ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0467 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 150.2010verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0467
Datum uitspraak: 25-05-2010
Datum publicatie: 24-09-2010
Zaaknummer(s): 150.2010verzet
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Profitletter. In verzet wordt door klager de door hem gewraakte brief overgelegd. De Kamer toets aan de eerder vastgelegde normen en oordeelt dat de brief de indruk wekt dat de zaak al in behandeling is bij de gerechtsdeurwaarder terwijl dat niet het geval is. De beslissing van de voorzitter wordt vernietigd en de klacht gegrond verklaard. Er wordt geen maatregel opgelegd. Per 1 augustus 2010 is in werking getreden de door de KBvG uitgevaardigde "bestuursregel Profitletters" waarin voorwaarden worden gesteld voor het gebruik van Profitletters. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 mei 2010 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 16 februari 2010 met nummer 650.2009 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 150.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij brief van 24 oktober 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

De voorzitter heeft bij beschikking van 16 februari 2010 op de klacht beslist. Deze beschikking is bij brief van 17 februari 2010 aan klager verzonden.

Bij brief van 18 februari 2010 heeft klager tegen de beschikking van de voorzitter verzet ingesteld.

Bij brief van 9 april 2010 heeft klager medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 april 2010 waar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 25 mei 2010.

[     ], die als plaatsvervangend voorzitter heeft deelgenomen aan de zitting en het daaropvolgende raadkameroverleg, is vóór de datum van deze uitspraak overleden. Daarom wordt de beslissing in zijn plaats mede gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, tevens plaatsvervangend voorzitter van deze Kamer.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder zich van dubieuze praktijken bedient en allerlei dreigementen uit om mensen te dwingen iets te betalen wat al betaald is. Ter adstructie heeft klager een aan hem gezonden brief van de gerechtsdeurwaarder van 8 oktober 2010 en een betaalbewijs ingezonden.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beschikking van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beschikking van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – de gerechtsdeurwaarder tracht een vordering te innen die al betaald is.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht onder meer overwogen dat klager, die stelt dat de gerechtsdeurwaarder zich van dubieuze praktijken bedien, nalaat om zelfs maar een begin van bewijs van deze stelling te leveren. Klager verwijst slechts naar een door hem beweerdelijk op 20 oktober 2009 ontvangen brief van 8 oktober 2009. Klager heeft noch een kopie van die brief, noch een bewijs van betaling van het door hem genoemde bedrag van € 74,22 ingezonden.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Gelet op de door klager voor het eerst in verzet overgelegde bewijsstukken is de Kamer van oordeel dat de beslissing van de voorzitter niet in stand kan blijven. Hiertoe wordt als volgt overwogen.

6.2 Vaste rechtspraak van de Kamer is dat het gebruik van brieven, zoals de brief van 8 oktober 2009 - de zogenaamde “profitletters”- , op zichzelf niet klachtwaardig is. Een dergelijke brief dient ter voorkoming van de feitelijke inschakeling van een gerechtsdeurwaarder waartoe een schuldeiser na het verzenden van twee aanmaningen kan overgaan. In die zin is de brief een instrument waarbij, alvorens verder stappen worden ondernomen, de debiteur een laatste mogelijkheid wordt geboden alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. De gerechtsdeurwaarder is echter wel verantwoordelijk voor de inhoud van een dergelijke brief. Daarnaast dient er een adequate controle op het gebruik daarvan plaats te vinden.

6.3 De Kamer is ambtshalve bekend met het gegeven dat het instrument “profitletter” aan de orde is geweest in de ledenraad van de KBvG en dat daar overeenstemming is bereikt over daaraan te stellen eisen die in een Verordening zullen worden vastgelegd. Totdat de daaraan te stellen eisen in een verordening zijn vastgelegd zal de Kamer van geval tot geval moeten beoordelen of het gebruik van de profitletter voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

6.4 Bij die beoordeling gaat het om toetsing aan de volgende normen. Houdt de tekst van de brief stand in het licht van de toepasselijke gedragsregel voor gerechtsdeurwaarders (art. 8 Verordening beroeps- en gedragsregels). Anders gezegd: wordt er druk uitgeoefend door het aankondigen van maatregelen, welke de gerechtsdeurwaarder niet uit hoofde van zijn opdracht, de wet en de hem verstrekte titel daadwerkelijk kan nemen. Uit de toelichting op dit artikel blijkt dat de gerechtsdeurwaarder in zijn communicatie met de debiteur niet mag aankondigen dat hij een maatregel zal nemen, wanneer hij nog niet van plan is deze te gaan nemen, maar dat hij zo een maatregel zal kunnen nemen. Daarnaast dient te worden getoetst aan de door de Kamer ontwikkelde norm of de gerechtsdeurwaarder controle uit kan oefenen de inhoud van de brief.

6.5 Getoetst aan de eerste norm acht de Kamer het in zijn algemeenheid niet onzorgvuldig dat er een beeld wordt geschetst van wat er zal gebeuren indien een debiteur (hier klager) niet tot betaling overgaat. De Kamer acht het echter onjuist dat, terwijl daarvan geen sprake is, in deze brief wordt vermeld: “Indien u niet betaald zal [     ] ons opdracht geven u te dagvaarden voor de Rechtbank.” Hiermee zou de indruk gewekt kunnen worden dat de zaak al in behandeling is bij de gerechtsdeurwaarder, terwijl uit de toelichting ter zitting is gebleken dat de zaak zich in een voortraject bij de opdrachtgeefster bevond en nog niet bekend was bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarder.

6.6 Ten aanzien van de tweede norm hebben is ter zitting gebleken dat het een automatisch door [     ] aangemaakte en verzonden brief betrof. Hieruit volgt dat moet worden aangenomen dat de gerechtsdeurwaarder kennelijk geen controle kan uitoefenen op de door [     ] aangemaakte teksten.

6.7 Anders dan klager meent hoeft een in een geautomatiseerd proces vervaardigde brief niet te worden ondertekend. Vermelding onder aan de brief van [     ] is voldoende. Wellicht verdient het aanbeveling te vermelden dat de brief automatisch is vervaardigd en daarom niet is ondertekend. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit onderdeel echter niet gebleken.

6.8 Vorenstaande leidt tot de conclusie dat de tekst van de brief en de controle daarop de te hanteren toets niet kan doorstaan. De beslissing de voorzitter dient te worden vernietigd en de klacht dient gegrond te worden verklaard. Omdat de Kamer er van uitgaat dat de werkwijze (op het kantoor) van de gerechtsdeurwaarder in overeenstemming met wat hiervoor is overwogen zal worden aangepast, acht de Kamer geen termen aanwezig tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet gegrond;

-                     vernietigt de beslissing van de voorzitter van 16 februari 2010;

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend voorzitter en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangend) lid en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 mei 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.