ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0108 Accountantskamer Zwolle 10/1134 Wtra AK
ECLI: | ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0108 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-11-2010 |
Datum publicatie: | 08-11-2010 |
Zaaknummer(s): | 10/1134 Wtra AK |
Onderwerp: | |
Beslissingen: | Klacht gegrond met doorhaling |
Inhoudsindicatie: | Kantoortoetsing AA. Niet voldoen aan PE-verplichting, in vergaande mate, en bij herhaling, niet beschikken over een adequaat stelsel van kwaliteitsbeheersing. Schenden van basale regels welke gelden voor samenstellingsopdrachten. |
ACCOUNTANTSKAMER
BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 5 november 2010 in de zaak met nummer 10/1134 Wtra AK van
het bestuur van de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA) ,
gevestigd en kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage,
K L A G E R ,
raadsvrouw: mw. mr. M.L. Batting,
t e g e n
Y ,
accountant-administratieconsulent,
kantoorhoudende te [plaats],
B E T R O K K E N E .
1. Het verloop van de procedure
1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de volgende in de zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, te weten:
- het op 13 juli 2010 ingekomen klaagschrift, gedateerd 12 juli 2010, met bijlagen;
- de op 30 juli en 17 september 2010 ontvangen brieven van betrokkene van 29 juli 2010 respectievelijk 16 september 2010.
1.2 Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 4 oktober 2010, op welke zitting aanwezig waren - aan de zijde van klager - diens raadsvrouw mr. M.L. Batting, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van H. Geerlofs, adviseur van zowel de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s als van de NOvAA. Betrokkene is niet (bij gemachtigde) verschenen.
1.4 De raadsvrouw en gemachtigde van klager hebben op deze zitting klagers standpunten toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.
2. De vaststaande feiten
Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.
2.1 Betrokkene is lid van de NOvAA en zelfstandig werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent.
2.2 Op 15 september 2006 heeft een toetsing van zijn accountantspraktijk te Amsterdam plaatsgevonden. De Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: de Raad) is op 23 november 2006 op basis van de bevindingen van het toetsingsteam tot een negatief eindoordeel over het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene gekomen. De Raad heeft betrokkene een termijn van twee jaar gegeven waarbinnen het stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn accountantspraktijk diende te worden aangepast aan de normen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing (VPPT). De Raad heeft daarbij te kennen gegeven dat na afloop van deze termijn een hertoetsing van de accountantspraktijk zou plaatsvinden. Om te bereiken dat de gegeven aanwijzingen binnen de daartoe geboden termijn zouden worden uitgevoerd heeft de Raad betrokkene opgedragen een door de Raad goed te keuren verbeterplan in te dienen. De Raad heeft voorts geadviseerd de gedane aanbevelingen in de accountantspraktijk door te voeren.
2.3 Op 8 februari 2007 heeft betrokkene een verbeterplan ingediend. Daarin heeft betrokkene vermeld welke wijzigingen in de werkwijze van de accountantspraktijk zullen worden doorgevoerd. Dit verbeterplan is bij besluit van de Raad van 20 maart 2008, nadat deze bij brief van 9 maart 2007 had verzocht dit plan op een aantal punten aan te vullen, goedgekeurd met dien verstande dat nog een drietal met name genoemde punten, waaronder vastlegging van diverse werkzaamheden in het dossier, eveneens door betrokkene zouden worden overgenomen
2.4 Op 10 september 2009 heeft de hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene te [plaats] plaatsgevonden. Daarbij hebben de toetsers het volgende vastgesteld.
2.4.1 Betrokkene had bij de toetsing van 10 september 2009 (opnieuw) niet voldaan aan de PE-verplichting terwijl hem daarvan geen vrijstelling was verleend.
2.4.2 In het algemeen hebben de toetsers geconstateerd dat er in de dossiers geen werkprogramma’s, geen aftekenlijsten, geen vragenlijsten en geen gespreksverslagen zijn opgenomen en niet is vastgelegd dat de werkzaamheden zodanig waren uitgevoerd dat een samenstellingsverklaring kon worden afgegeven, hoewel hierop bij de eerste - reguliere - toetsing expliciet was gewezen en dit was opgenomen in het verbeterplan van betrokkene.
2.4.3 In vier werkdossiers is vastgesteld dat een werkprogramma ontbrak en/of opgemerkt dat er weinig of niets in het dossier zat, een inhoudsopgave ontbrak of geen enkele aantekening in het dossier aanwezig was. In een van die dossiers wordt opgemerkt dat er geen enkele aanwijzing is dat een accountant het dossier heeft gezien, dat de jaarrekening van de klant op naam van het accountantskantoor wordt uitgebracht maar zonder accountantsverklaring en zonder enige beperking waardoor feitelijk sprake is van een goedkeurende accountantsverklaring. In één van die dossiers wordt voorts opgemerkt dat het dossier slechts bestaat uit losse stukken en dat een indexering, aantekeningen en vastleggingen van overwegingen ontbreken en dat niet te achterhalen is wat de AA heeft gedaan, dat er geen lijst van te bespreken punten in het dossier is opgenomen en dat in het dossier geen aandacht wordt besteed aan het zware verlies dat de onderneming in kwestie in 2008 leed en het negatieve eigen vermogen van die onderneming.
2.5 In twee dossiers hebben de toetsers geconstateerd dat geen samenstellingsverklaringen zijn afgegeven. Betrokkene heeft de jaarrekeningen op zijn eigen briefpapier opgesteld en heeft deze ook ondertekend. Hij heeft daarbij geen enkel voorbehoud gemaakt, of anderszins aangegeven dat slechts sprake is van een samenstelling. In deze dossiers hebben de toetsers eveneens vastgesteld dat onder ‘overige gegevens’ een verklaring als bedoeld in artikel 2:392, lid 1, aanhef en sub a ontbreekt.
2.6 Tijdens de bespreking op 10 september 2009 heeft betrokkene gereageerd op de uitkomsten van de hertoetsing. Hij heeft erkend dat er sprake is van onvoldoende vastlegging en daarbij aangegeven dat hij de informatie ‘in zijn hoofd had’.
2.7 De Raad is op 2 december 2009 tot het oordeel gekomen dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene nog steeds niet voldeed aan de daarvoor geldende normen. Betrokkene had de (bij de eerste - reguliere - toetsing geconstateerde) tekortkomingen niet weggenomen, waarmee sprake was van een tweede negatief eindoordeel over het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing in de accountantspraktijk van betrokkene.
3. De klacht
3.1 Klager verwijt betrokkene dat hij in strijd heeft gehandeld met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid, als bedoeld in artikel A-100.4, onder c., en de artikelen A-130.1 tot en met A-130.7 van de Verordening gedragscode AA’s
(hierna: VGC), en van professioneel gedrag zoals neergelegd in de artikelen A-100.4 en A-150 VGC.
3.2 De klacht omvat drie onderdelen, te weten:
- Betrokkene heeft niet voldaan aan de beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid doordat hij niet heeft voldaan aan de verplichting tot permanente educatie (PE), terwijl hem daarvan geen vrijstelling is verleend;
- Betrokkene heeft, in het bijzonder waar het betreft de wijze van verslaglegging van de uitgevoerde werkzaamheden en de resultaten daarvan, niet voldaan aan het vereiste in zijn accountantspraktijk te beschikken over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing, en
- Betrokkene heeft, in dat verband, in strijd met de geldende gedragsregels gehandeld door onvoldoende gebruik te maken van de standaard voor de samenstellingsverklaring, door geen samenstellingsverklaring te voegen bij de jaarrekeningen en geen specificaties te geven in het algemeen gedeelte van de jaarrekeningen.
4. Beoordeling
Omtrent de klacht overweegt de Accountantskamer het volgende.
4.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer vast dat het in de klacht aan betrokkene verweten handelen dan wel nalaten is vastgesteld bij de hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene die op 10 september 2009 heeft plaatsgevonden en dat dit daarom moet worden getoetst aan de sinds 1 januari 2007 vigerende VGC en wel in het bijzonder aan het voor iedere accountant-administratieconsulent geldende deel A en het voor openbaar accountants-administratieconsulent geldende deel B1 daarvan.
4.2 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
4.3 Betrokkene heeft schriftelijk noch ter zitting de bij de hertoetsing van zijn accountantspraktijk op 10 september 2009 geconstateerde en aan de onderhavige klacht ten grondslag liggende feiten ontkend. Hij heeft de Accountantskamer schriftelijk laten weten dat hij zich zou afmelden als lid van de NOvAA en zich in de toekomst niet meer als accountant zou profileren. In verband daarmee vond hij een mondelinge behandeling van de klacht ter zitting niet noodzakelijk. Te dier zake merkt de Accountantskamer op dat, wat er zij van zijn afmelding als lid van de NOvAA, betrokkene voor de periode waarin nog geen sprake was van een wijziging in zijn inschrijving als accountant als in het register ingeschreven accountant aan tuchtrechtrechtspraak als bedoeld in artikel 51 Wet AA onderworpen blijft.
4.4 Met betrekking tot hetgeen betrokkene in het eerste klachtonderdeel wordt verweten, te weten het niet voldoen aan de verplichting tot permanente educatie (PE), terwijl betrokkene daarvoor geen vrijstelling was verleend, overweegt de Accountantskamer dat de beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid zijn neergelegd in artikel A-100.4, onder c., en nader zijn uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC. Daarin is onder meer bepaald dat de accountant-administratieconsulent zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen. Op grond van artikel A-130.7 van de VGC kan het bestuur van de NOvAA nadere voorschriften geven over het bepaalde in de artikelen A-130.1 tot en met A-130.6 ten aanzien van (onder meer) permanente educatie. Daaraan is gevolg gegeven met de vaststelling van de Nadere Voorschriften Permanente Educatie (NVPE). Daarin staan de vereisten aangaande de permanente educatie die de AA dient te volgen om zijn vakkennis op peil te houden. In artikel 3, eerste lid, van de NVPE is bepaald dat de AA minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren dient te behalen, waarbij geldt dat minimaal 20 PE-punten per jaar dienen te worden behaald. Hieraan is door betrokkene over meerdere jaren niet voldaan, zulks ondanks het feit dat hij hierop bij de eerste - reguliere - toetsing is gewezen. Mede gelet op de omstandigheid dat betrokkene een en ander niet heeft betwist is dit klachtonderdeel gegrond te achten.
4.5 Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel, te weten dat betrokkene niet heeft voldaan aan het vereiste in zijn accountantspraktijk te beschikken over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen, overweegt de Accountantskamer het volgende.
4.5.1 Ingevolge artikel 10 van de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten (NVAKaav), zoals die golden ten tijde van de toetsing, dient de accountantspraktijk de kwaliteit van de door het kantoor uitgevoerde, aan assurance verwante opdrachten te beheersen. Artikel 11, eerste lid, van die NVAKaav bepaalt dat het accountantskantoor zijn bedrijfsvoering ter zake van aan assurance verwante opdrachten zodanig inricht, dat deze een beheerste en integere uitoefening van zijn bedrijf waarborgt. De wijze waarop de AA hieraan uitvoering dient te geven is nader uitgewerkt in de Nadere voorschriften controle en overige standaarden (NVCOS) 4410. Daarin, in het bijzonder in het gestelde onder 10 tot en met 16A van deze standaard, is onder meer bepaald op welke wijze de AA de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden moet verrichten. In dit geval is vooral van belang het onder 10 van NVCOS 4410 gestelde, te weten dat de accountant dient vast te leggen de aangelegenheden die van belang zijn om aan te kunnen tonen dat de opdracht is verricht in overeenstemming met deze standaard en de voorwaarden van de opdracht. In de artikelen 11 tot en met 16A is vervolgens uitgewerkt welke verschillende werkzaamheden de accountant in ieder geval moet verrichten in het kader van de uitvoering van aan assurance verwante opdrachten. Voorts is van belang Leidraad 11 “Kwaliteitsbeheersing binnen het accountantskantoor”, waarin een kader wordt geschetst voor de maatregelen die in het kader van de kwaliteitsbeheersing binnen een accountantspraktijk kunnen worden genomen.
4.5.2 Voor een zorgvuldige uitvoering van een samenstellingsopdracht is overleg met de cliënt nodig. Van dit overleg dient ingevolge het bepaalde onder 10 van de NVCOS 4410 een verslag te worden opgenomen in het dossier, teneinde de aangelegenheden vast te leggen die van belang zijn om aan te kunnen tonen dat de opdracht conform de daaraan te stellen vereisten is uitgevoerd. Bij de hertoetsing van betrokkenes accountantspraktijk op 10 september 2009 bleek dat in geen van de getoetste dossiers gespreksverslagen waren opgenomen (hoewel hierop bij de eerste - reguliere - toetsing expliciet was gewezen en dit was opgenomen in het verbeterplan van betrokkene).
4.5.3 In alle werkdossiers was ook anderszins niets of weinig vastgelegd. De belangrijkste geconstateerde tekortkoming in alle werkdossiers was het ontbreken van een beschrijving van de werkzaamheden die in de dossiers zijn verricht waardoor niet inzichtelijk is of betrokkene de bij het opstellen van een samenstellingsverklaring geldende vereisten in acht heeft genomen, terwijl dit een vereiste is op grond van het bepaalde onder 11 van de NVCOS 4410 dat op grond van het bepaalde onder 10 van deze standaard in het dossier dient te worden vastgelegd.
4.5.4 Ook met het feit dat in twee getoetste dossiers geen aantekeningen waren opgenomen en/of geen vastleggingen van overwegingen naar aanleiding van de verrichte werkzaamheden aanwezig waren, heeft betrokkene niet voldaan aan het bepaalde onder 10 van de NVCOS 4410.
4.6 Op grond van het voorgaande en gelet op de omstandigheid dat betrokkene een en ander niet heeft betwist is ook dit klachtonderdeel gegrond te achten.
4.7 Met betrekking tot het derde klachtonderdeel, te weten dat betrokkene niet heeft voldaan aan de vereisten omtrent rapportering overweegt de Accountantskamer het volgende.
4.8 Uit artikel 7 van de NVAKaav ( zoals die golden ten tijde van de toetsing) en de toelichting daarop volgt dat een accountantskantoor er als onderdeel van het stelsel van kwaliteitsbeheersing (onder meer) voor moet zorgen dat bij een samenstellingsopdracht een samenstellingsverklaring door een AA wordt afgegeven indien deze toestaat dat zijn betrokkenheid bij het financiële overzicht aan derden kenbaar wordt gemaakt.
Onder samenstellingsopdracht wordt ingevolge 1, sub i van die NVAKaav verstaan ‘de opdracht waarbij de voor de opdracht verantwoordelijke openbaar accountant wordt ingeschakeld vanwege zijn deskundigheid op het gebied van verslaggeving en niet vanwege zijn controledeskundigheid, om financiële informatie te verzamelen, te verwerken, te rubriceren en samen te vatten tot financiële overzichten’. In de NVCOS 4410 zijn in artikel 18 vervolgens de vereisten opgenomen die in een samenstellingsverklaring dienen te zijn opgenomen waaronder ‘de mededeling dat geen zekerheid omtrent de getrouwheid wordt verstrekt’.
Ingevolge artikel 2:392, eerste lid aanhef en sub a. BW, jo. artikel 393, vijfde lid BW voegt het bestuur (van een vennootschap) de verklaring van de accountant omtrent de getrouwheid van de jaarrekening of een mededeling waarom deze ontbreekt, toe aan de jaarrekening en het jaarverslag.
4.9 De toetsers hebben geconstateerd dat in twee dossiers geen samenstellingsverklaringen zijn afgegeven en dat in deze dossiers onder ‘overige gegevens’ ook de vermelding waarom een verklaring uit hoofde van een wettelijk verplichte controle, (zoals bedoeld in artikel 393, vijfde lid BW) ontbreekt, afwezig is. Hierdoor is volgens hen en naar het oordeel van de Accountantskamer de indruk gewekt dat betrokkene zonder voorbehoud en zonder beperking zijn goedkeuring heeft verleend aan de inhoud van het financiële overzicht. Hierdoor heeft hij in strijd gehandeld met de vereisten van rapportering opgenomen in de NVCOS 4410 en in strijd met het beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag.
Mede gelet op de omstandigheid dat betrokkene een en ander niet heeft betwist is ook dit klachtonderdeel gegrond te achten.
4.10 De Accountantskamer is van oordeel dat het niet naleven van voo rmelde verordeningen en nadere voorschriften, gelet op het maatschappelijk belang dat met naleving is gemoeid, zware overtredingen oplevert. Die verordeningen en voorschriften beogen immers de kwaliteit van de beroepsuitoefening van de accountants-administratieconsulenten te bewaken en zij zijn door betrokkene met hardnekkigheid overtreden, terwijl de toetsingen hebben uitgewezen dat de kwaliteit van zijn beroepsuitoefening duidelijk onder de maat is.
4.11 Het schenden v an de beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid door in een bepaald jaar niet te voldoen aan de verplichting tot permanente educatie (PE), wordt in het algemeen gesanctioneerd met een berisping en een geldboete (vanwege ten opzichte van collega-accountants met het niet volgen van permanente educatie behaald economisch voordeel). Betrokkene dient daarnaast te worden aangerekend dat hij bij de hertoetsing zijn stelsel van kwaliteitsbeheersing wederom niet op orde had en in dat verband niet heeft voldaan aan de vereisten voor rapportering, terwijl daarvoor sedert de eerste toetsing (bijna) drie jaren lang de gelegenheid had bestaan. Nu eveneens niet is gebleken dat het kantoor inmiddels wel beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen, in weerwil waarvan betrokkene overigens te kennen heeft gegeven zijn lidmaatschap van de NOvAA te zullen beëindigen, hetgeen ten tijde van de zitting door hem overigens nog niet was geëffectueerd, acht de Accountantskamer de maatregel van doorhaling van de inschrijving van betrokkene als accountant in het register bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, passend en geboden. Gelet op het bepaalde in artikel 8 Wtra, zal de Accountantskamer de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven bepalen op 10 jaren.
De Accountantskamer ziet in casu geen aanleiding om naast deze ultieme maatregel in verband met het door betrokkene door het niet volgen van permanente educatie behaalde economisch voordeel ook nog een geldboete op te leggen.
4.12 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.
5. Beslissing
De Accountantskamer:
1. verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond in voege als hiervoor weergegeven;
2. legt ter zake de maatregel op van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het registe r als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra. Deze doorhaling gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;
3. bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 10 jaren;
4. verstaat dat de AFM, de voorzitter van de NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.
Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. G. Mannoury en mr. E.A. Maan, (rechterlijke leden), P.A.S. van der Putten RA en J. Maan AA, (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 5 november 2010.
_________ __________
secretaris voorzitter
Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________
Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkene dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.