ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0704 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet379.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0704
Datum uitspraak: 01-11-2011
Datum publicatie: 23-03-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet379.2011
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen voorzittersbeslissing. Geen aanleiding voor aanpassing van de beslissing van de voorzitter die de Kamer juist acht. Verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 6

Beslissing van 1 november 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 26 april 2011 met nummer 25.2011 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 379.2011 ingesteld door:

[     ] en [     ],

wonende te Eindhoven,

klagers,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ] ,

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

De voorzitter heeft bij voormelde beslissing beslist op de door klagers op 10 januari 2011 ingediende klacht tegen beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder).

Deze beslissing is bij brief van 12 mei 2011 aan klagers verzonden. Op 25 mei 2011 is het verzetschrift tegen voormelde beslissing ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 september 2011. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klagers hebben het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stellen klagers – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder een onhaalbare betalingsregeling heeft geforceerd. Uit het overzicht inkomsten en uitgaven had de gerechtsdeurwaarder moeten blijken dat er geen ruimte was voor een regeling. Het formulier is door de gerechtsdeurwaarder onjuist beoordeeld. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder klager niet gewezen op financiële steun voor rechtsbijstand en evenmin op de beslagvrije voet.

4. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

‘Een betalingsregeling kan slechts worden getroffen met toestemming van de schuldeiser (artikel 6:29 BW). Deze wilde slechts akkoord gaan met een regeling van € 50,00 per maand. Daar zijn klagers mee akkoord gegaan. Dat de betalingsregeling is afgedwongen blijkt nergens uit. Dat klagers wellicht het gevoel hadden dat de regeling is afgedwongen, is iets anders. Nog los van het antwoord op de vraag of de gerechtsdeurwaarder kan worden verplicht klagers te wijzen op gefinancierde rechtsbijstand, was daar ook geen aanleiding voor. Het betrof een door klagers erkende vordering die in het incassostadium verkeerde. De beslagvrije voet is eerst aan de orde indien er beslag wordt gelegd op een periodiek inkomen zoals loon of uitkering. Het stond klagers vrij de betalingsregeling af te wijzen. Van overtreding van enige regel is geen sprake.’

5. De gronden van het verzet

Klagers hebben in verzet de klacht nader omschreven en gesteld dat de gerechtsdeurwaarder niet zorgvuldig heeft gehandeld. Ter ondersteuning van dit standpunt wijzen zij op een door de gerechtsdeurwaarder gemaakte telfout die nog niet is hersteld.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1       De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting meegedeeld dat hij geen bezwaar heeft tegen de in verzet gegeven nadere omschrijving en aanvulling van de klacht.

6.2       De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat een telfout is gemaakt. Inmiddels is het bedrag van € 9,44 dat teveel was ontvangen, terugbetaald aan klagers. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een rekenfout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken.

6.3       Dat klagers druk hebben ondervonden van de aan hen toegezonden brieven moge zo zijn, doch de inhoud van de aan klager gerichte brieven is normaal van toon. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder niet duidelijk heeft gemaakt in welke hoedanigheid hij zich tot klagers richtte en dat het hier om de incassofase ging.

6.4       Zoals de voorzitter al heeft overwogen is niet gebleken dat de getroffen betalingsregeling is afgedwongen, ook al hebben klagers dat zo ervaren. Dat bij invordering door middel van executiemaatregelen misschien uiteindelijk een beslagvrije voet zou zijn vastgesteld moge zo zijn, doch de proces- en executiekosten die dan zouden zijn gemaakt hebben klagers zich bespaard doordat zij hebben voldaan aan de betalingsregeling.

6.5       Tenslotte is de Kamer met de voorzitter van oordeel dat er voor de gerechtsdeurwaarder geen aanleiding bestond om klagers te wijzen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. Aan de gerechtsdeurwaarder valt dan ook geen verwijt te maken.

6.6       Vorenstaande betekent dat de door klager in verzet aangevoerde gronden naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht werpen op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Er bestaat evenmin aanleiding om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, plaatsvervangend-voorzitter,

mrs. E.C. Smits en J.J.L. Boudewijn , (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter

openbare terechtzitting van 1 november 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.