordelen over burger-rechtelijke geschillen inzake declaraties van accountants. Deze taak en de bevoegdheid daartoe is voorbehouden aan de Raad voor Geschillen van het NIVRA en de burgerlijke rechter.

4.6 A heeft voor het standpunt van klaagster ter zitting verwezen naar de historie van de nog door zijn ouders, van wie hij de betrokken onderneming c.q. ondernemingen heeft overgenomen, met NV1 gemaakte afspraken en hij heeft er voorts op gewezen dat hij geen enkele offerte of brief van NV1, die op gewijzigde of andere afspraken te dier zake zou wijzen, heeft getekend.

Betrokkene heeft het standpunt van klaagster gemotiveerd betwist door te wijzen op de brieven van 22 april 2004 en de herbevestigingbrieven van 11 september 2007 en 11 april 2008 en de wijze waarop de jaarrekeningen tot en met 2008 zijn afgerond en naar klaagster opgestuurd. Volgens betrokkene hebben de declaraties in enig kalenderjaar steeds betrekking op de werkzaamheden die zijn uitgevoerd ten behoeve van het aan dat jaar voorafgaande boekjaar. Nu klaagster de opdracht in 2009 heeft beëindigd en ook niet meer bereid was de maandelijkse declaraties in 2009 te betalen, was hij niet gehouden de jaarstukken 2008 samen te stellen.

4.7 Beider standpunten aangaande de gemaakte afspraken over de betaling komen de Accountantskamer vanuit ieders optiek niet onbegrijpelijk voor. De communicatie over een en ander tussen partijen en de schriftelijke vastlegging daarvan is, voor zover de Accountantskamer uit de stukken en ter zitting is gebleken, niet voldoende helder en inzichtelijk geweest en bleek achteraf bezien en na het uit elkaar gaan van partijen voor tweeërlei uitleg vatbaar. Dat neemt niet weg dat klaagster naar het oordeel van de Accountantskamer niet aannemelijk heeft gemaakt, dat betrokkene gemaakte afspraken inzake de declaraties bewust en te kwader trouw niet of niet juist is nagekomen, laat staan dat betrokkene bewust en te kwader trouw onjuiste of misleidende declaraties aan klaagster heeft doen toekomen.

Mogelijk worden dienaangaande in het civielrechtelijke geding conclusies getrokken, maar wat daar ook van zij, onvoldoende is gebleken dat het declaratiegedrag van betrokkene in zoverre in strijd te achten is met het belang van een goede beroepsuitoefening als hiervoor in 4.5 vermeld. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door betrokkene is de Accountantskamer dan ook niet gebleken, zodat ook de klacht als vermeld onder 3.1 sub a. ongegrond is.

4.8 Gelet op het bovenstaande faalt de klacht in haar beide onderdelen en dient deze ongegrond te worden verklaard.

4.9 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer :

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. G. Mannoury en M.J. van Lee (rechterlijke leden) en P.A.S. van der Putten RA en P. van de Streek AA (accountantsleden) en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2010 in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster dan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.


[1] Zie onder meer de uitspraak van de Accountantskamer van 18 augustus 2010 (nr. 09/2153 Wtra AK).

[2] Zie onder meer de uitspraak van de Accountantskamer van 4 oktober 2010 (nr.10/707 Wtra AK) .