ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0096 Accountantskamer Zwolle 09/1332 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0096
Datum uitspraak: 05-03-2010
Datum publicatie: 12-10-2010
Zaaknummer(s): 09/1332 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Het enkele zijn van bestuurder / beleidsbepaler van een accountantskantoor is onvoldoende grond om voor onder de directe verantwoordelijkheid van een accountant/kantoorgenoot verrichte beroepshandelingen tuchtrechtelijk verantwoordelijk te kunnen worden gehouden. Geen gegrond verwijt met betrekking tot betrokkenes handelen in het kader van de klachtafhandeling.

 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 5 maart 2010 in de zaak met nummer 09/1332 WTRA AK van

            X,

            en de besloten vennootschappen:

A B.V. ,

B B.V. ,

C B.V. ,

D B.V. ,

vertegenwoordigd door:

X ,

wonende te [woonplaats],

K L A G E R S ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .


1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de volgende in de zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken:

- het op 8 juli 2009 ingekomen klaagschrift, gedateerd 7 juli 2009, met bijlagen;

- de op 29 juli 2009 ontvangen aanvulling op het klaagschrift, gedateerd 28 juli 2009;

- de op 12 augustus 2009 ontvangen aanvulling op het klaagschrift, gedateerd 11 augustus 2009;

- het op 7 oktober 2009 ingekomen verweerschrift, gedateerd 6 oktober 2009.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 30 oktober 2009. Betrokkene en X, mede als vertegenwoordiger van de besloten vennoot-schappen, zijn verschenen. Klagers worden verder ook genoemd: X.

1.3 Partijen hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten, onderscheidenlijk toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

1.4 De inhoud van de gedingstukken, geldt als hier ingevoegd.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 C B.V. (verder te noemen: C) is AFM gecertificeerd; D B.V.

(verder te noemen: D) is ingeschreven bij de AFM en voor B B.V. (verder te noemen: B) heeft X bij de AFM een vergunning aangevraagd als intermediair financiële dienstverlener.

2.2 Sedert mei 2005 is X cliënt geweest van administratiekantoor E. Dit kantoor is in februari 2008 overgenomen door accountantskantoor F B.V te [plaats], met onder meer een vestiging in [plaats]. De heer G RA was de enige op deze vestiging werkzame accountant.

2.3 Bij brief van december 2007 van het administratiekantoor is X op de hoogte gesteld van de overdracht van de activiteiten door het administratiekantoor aan het accountantskantoor per 1 februari 2008 en is hem medegedeeld dat het bestaande contract (met het administratiekantoor) onvoorwaardelijk geldig zou blijven. De contactpersoon van X bij het administratiekantoor, de heer H, is in dienst getreden bij het accountantskantoor en de contactpersoon van X gebleven.

Het accountantskantoor heeft klager geen bericht over de overname of een (nieuwe) opdrachtbevestiging gestuurd.

2.4 Op 23 juni 2005 heeft administratiekantoor E aan de vier besloten vennoot-schappen (i.o.), elk afzonderlijk, op grond van de tarieven dienstverlening 2005 een kostenopgave van dienstverlening verstrekt, waaronder voor het ‘opstellen jaarrekening 2005’. In januari 2006 en januari 2007 is op basis van de tarieven dienstverlening 2006 respectievelijk 2007, een dergelijke kostenopgave voor 2006 respectievelijk 2007 verstrekt, waaronder voor het ‘opstellen jaarrekening’. De kosten voor A B.V. (verder te nomen: de Holding) en voor B zijn in die opgaven gecombineerd. In december 2007 tenslotte is op basis van de tarieven dienstverlening 2008 een kostenopgave van dienstverlening verstrekt, waaronder voor het ‘opstellen van de jaarrekening’ voor het C en het D. Voor B is toen geen nieuwe kostenopgave verstrekt en een nieuwe kostenopgave voor de Holding is niet ondertekend.

2.5 Met het administratiekantoor had X de afspraak dat klagers zelf de administratie zouden bijhouden en dat aan de hand van deze boekhouding door het administratiekantoor de jaarrekeningen zouden worden opgesteld. Op 6 april 2008 heeft X de boekhouding ten behoeve van het opstellen van de jaarrekeningen 2007 voor de vier vennootschappen opgestuurd naar het accountantskantoor.

2.6 De jaarrekeningen van het C en het D zijn opgesteld op 18 maart 2009. Die van B en de Holding op 9 juni 2009.

2.7 X, H en G hebben, na een vraag daarover van X, over de duur van de werkzaamheden voor de totstandkoming van de jaarrekeningen overleg gehad. Uit e-mailwisseling en (telefonisch) contact tussen X, H en G blijkt het volgende:

- op 17 september 2008 meldt H dat de jaarrekeningen 2007 door omstandigheden zijn vertraagd;

-  op 15 november 2008 verzoekt X gemaakte afspraken na te komen;

- op 17 november 2008 meldt H dat hij is begonnen met de jaarrekening van het D en dat achterstand is opgelopen door de overname van het administratiekantoor. H stuurt een vragenlijst met het verzoek om antwoord;

- op 28 november 2008 meldt H dat hij is gestart met de jaarrekening van het C en voegt daarbij ook een vragenlijst;

- op 9 januari 2009 heeft X met H persoonlijk een afspraak gemaakt omdat er geen reactie was gekomen nadat X de vragen had beantwoord. X heeft in dit gesprek naar voren gebracht dat de jaarrekeningen 2008 voor alle vier besloten vennootschappen door een ander accountantskantoor worden opgemaakt. Voor het opstellen van de jaarrekeningen 2008 voor het D en het C heeft X voorschotten betaald. Hij heeft verzocht deze terug te betalen;

- op 13 januari 2009 stelt H vragen in verband met het opstellen van de jaarrekening van B;

- op 16 januari 2009 stelt H vragen inzake de jaarrekening 2007 van de Holding;

- na een telefonisch onderhoud bleek dat H ook vragen had over de omzetbelasting van de fiscale eenheid;

- op 18 januari 2009 zijn de vragen beantwoord door X;

- op 3 februari 2009 stelt H vragen over het D;

- op 4 februari 2009 geeft X antwoord;

- op 4 februari 2009 stelt H vragen over het C;

- op 4 en 5 februari 2009 vraagt H eveneens, omdat daarover -volgens hem- niets is vastgelegd in de brief van het administratiekantoor aan X, of moet worden verzorgd:

·        een jaarrekening 2007, de aangifte Vennootschapsbelasting (VpB) en de publicatiecijfers 2007 voor B, en

·        aangiften VpB voor de Holding, en

·        publicatiecijfers voor de kamer van koophandel voor de vier besloten vennootschappen,

   in welk geval daarvoor een prijsopgave verstrekt zou worden;

- hierop antwoordt X op 5 februari 2009 dat er voor B wel afspraken zijn gemaakt en verwijst hij naar de nota van 2006. In zijn klaagschrift wijst van X er op dat dit 2007 had moeten zijn;

- op 27 februari 2009 meldt H dat X de jaarrekeningen in de week daarna tegemoet kan zien;

- op 11 maart 2009 mailt Sas de conceptjaarrekeningen 2007 van het D en van het C;

- op 27 maart 2009 heeft G een overzicht van de stand van de werkzaamheden gegeven en heeft hij een tariefsverhoging aan X voorgelegd voor het opstellen van de jaarrekening 2007 van B. Hierop heeft X per e-mail van 28 maart 2009, gericht aan G, gereageerd. Op 23 april 2009 is X hiermee onder protest akkoord gegaan;

- op 1 april 2009 vraagt G of X met het voorstel akkoord gaat;

- op 3 april 2009 heeft X aan G medegedeeld voor 2008 een andere accountant te zoeken en heeft hij verzocht om terugbetaling van betaalde voorschotten;

- op 9 april 2009 meldt H dat de statuten en het aandeelhoudersregister van de Holding nog ontbreken;

- deze stukken heeft X kort daarna toegezonden.

2.8 Omdat de jaarrekeningen 2007 niet voor de voorgeschreven datum van 31 januari 2009 bij de Kamer van Koophandel zijn gedeponeerd heeft X bij brieven van 26 februari 2009 respectievelijk 18 maart 2009 een herinnering voor de deponering ontvan-gen.

Bij brieven van 18 april 2009 heeft voorts de Belastingdienst de Holding en het C een termijn gesteld van tien dagen waarbinnen alsnog aangifte VpB zou kunnen worden gedaan onder de mededeling dat anders de aanslag ambtshalve zou worden vastgesteld op een geschat bedrag en een boete zou kunnen worden opgelegd. De Belastingdienst heeft er eveneens op gewezen dat het niet doen van de aangifte strafbaar is.

2.9 Op 14 april 2009 heeft X conform de interne klachtenprocedure van het accountantskantoor een klacht ingediend bij het kantoor. Betrokkene heeft deze klacht persoonlijk afgehandeld en daarop op 22 april 2009 beslist.

In deze beslissing staat onder meer:

‘voor B B.V. werd eind 2007 geen kostenopgave verstrekt omdat de activiteitengroei niet kon worden ingeschat’;

‘alles heeft te lang geduurd, er had tijdig overleg moeten zijn over de planning van de werkzaamheden’;

‘de klacht dat de jaarrekening niet tijdig is gedeponeerd is ongegrond omdat X niet voor tijdige beantwoording van vragen heeft gezorgd’;

‘een deel van de werkzaamheden voor 2008 is reeds uitgevoerd en dient door X te worden voldaan c.q. verrekend met de voorschotten en het verschil dient X terug te ontvangen’.

2.10 In reactie op deze beslissing heeft X bij brief van 1 mei 2009 een aantal vragen aan betrokkene voorgelegd waarop deze bij brief van 29 mei 2009 heeft geantwoord. In dit antwoord is onder meer opgenomen ‘dat voor de jaarrekening 2008 nog geen werkzaamheden zijn uitgevoerd’.

2.11 Bij nota’s van 31 januari 2008, 15 juli 2008, 25 september 2008 en 23 december 2008 zijn voor de loonadministratie van de Holding in rekening gebracht:

- voor januari 2008 € 8,00;

- voor februari tot en met mei 2008 € 33,33, dat is € 8,33 per maand;

- voor juni en juli 2008 € 22,00, dat is € 11,00 per maand;

- voor augustus tot en met oktober 2008 € 33,33, dat is € 8,33 per maand.

Bij e-mail van 23 juni en 30 juni 2009 heeft X, nadat hij daarover vragen heeft gesteld, van G bericht gekregen dat over de maanden juni en juli 2008 niet de juiste bedragen zijn gefactureerd en dat facturatie over augustus tot en met oktober 2008 een repeterende fout betrof.

2.12 Betrokkene is ingeschreven in het accountantsregister bedoeld in artikel 36, eerste lid Wet op de Accountants-Administratieconsulenten ( hierna Wet AA).

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door X ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door X gegeven toelichting ter zitting, de volgende verwijten:

a. betrokkene laat toe dat zijn accountantskantoor zich door het e-mail bericht van 5 (lees: 4) februari 2009, tracht te onttrekken aan bestaande afspraken met betrekking tot B. De kostenopgave op grond van de tarieven dienstverlening 2007 heeft betrekking op de jaarrekening 2007. Voor zover deze geen betrekking heeft op de jaarrekening 2007 maar op de jaarrekening 2006 heeft betrokkene verzuimd ervoor zorg te dragen dat vooraf de tarieven voor het opstellen van de jaarrekening 2007 van deze vennootschap werden meegedeeld en deze schriftelijk werden vastgelegd. Betrokkene heeft daarmee in strijd met bepalingen over ‘honoraria’ en ‘opdrachtaanvaarding’ in de Verordening gedragscode AA’s (VGC) gehandeld;

b. als gevolg van grove nalatigheid van het accountantskantoor van betrokkene is er grote vertraging ontstaan bij het opmaken van de jaarrekeningen 2007 en het indienen van de aangiften vennootschapsbelasting 2007. Betrokkene heeft daarmee in strijd met de VGC gehandeld omdat hij er niet voor heeft zorg gedragen dat zijn accountantskantoor voldoen-de deskundigheid en zorgvuldigheid heeft betracht;

c. betrokkene heeft misbruik van de situatie gemaakt door toe te laten dat van klager geëist werd dat hij, voordat de jaarrekening zou worden opgemaakt, akkoord moest gaan met een tariefsverhoging van 1000 % voor B;

d. betrokkene heeft in strijd gehandeld met de regel in de VGC ‘dat een accountant-administratieconsulent in beroepsmatige en zakelijke betrekkingen eerlijk en oprecht optreedt, hetgeen betekent dat hij, in wat voor functie dan ook, de waarheid geen geweld aandoet of informatie voor eigen gewin manipuleert’. Volgens X is daarvan sprake met betrekking tot:

- de tariefsverhoging per juni 2008 voor de loonadministratie van de holding; op ondoorzichtige wijze heeft het accountantskantoor van betrokkene de maandelijkse factuur van € 8,00 verhoogd naar € 11,00;

- het in rekening brengen van uren voor het opmaken van de jaarrekeningen 2008 van C en het D. Volgens X heeft betrokkene het standpunt ingenomen dat er werkzaamheden ten behoeve van de jaarrekeningen zijn uitgevoerd terwijl dat niet mogelijk is, omdat X is overgestapt naar een ander accountantskantoor.

4. Beoordeling

4.1Op grond van artikel 51 Wet AAis de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2De Accountantskamer stelt voorop dat in een tuchtprocedure als de onderhavige het in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van gemotiveerde betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de registeraccountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 X verwijt betrokkene op een viertal punten, hierboven opgesomd in overweging 3.1 onder a. tot en met d., eerste gedachtestreepje, in strijd met de voor betrokkene geldende beroeps- en gedragsregels gehandeld te hebben, naar de Accountantskamer begrijpt, niet omdat betrokkene de werkzaamheden zelf heeft verricht of nagelaten, maar omdat betrokkene als bestuurder van het accountantskantoor mede verantwoordelijk is voor het gevoerde beleid.

4.4 De Accountantskamer is van oordeel dat beroepsmatig handelen tuchtrechtelijk verwijtbaar kan zijn aan een accountant die de handeling in persoon heeft verricht of nagelaten of die daarvoor als direct verantwoordelijke heeft te gelden. Uit de stukken en de mondelinge toelichting ter zitting is naar voren gekomen dat de bemoeienis van betrokkene bij het accountantskantoor, voor wat betreft de vestiging in [plaats], beperkt is tot zijn bestuurslidmaatschap. Als bestuurder richten zijn werkzaamheden zich op de algemene aangelegenheden van de onderneming. Niet gebleken is dat betrokkene in persoon werkzaamheden voor X heeft verricht of daarvoor de direct verantwoordelijke accountant is geweest. Het mag zo zijn, zoals door X naar voren is gebracht, dat betrokkene als bestuurder mede het beleid van het accountantskantoor, waaronder de vestiging [plaats], bepaalt en daarvoor mede verantwoordelijk is, doch dit is onvoldoende grond om voor onder de directe verantwoordelijkheid van een accountant/kantoorgenoot verrichte beroepshandelingen, voor zover in onderhavige klacht aan de orde gesteld, tuchtrechtelijk verantwoordelijk te kunnen worden gehouden. Reeds hierom is de klacht, voor wat betreft de onderdelen genoemd in rechtsoverweging 3.1 onder a. tot en met d., eerste gedachtestreepje, ongegrond.

4.5 Voor zover de klacht zich richt tegen de afhandeling van de klacht door betrokkene als vermeld in rechtsoverweging 3.1 onder d., tweede gedachtestreepje ligt een en ander naar het oordeel van de Accountantskamer anders. Betrokkene heeft in zoverre persoonlijk werkzaamheden in het kader van de klachtafhandeling verricht en kan in de uitoefening van die werkzaamheden een tuchtrechtelijke norm overschrijden.  

Naar het oordeel van de Accountantskamer zou de tuchtrechtelijke norm van integriteit (zie artikelen A-100.4 sub a. en A-110.1 VGC) door betrokkene worden overschreden als hij blijkens de beslissing op het klaagschrift bewust een foutieve declaratie van kosten, in het nadeel van X, niet zou corrigeren.

Anders dan betrokkene is de Accountantskamer derhalve van oordeel dat ook de accountant, die tot taak heeft klachten namens zijn accountantskantoor te behandelen en af te wikkelen, in de zin van artikel 51 Wet AA handelt in het kader van zijn beroepsuitoefening en derhalve voor deze werkzaamheden aan tuchtrechtspraak is onderworpen.

4.6 In de beslissing van 22 april 2009 heeft betrokkene, in de context van het besluit van X om de jaarrekeningen 2008 door een ander accountantskantoor op te laten maken, overwogen ‘dat voor 2008 een deel van de werkzaamheden is uitgevoerd’. In zijn antwoord aan X in de brief van 29 mei 2009 heeft hij daarentegen geschreven ‘dat er voor de jaarrekening 2008 nog geen werkzaamheden zijn uitgevoerd’. Deze formuleringen lijken naar het oordeel van de Accountantskamer niet in overeenstemming met elkaar en roepen de vraag op wat betrokkene daarmee heeft bedoeld. Naar de Accountantskamer uit de schriftelijke reactie van betrokkene op het klaagschrift en zijn reactie ter zitting heeft begrepen, heeft hij gedoeld op in 2008 uitgevoerde andere werkzaamheden dan in verband met het opmaken van een jaarrekening. Deze uitleg acht de Accountantskamer niet onbegrijpelijk. Voor deze werkzaamheden zijn volgens betrok-kene kosten gemaakt welke op zich door X niet worden bestreden. Zo bezien, kon betrokkene menen dat verrekening van deze kosten met de reeds betaalde voorschotten mogelijk was en wijst dit er niet op dat sprake is geweest van een door betrokkene in zijn beslissing bewust niet gecorrigeerde, onjuiste declaratie van de hand van zijn kantoorgenoot G.

Ook de klacht genoemd onder 3.1 onder d., tweede gedachtestreepje is derhalve ongegrond.

4.7 Het vorenstaande brengt met zich mee dat de klacht tegen betrokkene in alle onderdelen ongegrond moet worden verklaard.

5. Beslissing

De Accountantskamer :

·        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. E.W. Akkerman en G. Mannoury (rechterlijke leden) en  S.L.J. Graafsma RA en J. Maan AA (accountantsleden) en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2010 in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________________

_______________________________________________________________________________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkene dan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag.

Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.